Geologie van Nederland
is een initiatief van

Jura

145,5 - 199,6 miljoen jaar geleden

Een zwartgrijze rooksliert kringelt omhoog, een penetrante zwavelgeur hangt tussen de bomen. Boomvarens geven de vulkaan een uiterlijk zoals we die kennen uit Indonesië of Nieuw Zeeland. In het laagland erachter struinen dinosauriërs en in de lucht zweven pterosauriërs. Heel in de verte glinstert een zeearm. Dit is Nederland tijdens het Jura, zo'n honderdzestig miljoen jaar geleden.

De wereld van het Jura

De Tethyszee dreef vanuit het oosten een steeds grotere wig in het voormalige supercontinent Pangea. De noordelijke helft ervan, Laurazië, raakte bovendien gekliefd door de zich openende Atlantische Oceaan. Hierdoor ontstonden er tijdens het Laat-Jura kleine gebergtes en laaggelegen bekkens in Noordwest-Europa. Het was een warme periode, waarin ijskappen op de polen ontbraken. De zeespiegel stond wereldwijd vrij hoog, vooral aan het begin van het tijdvak. De dinosauriërs kwamen op en deze kolossen waren op alle continenten te vinden. Sauriërs zoals Ichthyosaurus en Plesiosaurus heersten ook in de zeeën en in de lucht. De eerste vogel koos het luchtruim, terwijl de zoogdieren steeds diverser werden. Toch was hun rol maar klein in deze door reptielen gedomineerde wereld.

Waar lag Nederland op de wereldbol?

Pangea viel tijdens het Jura grotendeels uiteen. De Tethyszee doorsneed de resten van het supercontinent van oost naar west. De ondiepe randzeeën ervan strekten zich uit tot onze omgeving. De continenten ten noorden van de Tethyszee (Noord-Amerika, Europa en Azië) vormden samen nog een geheel, Laurazië. Nederland lag op de zuidoostkant van Laurazië, op ongeveer veertig graden noorderbreedte en dreef verder naar het noorden. Ten westen van Nederland begon de Atlantische Oceaan zich te vormen.

Nederland in het Jura

Vroeg Jura.

Nederland was in het Vroeg-Jura grotendeels bedekt door zee. De kustzone lag rond onze zuidgrens. Verder zuidelijk bevond zich het heuvelland van het Londen-Brabantmassief en in het zuidoosten het heuvelland van het Rijnsmassief. De Jurazee stond in verbinding met de tropische Tethyszee in het zuiden en met zeeën die rond de Noordpool lagen. In de loop van het Jura werd het onrustig. Verschillende stukken van Nederland werden flink opgeheven. Tussen nieuwgevormde heuvelruggen lagen vrij kleine en diepe sedimentatiebekkens. De Jurazee was in dit afwisselend landschap teruggedrongen in de marges. Deze periode van onrust hangt samen met het openen van de Atlantische Oceaan. Terwijl dinosauriërs water, land en luchtruim domineerden, vormde zich een forse vulkaan ten zuiden van Vlieland, de Zuidwalvulkaan.

Klimaat

Laat Jura.

Het Jura is een vrij warme periode, waarbij (sub)tropische omstandigheden zich tot ver boven de evenaar uitstrekten. Nederland lag in een subtropische klimaatzone, waarin halfdroge tot enigszins natte omstandigheden resulteerden in een halfopen landschap dat iets weg moet hebben gehad van de Afrikaanse savannes. Op hogere bergen, zoals de Zuidwalvulkaan, viel meer neerslag. Helemaal aan het einde van het Laat-Jura werd het klimaat in Nederland droger, wat onder meer terug te vinden is lokale zoutafzettingen van hypersaliene lagunes.

Leven

Tijdens het Jura was het land in de omgeving van Nederland bedekt met halfopen bossen. In de open gebieden groeiden vooral varens en zaadvarens. Daarnaast waren er cycaspalmen en Bennettitales (een uitgestorven groep planten die wat betreft hun bladeren op de cycaspalmen leken, maar andere voortplantingsorganen hadden) en kwamen wat zeldzamer ook Ginkgo-bomen voor. Langs rivierlopen vormden de grotere planten en bomen waarschijnlijk meer gesloten bossen. Op de flanken van de Zuidwalvulkaan hebben waarschijnlijk naaldbossen gestaan.

 

Aan de kust ontwikkelde zich een mangrove-achtig biotoop, gevormd door zaadvarens en een conifeersoort. We hebben nauwelijks plantenfossielen uit het Jura in de Nederlandse ondergrond (alleen fossiel stuifmeel is bekend), maar in de ons omringende gebieden (bijvoorbeeld in Engeland, Frankrijk en Duitsland) zijn deze wel goed bewaard gebleven. Datzelfde geldt ook voor fossiele dieren, maar het Jura heeft met name in Duitsland fantastische dierenfossielen opgeleverd. In het Vroeg-Jura zijn dat nog de complete skeletten van vishagedissen, zeekrokodillen en plesiosauriërs. Aangezien deze ook uit Zuid-Engeland bekend zijn, zullen deze zeereptielen ook in onze streken hebben rondgezwommen. Hypersaliene lagune-afzettingen uit het Laat-Jura in Duitsland leveren volledige skeletten van vliegende sauriërs en kleine dinosauriërs. Een daarvan had veren: de oervogel Archaeopteryx.

 

De weinige werkelijk grote fossielen die we kennen uit zeeafzettingen van het Jura sluiten aan bij het faunabeeld uit de ons omringende landen. In het water zwommen onder andere vissen en ammonieten (inktvissen met schelpen). De bodem van de zee werd destijds bewoond door onder meer tweekleppigen, slakken en stekelhuidigen. In de Winterswijkse steengroeve zijn in afzettingen uit het Jura alleen ammonieten teruggevonden.

Afzettingen

Juragesteenten worden tot vier groepen gerekend: de Altena Groep, de Schieland Groep, de Scruff Groep en de Niedersachsen Groep.

De Altena Groep uit het Vroeg- en Midden-Jura vertegenwoordigt de periode waarin Nederland grotendeels bedekt was door zee. Deze groep bestaat vooral uit marien zand, (organisch rijke) klei en kalksteen. Pas in het jongste deel vinden we meerdere afzettingen. De afzettingen van deze groep kunnen tot achttienhonderd meter dik zijn en komen nog voor in verschillende geïsoleerde bekkens in onze ondergrond. Kleiige afzettingen van de Altenagroep komen op enkele plaatsen in de omgeving van Winterswijk aan de oppervlakte.

 

De Schieland-, Scruff- en Niedersachsen Groepen uit het Laat-Jura vertegenwoordigen zowel mariene als terrestrische milieus. Ze zijn tot maximaal tweeëneenhalve kilometer dik. Er vormden zich in Nederland verschillende kleinere bekkens, die elk een eigen afwisseling van zee- en landcondities kenden. De Scruff Groep, die voorkomt onder de Nederlandse Noordzee, is vrijwel helemaal in zee gevormd. In de Niedersachsen Groep komen ook zoutafzettingen voor.

 

Naast deze groepen is er nog de Zuidwalformatie, die de vulkanische afzettingen van de Zuidwalvulkaan nabij Vlieland omvat.

Wat zien we aan het oppervlak?

Slechts hele kleine fragmentjes van de Jurageschiedenis vinden we bovengronds terug. In de steengroeve bij Winterswijk is een zogenaamde subrosiepijp. Dit is een oplossingspijp in de Muschelkalk van het Trias, gevuld met mariene kleien uit het Vroeg-Jura. De kleien zijn ook op een paar plekjes in beekbodems en in sloten ten oosten van Winterswijk waar te nemen. In een heel klein gebied bij het buurtschap Kotten, eveneens bij Winterswijk, liggen gesteenten uit het Midden-Jura vrijwel aan de oppervlakte.

Delfstoffen

In de Nederlandse ondergrond komt aardolie voor die in het Juratijdperk gevormd is. De olie is ontstaan uit organisch materiaal, dat ingevangen was in kleien van de Altena Groep. Vanuit dit zogenaamde moedergesteente kroop de olie als het ware omhoog in het erboven liggende zandsteen, het zogenaamde reservoirgesteente. In ditzelfde gesteente kon zich ook gas ophopen. Jurazandsteen vormt een zogenaamd reservoirgesteente, waarin olie en gas wordt vastgehouden.

 

- Frank Wesselingh, Lars van den Hoek Ostende en Han van Konijnenburg, Naturalis