Zesenzestig miljoen jaar geleden volstond een reis naar Maastricht voor een tropische duikvakantie. Tijdens het allerlaatste staartje van het Krijt lag daar een ondiepe zee met verspreide koraalbanken. Tussen het koraal leefde een grote verscheidenheid aan dieren zoals mosdiertjes, foraminiferen en schelpen. Erboven zwommen ammonieten, zeeschildpadden, haaien en grote roofzuchtige maashagedissen. Het bijbehorende hotel zou net over grens in de Ardennen kunnen hebben gelegen, destijds een heuvelland met halfopen naaldbossen. Een safari naar hadrosauriërs, dino's met reusachtige eendenbekken, had tot de mogelijkheden behoord.
Tijdens het Krijt was de aarde een 'broeikaswereld'. De temperaturen waren hoog, vooral op gematigde breedtes en zelfs aan de polen, waar ijs ontbrak. Omdat er geen ijs was en opgewarmd zeewater uitzet, was de zeespiegelstand wereldwijd hoger dan tegenwoordig. Een groter deel van de continenten was dan ook bedekt door ondiepe zeeën.
Het Krijt is ook het tijdperk van de dinosauriërs. Deze domineerden het land. Het einde van het Krijt kwam met een enorme knal. De inslag van een tien kilometer grote asteroïde op Yucatan, in het huidige Mexico, zorgde voor een ineenstorting van alle terrestrische ecosystemen en een groot deel van de mariene ecosystemen op aarde. De klap veroorzaakte enorme vloedgolven en een korte maar hevige klimaatcrisis. Dinosauriërs en mariene organismen zoals ammonieten stierven met de inslag, of vlak erna, uit.
Moderne plant- en diergroepen kondigden zich in het Krijt al aan. In dit tijdperk ontstonden de eerste bloemplanten en veel van de zoogdier- en vogelfamilies die vandaag de wereld bevolken.
Tijdens het Krijt werd de Tethyszee steeds groter, raakten de continenten steeds verder gefragmenteerd en begon de Atlantische Oceaan haar huidige vorm te krijgen.
Tijdens het Krijt dreven Noord-Amerika en Eurazië verder uiteen, waardoor er ruimte kwam voor de noordelijke Atlantische Oceaan. Europa en Azië werden aan de zuidkant begrensd door de tropische Tethyszee. De uitlopers van deze zee konden af en toe het gebied rond Nederland bereiken. Nederland kwam op de westrand van het Euraziatische continent te liggen aan de Atlantische Oceaan en lag nu ter hoogte van de Middellandse Zee (ongeveer vijfendertig graden noorderbreedte). Toch schoof ons land nog steeds langzaam naar het noorden.
Nederland tijdens het Krijt is veel meer dan de tropenzee van het Laat-Krijt die we kennen uit de kalksteen van Zuid-Limburg. Gedurende het Vroeg-Krijt (ongeveer tussen 145 en 130 miljoen jaar geleden) was Nederland in beweging. Er was een gevarieerd landschap te zien met heuvelruggen die omhoog kwamen en bekkens die afwisselend werden bezet door rivieren, meren, laagland en zee.
De periode waarin de Atlantische Oceaan zich opende was geologisch zeer heftig. Het omliggende land schudde op zijn grondvesten. Stukken van Nederland kwamen omhoog. Rond honderddertig miljoen jaar geleden brak een periode van rust aan. De heuvelgebieden begonnen af te slijten en ook de bekkens kwamen meer tot rust. Tegelijkertijd steeg de zeespiegel en raakte Nederland meer en meer vanuit het noordwesten bedekt door zee. Tijdens het Laat-Krijt was Nederland bijna helemaal bedekt door een zee, die van tijd tot tijd verbonden was met de zuidelijker gelegen Tethyszee. Het uiterste zuidoosten van Limburg lag tegen de kustzone van het achterliggende Ardennengebied aan.
In het algemeen was het Krijt een stuk warmer dan vandaag de dag. Tot ver noordelijk heersten subtropische omstandigheden en op de Noordpool waren jaartemperaturen soms gemiddeld hoger dan vandaag de dag in Nederland. De ligging van de continenten was dusdanig dat er in de tropen een oceaanstroming rondom de aarde was. Zeewater warmde daardoor voortdurend op en werd over de aarde verspreid. In het Krijt waren de concentraties van het broeikasgas CO2 veel hoger dan nu.
Bloemplanten ontbraken grotendeels tijdens het Vroeg-Krijt. De vegetatie was open met een ondergroei van varens (Weichselia), bosjes met boomvarens (Tempskia), cycadophyten (Cycas-achtige planten) en coniferen (Athrotaxites, Elatides). Plantenfossielen uit het Vroeg-Krijt kennen we onder meer uit zwerfstenen die gevonden zijn in Oost-Nederland en uit kleilagen bij Losser in Twente.
De flora veranderde in de loop van het Krijt. In de ondiepe kustzone kwam een vrij soortenrijke algenflora tot ontwikkeling die korsten op de zeebodem vormde. Ook kwamen zeegrasvelden voor. De landflora werd gedomineerd door verschillende soorten coniferen, afgewisseld door bedektzadigen en varens. Bloemplanten ontstonden tijdens het Midden-Krijt; pas in het Laat-Krijt domineerden ze de bosvegetaties.
De zee werd in het Vroeg-Krijt bevolkt door onder andere ammonieten, slakken en tweekleppige schelpen. De op oesters gelijkende Inoceramus-schelpen worden veel in Europa gevonden. Ook in kleilagen nabij Losser zijn enkele afdrukken van deze dunwandige tweekleppigen aangetroffen. Op het noordelijk halfrond waren vooral de plantenetende hadrosauriërs succesvol. In een kolenmijn bij het Belgische Bernissaert is een complete kudde Iguanodons gevonden, een dinosauriër die zowel op zijn achterpoten als op alle vier poten kon lopen. In ons land is in de Sint-Pietersberg een botje van een Hadrosaurus-achtige dino gevonden.
Een succesvolle zoogdiergroep in het Krijt waren de Multituberculata, een groep die echter al is uitgestorven in het eropvolgende Paleoceen. In Nederland hebben we nauwelijks fossielen van landdieren uit het Krijt; de resten die wel zijn gevonden zijn vermoedelijk afkomstig van dieren die op afstand zijn doodgegaan en met rivieren naar zee zijn gevoerd. Er is slechts één enkel kiesje van een buideldiertje gevonden in het kalksteen van de Sint-Pietersberg. Eveneens verrassend was de vondst van botresten van hadrosauriërs die in het Zuid-Limburgse Krijt zijn gevonden (Schulp 2008).
Het zeeleven in het Krijt was uitbundig. Met name in het Laat-Krijt waren er uitgebreide zeegrasvelden en kleinere riffen die gedomineerd werden door foraminiferen, kalkalgen, mosdiertjes en koralen. In en op de zeebodems leefde een rijkdom aan weekdieren, stekelhuidigen en kreeftachtigen, waaronder de gravende kreeft Calianassa. Er zwommen vissen, zeeschildpadden en zeer kenmerkende inktvisachtigen: de ammonieten en belemnieten. Aan de top van de voedselketen stonden haaien en maashagedissen. Onder die laatste groep bevonden zich ware monsters, zoals de Mosasaurus, die ooit als eerste maashagedis aan de hand van fossielen uit de Sint-Pietersberg beschreven werd.
Krijtafzettingen komen in vrijwel de hele Nederlandse ondergrond voor. Ze komen aan de oppervlakte in Zuid-Limburg en op enkele plekjes in de Achterhoek en Twente.
Afzettingen uit het Vroeg-Krijt, de zogenaamde Rijnland Groep, kennen we vrijwel alleen uit de ondergrond van Noord-Nederland. Het gaat hier om kleien en zanden die zijn afgezet in rivieren en kustzones, maar ook in diepere zee. Groenzand vormde zich in ondiepe kustzones. Dat zijn zanden die hun groene kleur te danken hebben aan het mineraal glauconiet, dat zich in tropische randzeeën kan vormen.
Afzettingen uit het Laat-Krijt (en het vroege deel van het eropvolgende Paleoceen) worden gerekend tot de Krijtkalk Groep. De kalkafzettingen uit Zuid-Limburg (veelal kalksteen dat foutief als 'mergel' wordt aangeduid) behoren tot deze groep, die verder in een groot deel van de Nederlandse ondergrond voorkomt. Alleen in een noordwest-zuidoost lopende zone in Centraal-Nederland zijn deze afzettingen door latere erosie verdwenen. De Krijtkalk Groep bestaat vooral uit fijnkorrelige kalksteen en is opgebouwd uit de skeletjes van mariene micro-organismen zoals coccolithoforen.
In groeven in de Geulhemmerberg in Zuid-Limburg is er in kalksteen van de Krijtkalk Groep een aantal kleilaagjes gevonden. Deze zijn afgezet net na de meteorietinslag die het einde van het Krijt markeert.
Tijdens het Laat-Krijt werd in ondiepe kustzones groenzand gevormd en konden in ondiepe kustzones, naast groenzand, ook grofkorrelige kalken ontstaan. Deze zijn opgebouwd uit de resten van verschillend plant- en diergroepen: kalkalgen, mosdiertjes, schelpdieren, foraminiferen, enzovoort. In zowel de fijnkorrelige als grofkorrelige kalkstenen zijn later vuursteenlagen ontstaan. De kalksteenafzettingen van het Laat-Krijt vormen de ondergrond van het Zuid-Limburgse heuvelland (waaronder het Plateau van Margraten). Hier komen ze voor in drie formaties, te weten de Vaalsformatie, die vooral uit groenzand bestaat, de Formatie van Gulpen, die uit fijnkorrelige kalksteen bestaat, en de Formatie van Maastricht, die voornamelijk uit grofkorrelige kalk bestaat.
Krijtgesteenten kennen we vooral uit Zuid-Limburg, waar ze te vinden zijn in dalwanden van onder meer de Maas en de Geul en in mergelgroeves. De opeenvolging van lagen in de wand aan de noordkant van de ingang van de ENCI-groeve, onder de Hoeve Lichtenberg, is op deze plek al vroeg in de tijd goed bestudeerd. Deze wand is uitgeroepen tot stratotype van het tijdperk Maastrichtien. Deze naam wordt wereldwijd gebruikt. De bekendste Limburgse krijtgesteenten zijn witbeige kalken van de Formatie van Gulpen en de Formatie van Maastricht, waarin donkere vuursteenlagen voorkomen. De Limburgse kalksteen is rijk aan fossielen en zodoende zeer bekend bij verzamelaars. In de omgeving van Vaals en in het zuidelijke Geuldal komen lokaal groenzanden voor van de Formatie van Vaals.
Op enkele plaatsen is de oppervlakte van de kalksteen opgelost en zijn oplossingsverschijnselen (karst) te zien. In het Vijlenerbos bij Vaals vinden we bijvoorbeeld ondiepe ronde kuilen. Deze zogenaamde dolines zijn ontstaan doordat regenwater het kalksteen heeft opgelost. Later zijn de gaten opgevuld met sedimenten.
Op een enkele plaats bij Winterswijk, zoals in het beekdal van de Boven-Slinge en directe omgeving, vinden we groenzanden aan het oppervlak, waarin in het verleden belemnieten en schelpafdrukken zijn aangetroffen. In de buurt van Losser komt heel lokaal Vroeg-Krijt (Vlielandzandsteen Formatie uit de Rijnland Groep) aan de oppervlakte. In de Staringgroeve, een geologisch monument, vinden we zandsteen waarin fossielen van planten, tweekleppigen en inktvissen te vinden zijn.
Gas- en oliehoudende zandsteen ('reservoirgesteentes') zijn alom te vinden in Vroeg-Krijtafzettingen in de ondergrond van Noord-Nederland. In Twente en omgeving wordt drinkwater gewonnen uit Krijtzandsteen.
Kalksteen uit het Laat-Krijt wordt al sinds het begin van de jaartelling gewonnen voor bouwsteen. Later is het ook in gebruik genoemen voor productie van kunstmest en cement. In 2007 werd er nog actief gedolven in twee grote groeves: de ENCI-groeve in de Sint Pietersberg, bij Maastricht, en de NEKAMI-groeve nabij het Rooth, aan de rand van het Plateau van Margraten. Sinds prehistorische tijden is er vuursteen gewonnen uit de afzettingen van het Laat-Krijt. De mijnen van Rijckholt waren de bron van vele vuurstenen werktuigen die in een groot gebied in Noordwest-Europa zijn gebruikt.
- Frank Wesselingh, Lars van den Hoek Ostende en Han van Konijnenburg, Naturalis