De veelvraat (Gulo gulo) is een van de grootste op het land levende marterachtigen. De naam veelvraat is een verbastering van het Noorse woord fjellkatte, wat bergkat betekent. Het dier is een uitstekende jager. Schlossers veelvraat (Gulo schlosseri), een naaste verwant, leefde in het Vroeg- en Midden-Pleistoceen. Er is over dit dier niet veel bekend.
Een veelvraat is ongeveer even groot als een das (Meles meles). Gulo gulo is iets groter dan Gulo schlosseri was. Veelvraten zijn middelgrote dieren met een gedrongen kop, sterke kaken, kleine oren en korte poten met flinke nagels. De vacht is donkerbruin met lichtere plekken op kop en flanken. Opvallend is de dichte beharing. Hun gedrongen en gespierde bouw maakt veelvraten tot echte krachtpatsers. Ze kunnen een lengte bereiken van 70-100 cm. De staart meet 18-23 cm. Een volwassen veelvraat kan een gewicht halen van 10-20 kg. Mannetjes zijn ongeveer 30% groter dan vrouwtjes.
Veelvraten zijn gebonden aan een vast territorium dat ze regelmatig doorkruisen op zoek naar voedsel. Ze markeren de grenzen van hun leefgebied met geurklieren aan hun staart, die een sterke geur afgeven.
De Pleistocene Schlossers veelvraat leefde vooral van kleine zoogdieren of aas, maar de dieren knaagden vermoedelijk ook aan botten. Dit is gebleken uit de Siberische vindplaats Berelekh: bijna 20% van de daar aangetroffen mammoetbeenderen was aangeknaagd door veelvraten. Het is dus zeker niet uit te sluiten dat sommige van de knaagsporen op Laat-Pleistocene botten in ons land ook door ('gewone') veelvraten zijn gemaakt. Moderne veelvraten verschalken af en toe prooien die veel groter zijn dan zijzelf, zoals jonge elanden en volwassen rendieren. Aangenomen wordt dat Schlossers veelvraat dit ook deed.
Vondsten van de Vroeg- tot Midden-Pleistocene Schlossers veelvraat zijn slechts bekend van een aantal vindplaatsen in Roemenië, Hongarije, Frankrijk, Duitsland, Nederland en Engeland. De uiteenlopende vindplaatsen geven aan dat de soort een groot verspreidingsgebied had. Het beperkte aantal vondsten duidt er echter op dat Schlossers veelvraat ook toen een zeldzame verschijning was en dat populaties beperkt van omvang waren. De Laat-Pleistocene 'gewone' veelvraat had waarschijnlijk een grotere verspreiding. Hij kwam in vrijwel heel Europa voor en ook verder naar het oosten, tot in Siberië. De Siberische vindplaats Berelekh leverde een 12.000 jaar oude mummie van een veelvraat op. Tegenwoordig komt de veelvraat nog steeds voor in een enorm gebied, dat zich uitstrekt van Noord-Europa en noordelijk Azië tot in Noord-Amerika en Canada.
Schlossers veelvraat leefde van het Vroeg- tot Midden-Pleistoceen, de 'gewone' veelvraat in het Laat-Pleistoceen.
De 'gewone' veelvraat stamt af van Schlossers veelvraat. Die stamt op zijn beurt af van een kleinere veelvraat, Gulo minor.
Veelvraten waren zeer zeldzaam in Pleistocene fauna's, niet alleen in Europa en Azië maar ook in Noord-Amerika. Een uitzondering is Tornewton Cave in Engeland. In het zogenaamde Glutton Stratum is een aantal fossielen van de 'gewone' veelvraat gevonden. Uit Nederland zijn twee vondsten van veelvraten bekend. Een linker onderkaak met twee kiezen erin is opgebaggerd uit de Put van Weber, een zandwinningput in Nieuwegein. Zowel in grootte als in een aantal morfologische kenmerken komt de kaak overeen met Schlossers veelvraat. In 2007 is van de Noordzeebodem een onderkaak afkomstig uit het Laat-Pleistoceen opgevist met tanden en kiezen er nog in; deze is van de 'gewone' veelvraat.
- Kirsten Veldhoen, Naturalis
Mol, D., J. de Vos, R. Bakker, B. van Geel, J. Glimmerveen, H. van der Plicht & K. Post, 2008. Kleine encyclopedie van het leven in het Pleistoceen. Mammoeten, neushoorns en andere dieren van de Noordzeebodem. - Uitgeverij Veen Magazines, Diemen. 233p.
Mol, D., W. van Logchem, K. van Hooijdonk & R. Bakker, 2008. The saber-toothed cat of the North Sea. - DrukWare, Norg. 159p.