De sabeltandtijger behoort tot de sabeltandkatten en had hoektanden die tot vijftien centimeter lang konden worden. De hoektanden waren voorzien van een fijne karteling, zodat diepe wonden aan prooidieren werden toegebracht. De sabeltandtijger was een bewoner van park- en boslandschappen, maar voelde zich waarschijnlijk ook thuis in grasland met struikgewas. Hij kwam in geheel Eurazië voor. De voorpoten van dit dier waren langer dan de achterpoten. Hij was slank maar krachtig gebouwd, had een opvallend korte staart en uitstulpende onderkaken. Om de grote hoektanden uit de bovenkaak goed te laten functioneren kon de bek tot meer dan 90° openen.
Qua afmetingen was de sabeltandtijger vergelijkbaar met de huidige leeuw, maar hij had een duidelijk ander postuur, dat meer weg had van een hyena. Waarschijnlijk woog een volwassen sabeltandtijger 250 tot 300 kg.
Het hielbeen van de sabeltandtijger is in vergelijking met andere katachtigen vrij kort. Vanwege dit korte hielbeen en de korte staart ging men ervan uit dat sabeltandtijgers zoolgangers waren. Alle recente katten zijn echter teengangers. Tegenwoordig denkt men dat de sabeltandtijger tussen zool- en teengangers in zat, oftewel dat zijn manier van lopen tussen die van beren en leeuwen lag. Hoe het ook zij, de bouw van de poten geeft in ieder geval aan dat het een slechte springer was en een andere jachtmethode moet hebben gehad dan de huidige katachtigen. Huidige katachtigen doden door een beet in de nek of schedelbasis, of verstikken de prooi door in de neus te bijten. De lange hoektanden van de sabeltandtijger maakten deze jachtmethode onmogelijk, omdat het risico van afbreken of beschadiging erg groot was. De hoektanden waren voorzien van een kartelrand, waardoor de levensduur van het snijgedeelte van de hoektanden verlengd werd. Om de hoektanden diep in het vlees te laten dringen waren krachtige nekspieren nodig, evenals sterke halswervels.
De sabeltandtijger was minder flexibel dan de huidge katachtigen; borst- en lendewervels waren compacter en massiever. De lange poten maakten hem waarschijnlijk geschikter als langeafstandsjager, evenals de hyena, niet als sprinter. Mogelijk viel hij ook aan vanuit een hinderlaag. De grote hoektanden en de krachtige voorpoten wijzen erop dat het een actieve jager was, die vooral op dikhuidige prooidieren joeg. Vooral jonge mammoeten, maar ook neushoorns en nijlpaarden vielen mogelijk ten prooi.
De grote hoektanden lijken niet geschikt voor een beet in de nek. Bovendien waren de prooien daar te groot voor. Vermoedelijk joeg deze katachtige dan ook vanuit een hinderlaag: de krachtige voorpoten werden gebruikt om de prooidieren omver te werpen, zodat de zachte buik vrijkwam. Na een beet bloedde de prooi dan snel dood. Ook een beet in de keel kon meteen dodelijk zijn.
In de tijd van de sabeltandtijger leefden er nog andere carnivoren, zoals Panthera en mogelijk Megantereon. Elke soort nam zijn specifieke plaats in, waardoor voedselconcurrentie zoveel mogelijk werd beperkt: de ene soort joeg op olifanten, de ander op zwijnen. Ook door bijvoorbeeld 's nachts actief te zijn meden de dieren elkaar.
Fossiele sabeltandtijgers zijn in geheel Eurazië gevonden, maar het aantal fossielen is schaars. Enkele belangrijke vindplaatsen van zijn Incarcal in Spanje, Senèze in Frankrijk en Robin Hood Cave en Pin Hole Cave in Engeland.
De sabeltandtijger leefde van drie miljoen jaar tot ongeveer 28.000 jaar geleden. Lang ging men er van uit dat deze sabeltandtijger ongeveer een half miljoen jaar geleden was uitgestorven, maar een in de Noordzee gevonden onderkaak werd gedateerd op 28.000 jaar oud. In Azië stierf de soort uit in het Midden-Pleistoceen, maar in Europa overleefde waarschijnlijk een zeer kleine populatie tot in het Laat-Pleistoceen. Mogelijk stierf de sabeltandtijger uit door toenemende concurrentie van andere soorten, waaronder wellicht de mens en was hij onvoldoende in staat zich aan te passen aan veranderingen in zijn omgeving. Ook mammoet, neushoorn en andere grote grazers verdwenen in het Laat-Pleistoceen en daarmee verdween tevens de belangrijkste voedselbron van de sabeltandtijger.
Homotherium behoorde tot een groep van grote sabeltandkatten die ongeveer drie miljoen jaar geleden uit Machairodus ontstond. Gedurende het Pleistoceen waren er twee vertegenwoordigers in Eurazië, namelijk H. crenatidens uit het Vroeg-Pleistoceen leefde en H. latidens. Deze indeling staat nog ter discussie en onderzoek nog moet uitwijzen of deze soorten wellicht zelfs tot dezelfde soort behoren.
Een onderkaak zonder tanden en kiezen uit de Oosterschelde was het eerste Nederlandse fossiel van een sabeltandtijger. De tweede vondst kwam tevoorschijn tussen schelpenmateriaal afkomstig van drie zuiglocaties in de Westerschelde en de Noordzee. Het betreft een hielbeen waarvan de ouderdom niet kan worden vastgesteld, omdat de exacte herkomst niet precies is aan te geven. Uit Het Gat werd in 2001 het distale uiteinde van een opperarmbeen opgevist. Uit deze laatste vondst blijkt dat H. latidens in het late Vroeg-Pleistoceen voorkwam. Een bijzondere vondst is een goed geconserveerde onderkaak, afkomstig uit de Noordzee nabij de Bruine Bank. Deze onderkaak werd gedateerd op ongeveer 28.000 jaar. Dit fossiel maakt duidelijk dat de sabeltandtijger nog deel uitmaakte van de fauna van de mammoetsteppe in Noordwest-Europa gedurende het het Laat-Pleistoceen.
- Dennis van den Berge, Naturalis
Hoek Ostende, L. W. van den, M. Morlo & D. Nagel, 2006. Fossils explained 52. Majestic killers, the sabre-toothed cats. - Geology Today 22(4): 150-157.
Hooijdonk, K. van, 1999. De vondst van een calcaneum of hielbeen van een Pleistocene sabeltandtijger. - Cranium 16(2): 102-104.
Hooijdonk, K. van, 2003. Wetenswaardigheden over Homotherium. Was Homotherium een zoolganger of teenganger? - Cranium 20(2): 23-29.
Mol, D., J. de Vos & L. van den Hoek Ostende. Zoogdieren van Nederland gedurende de IJstijd (in prep.).
Post, K., D. Mol, J. Reumer, J. de Vos & C. Laban, 2001. Een zoogdierfauna met twee(?) mammoetsoorten uit het Bavelien van de Noordzeebodem tussen Engeland en Nederland. - Grondboor & Hamer 55: 1-22.PDF
Reumer, J. W. F., L. Rook, K. van der Borg, K. Post, D. Mol & J. de Vos, 2003. Late Pleistocene survival of the saber-toothed cat Homotherium in northwestern Europe. - Journal of Vertebrate Paleontology 23(1): 260-262.