De muskusos was het meest geharde dier van de laatste ijstijd en ook nu is er geen andere grote grazer die in zulke koude omstandigheden kan overleven. Met hun dichte wollen vacht doorstaan muskusossen temperaturen van tientallen graden onder het vriespunt. Tijdens de laatste ijstijd leefden ze samen met mammoeten en wolharige neushoorns. Toen het extreem koud werd, vertrokken de laatste twee, maar de muskusos hield stand.
Hoewel muskusossen op runderen lijken, zijn ze meer verwant met schapen. Vroeger dacht men dat de muskusos een positie tussen beide diergroepen innam en dit verklaart ook de wetenschappelijke naam van het geslacht (ovis = schaap, bos = rund).
De muskusos heeft een gedrongen en robuust uiterlijk. Volwassen dieren kunnen een lengte bereiken tot 245 cm en een hoogte tot 150 cm. Stieren zijn iets groter dan koeien. Door de lange vacht, die soms over de grond sleept, lijkt de muskusos laag op de poten te staan, maar dit is slechts schijn. Als hij geschoren zou worden, zou er een slank dier verschijnen dat vrij hoog op de poten staat en nog het meest weg heeft van een schaap. De lange, dichte vacht bestaat uit een zeer fijne bruinzwarte wol. Het is deze winterjas die de muskusos beschermt tegen extreme temperaturen die in zijn huidige leefgebied, maar ook tijdens de laatste ijstijd in Nederland, waarden bereik(t)en tot wel 50 °C onder nul. De buitenste haren zijn stug en wel 90 cm lang. Sneeuw glijdt hier gemakkelijk vanaf. Muskusosharen zijn de langste in het dierenrijk. Onder de lange buitenharen zit een hoogwaardige wol die perfecte isolerende eigenschappen bezit. Koeien zijn te herkennen aan het witte haar op hun voorhoofd.
De kop van de muskusos lijkt te groot in verhouding tot het lichaam. Beide seksen dragen hoorns. Net als bij schapen zijn deze niet naar boven maar naar beneden gericht. Ze draaien vervolgens in een bocht naar voren. Aan de bovenzijde groeien de hoorns over het voorhoofd en de bases van de hoornschedes raken elkaar, zodat een soort helm ontstaat.
Stieren scheiden via speciale klieren bij de geslachtsorganen een sterke muskusgeur af. Tijdens het plassen vermengt deze geur zich met de urine. Hierdoor kan de muskusos binnen korte tijd een groot territorium afbakenen. Aan de zeer sterke en penetrante geur, die bovendien erg lang bijft hangen, hebben de dieren niet alleen hun populaire maar ook hun wetenschappelijke soortnaam te danken.
Muskusossen zijn aangepast aan een leven in arctische en subarctische omstandigheden. Ze gedijen het best op een open toendra, waar ze zich voeden met grassen, mossen, kruiden, bessen en takken en bladeren van dwergberk en dwergwilg.
's Zomers leven ze in kuddes van 10-12 dieren. Elke kudde bestaat uit een dominante stier en meerdere koeien. Tijdens de geboortetijd, eind mei tot eind juni, komen daar kalfjes bij. Meestal werpt elke koe een kalf. Stieren zonder harem leven solitair. 's Winters sluiten de kuddes en solitaire stieren zich aaneen tot grotere groepen, die een omvang van 50 dieren kunnen bereiken.
De paartijd valt na de werptijd in de zomer. Door gevechten en het afscheiden van hun sterke muskusgeur bepalen de stieren hun dominantie. Alleen een winnende stier mag met de koeien paren. Tijdens duels stormen twee rivalen met grote snelheid op elkaar af en stoten hun koppen tegen elkaar. De klap is tot op twee kilometer in de omtrek te horen. De klap van deze kopstoten wordt opgevangen door de helm van hoorns op de kop.
Muskusossen hebben weinig natuurlijke vijanden. Alleen van wolven die in jachtgroepen opereren en van een enkele bruine beer hebben ze gevaar te duchten. Tijdens de ijstijd joegen wellicht ook grottenleeuwen en grottenhyena's op muskusossen. Wanneer er gevaar dreigt, vormen de dieren in de kudde een cirkel om de jongen. Daarbinnen zijn de jongen veilig. De volwassen dieren staan met de hoorns naar buiten gericht, zodat een muur van scherpe punten richting belagers prikt.
Door zijn dichte vacht krijgt een muskusos het snel warm. Het dier kan dan ook niet in gebieden leven waar de temperatuur te hoog oploopt. Het verspreidingsgebied is daarom beperkt tot arctische toendra's, waar de temperatuur 's zomers niet boven 10 °C komt. Tegenwoordig leeft de muskusos binnen de poolcirkel van Alaska, Groenland en Siberië (waar ze opnieuw zijn uitgezet). Tijdens de ijstijd hadden de dieren een veel grotere verspreiding. Op vrijwel het hele noordelijk halfrond was het toen koud. Muskusossen kwamen destijds voor van Europa tot het uiterste oosten van Siberië. De dieren leefden ook in Noord-Amerika. Midden-Frankrijk was het zuidelijkste punt in Europa.
De Pleistocene muskusos leefde tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, ongeveer 100.000-10.000 jaar geleden. Op de overgang van de laatste ijstijd naar het warmere Holoceen verdween de soort uit Europa. De dieren trokken zich terug naar koudere regionen binnen de poolcirkel. In Siberië wisten ze zich nog te handhaven tot 2900 jaar geleden.
De precieze afstamming van de muskusos is onbekend. Gezien zijn verwantschap met schapen en geiten moet de muskusos een gemeenschappelijke voorouder met deze dieren hebben gehad. Wetenschappers gaan ervan uit dat de muskusos nauw verwant is met de takin (Budorcas taxicolor), een Aziatische geit, en met de tahr, een groep Aziatische wilde geiten.
Rond een miljoen jaar geleden leefde in Europa een aan warmere omstandigheden aangepaste muskusos, Praeovibos priscus. Resten van deze soort, die veel groter kon worden dan de muskusossen van nu, zijn onder meer opgevist van de bodem van de Noordzee. De relatie tussen Praeovibos en Ovibos is nog onderwerp van studie.
Muskusossen kwamen in kleine aantallen in ons land voor en vandaar dat we botresten slechts sporadisch tegenkomen tussen de honderdduizenden fossielen van andere ijstijdzoogdieren. Nederlandse museumcollecties en privéverzamelingen zijn niet meer dan enkele honderden botten van het dier rijk en het aantal schedelfragmenten is op de vingers van twee handen te tellen. Meestal beperken de schedelfragmenten zich tot het robuuste achterhoofd met de aanzetten van de hoornhelm. De snuit is veel fragieler en gaat snel verloren. Op 15 februari 2007 kreeg een Katwijkse viskotter echter een zeer complete schedel in de netten. Deze schedelvondst geeft veel nieuwe informatie en is daarom van wetenschappelijk belang. Aan de kop ontbreken alleen de hoornpunten, het neusbeen en de tanden. Van het gebit zijn alleen de twee achterste kiezen bewaard gebleven. De schedel is eigendom van amateurpaleontoloog Klaas Post uit Urk.
De Noordzee is nog steeds onze rijkste vindplaats van de Pleistocene muskusos. Meerdere schedelfragmenten zijn in visnetten omhoog gehaald. Daarnaast worden resten van de muskusos af en toe aangetroffen tijdens baggerwerkzaamheden in de uiterwaarden van grote rivieren. Zo is een schedelfragment met hoornpitten opgebaggerd uit de Maas bij Rossum. Deze schedel wordt bewaard in de collectie van Naturalis. Ook een zandzuigput in de Bemmelse Waard bij Bemmel in Gelderland heeft een schedelfragment opgeleverd.
- Kirsten Veldhoen, Naturalis
Hoek Ostende, L. W. & D. Mol, 1997. Portret van het Pleistocene zoogdier de muskusos. - Cranium 12(1):