Het damhert is een typische verschijning in de warme perioden van het Laat-Pleistoceen. Zijn voedsel bestond uit bladeren, kruiden en gras. Het gebit is vrij laagkronig. Deze bosrandbewoner was herkenbaar aan het vlekkenpatroon op hun flanken. Een bok had een schoffelvormig gewei met een aantal vertakkingen. Omdat de soort hier zich alleen thuisvoelde in de interglacialen, worden resten niet vaak gevonden.
De hindes zijn over het algemeen iets kleiner dan de bokken en hebben geen gewei. Damherten worden tot 235 cm lang en hebben een schofthoogte tot 105 cm. Hun poten zijn lang en hun kop is vrij smal. Ze hebben een vrij lange staart van ongeveer 20 cm waaraan ze gemakkelijk te herkennen zijn. Het gewicht van een volwassen damhert varieert van 35 tot 150 kilo, afhankelijk van geslacht en voedselaanbod. 's Zomers hebben damherten een dunne vacht en zijn ze roodgeel tot grijsbruin van kleur, 's winters wordt de vacht dikker en donkerder en verliest het zijn stippenpatroon.
Damherten leven doorgaans in kleine roedels van ongeveer twintig individuen in uitgestrekte loofbossen. Volwassen bokken leven in aparte roedels en komen alleen tijdens de bronsttijd bij de hindes. Damherten zijn niet territoriaal, maar hebben wel een favoriet gebied, waar ze de meeste tijd doorbrengen. Overdag zijn damherten vrij actief, maar in drukke gebieden met veel verstoring komen ze vaak pas tijdens de schemering tevoorschijn. Grazen een groot deel van de tijd in beslag. Het voedsel is sterk afhankelijk van de omgeving. Over het algemeen leven ze vooral van bladeren, maar ook gras kan een belangrijk deel van het dieet vormen.
Tijdens het Pleistoceen kwam het damhert vooral in het zuiden van Europa voor. Tijdens de interglacialen kwamen ze ook voor in Noord-Europa, zelfs in Nederland, waar we fossiele damherten tegenkomen in dezelfde fauna's als bijvoorbeeld nijlpaarden. Aan het eind van het Pleistoceen, tijdens de laatste ijstijd, kwam het damhert alleen nog voor in Klein-Azië. Hoewel ze nog maar een klein natuurlijk verspreidingsgebied hadden, veranderde dat toen de Phoeniciërs en de Romeinen ze meenamen door heel Europa. De damherten pasten goed in hun nieuwe omgeving en de populatie groeide gestaag. Nog later is het damhert naar alle uithoeken van de wereld meegenomen. Op dit moment leven er damherten op alle continenten, behalve op Antarctica. In Nederland is dit hert geïntroduceerd op de Veluwe en in de duinen.
Damherten komen bij ons voor sinds het Pleistoceen. Uit vondsten van fossielen in onder andere Engeland en Duitsland blijkt dat deze hertensoort al tijdens het Holsteinien (400.000 jaar geleden) in Noord-Europa voorkwam. De laatste keer dat damherten in Nederland opdoken was waarschijnlijk tijdens het Eemien, een periode van het Pleistoceen toen het warmer was dan tegenwoordig. Toen het weer kouder werd, kromp hun leefgebied en overleefden ze uitsluitend in Klein-Azië.
Over de precieze afstamming van het damhert is weinig bekend. DNA-analyses hebben aangetoond dat het waarschijnlijk nauw verwant is aan het reuzenhert. Die heeft net als het damhert een afgeplat gewei. De voorouder van het damhert wordt echter gezocht tussen hertensoorten met een simpeler stanggewei.
Damherten zijn nauwelijks veranderd sinds het Pleistoceen, iets wat blijkt uit de vele gevonden botresten in Europa. Tijdens het Pleistoceen kwamen er twee ondersoorten voor. Dama d. clactoniana, een grotere versie van het recente damhert dat vooral tijdens het Holsteinien (400.000 jaar geleden) voorkwam en D. d. dama, het huidige damhert, dat sinds het Eemien in Europa voorkomt. Ook tegenwoordig leven er nog ondersoorten: het Europese damhert (D. d. dama) en het Perzische damhert (D. d. mesopotamica). Deze laatste wordt met uitsterven bedreigd.
Uit het Pleistoceen zijn in Nederland nauwelijks resten van damherten gevonden. Uitzonderingen zijn een vrijwel complete linker geweitak uit Luttenberg en een geweistang uit de Westerschelde. Deze laatste wordt bewaard in de collectie van Naturalis in Leiden. Wel zijn er op de Maasvlakte uit verschillende perioden van het Pleistoceen kiezen gevonden die waarschijnlijk van damherten zijn. Elders in Europa worden vaker fossiele resten van damherten gevonden, zoals in het Boven-Rijngebied in Duitsland. Daar is zelfs een vindplaats waar nagenoeg complete damhertskeletten zijn opgegraven.
- Erik Rotteveel, Naturalis
Chorlton, W., J. & R. de Weger, 1988. IJstijden. - Time-life boeken, Amsterdam. 176p.
Geist, V., 1999. Deer of the world : their evolution, behaviour and ecology. - Swan Hill Press, Shrewsbury. 421p.
Kolfschoten, T. van & L. Zijlstra, 1992. Het fossiele damhert (Dama dama) van Luttenberg, Overijssel. - Cranium 9(2): 109-112.