Zo op het eerste gezicht lijkt er niets aan de hand. De zee-egels en een enkel verdwaald koraaltje lijken op die uit de Krijtzee. De rondzwemmende haaien zien er ook niet heel anders uit. Een ondiepe tropische zee ligt op de plaats waar nu Zuid-Limburg ligt. Maar waar zijn de maashagedissen gebleven? En de ammonieten? Ook zijn de dinosauriërs verdwenen uit de heuvels van de achterliggende Ardennen. Gezichtsbepalende diergroepen blijken plotseling verdwenen na een reuzenmeteorietinslag. De zee is leger geworden en de contouren van een nieuw tijdperk, gedomineerd door zoogdieren, doemen op.
Het Paleoceen is de periode waarin de aarde bijkomt van de grote meteorietinslag die in een klap een einde maakte aan de wereld van de dinosauriërs. Maar ook in zee verdwenen allerlei gezichtsbepalende groepen, zoals de ammonieten, belemnieten en verschillende reptielen. Na een kortstondige afkoeling, te vergelijken met een nucleaire winter, herstelde het klimaat op aarde zich verrassend snel. De eerste paar miljoen jaar na de klap was de aarde nog steeds de broeikaswereld die we van het Krijt kennen.
De continenten dreven langzaam verder uiteen, de Atlantische Oceaan opende zich nog meer. Afrika en India dreven noordwaarts, waardoor de tropische Tethyszee alsmaar nauwer werd. De nadering van Afrika vertaalde zich in de eerste gebergtevorming die de Alpen vormen. Aan het einde van het Paleoceen vindt opnieuw een dramatische gebeurtenis plaats: in zeer korte tijd raken oceanen vergiftigd, sterft een belangrijk deel van het nieuwe zeeleven uit en maakt de temperatuur een flinke sprong omhoog. Twee wereldwijde crises in slechts negen miljoen jaar en dat voor een tijdperk dat nauwelijks bekend is bij het grote publiek.
In het Paleoceen lag Nederland ten zuiden van de huidige positie, op de westrand van het Euraziatische continent, ongeveer op de hoogte van waar nu Spanje ligt. De Atlantische Oceaan begint meer en meer zijn huidige vorm te krijgen en de contouren van de oer-Noordzee worden eveneens zichtbaar.
De eerste paar miljoen jaar van het Paleoceen lijken nog veel op het einde van het Krijt. Nederland was grotendeels bedekt door een vrij ondiepe tropische zee. Iets ten zuidoosten van ons land lagen landmassa's. Zuid-Limburg lag tegen de kust van de Tethyszee aan. Daar ontwikkelden zich riffen, gedomineerd door kalkalgen. In de loop van het Paleoceen veranderde Nederland sterk van karakter. De zee trok zich terug en er kwam steeds meer land bloot te liggen. De ondiepe tropische zee maakte plaats voor zandige en modderige kusten. We maken kennis met de oer-Noordzee.
Na de kortstondige superwinter, die veroorzaakt was door de Yucatanmeteoriet, herstelden de (sub)tropischecondities zich in onze omgeving. Temperatuurverschillen tussen zomer en winter waren relatief klein. Aan het einde van het Paleoceen is er kortstondig een sterke en zeer snelle opwarming geweest, een heuse klimaatscrisis. Vermoedelijk door het vrijkomen van grote hoeveelheden methaan uit de oceaanbodem steeg de temperatuur in slechts een paar duizend jaar met mogelijk wel 6 °C.
Uit het Paleoceen zijn in Nederland geen plantenfossielen gevonden. De fossielen uit de ons omringende landen wijzen op het bestaan van verschillende plantengemeenschappen. Er waren onder meer zoetwaterassociaties met kroosvaren (Azolla) en fonteinkruid (Potamogeton), maar ook landflora's met koningsvarens (Osmunda), coniferen, palmen en andere bloemplanten. Daarnaast kwamen grote aantallen plantenfamilies voor die na het Paleoceen zijn uitgestorven.
Tijdens het Vroeg-Paleoceen waren veel kustzones rijkelijk begroeid met korstvormende kalkalgen, afgewisseld met zeegrasvelden. De kalkige zeebodem werden bewoond door een afwisselend zeeleven met onder meer armpotigen (brachiopoden), tweekleppigen, slakken, mosdiertjes, kleine koraaltjes en zee-egels. In zee zwommen haaien en andere vissen en Nautilus-achtige inktvissen.
Ook van het landleven hebben we in ons land geen fossielen. Na het uitsterven van de dinosauriërs waren het de zoogdieren die de aarde overnamen. Veel van de nieuw ontstane diergroepenzouden snel weer verdwijnen. Toch waren ook groepen wiens nazaten het juist heel goed zouden doen, zoals halfaapjes en oerhoefdieren, goed vertegenwoordigd. De primitieve zoogdiergroep Multituberculata, een van de succesvolste zoogdiergroepen uit het Krijt, waren nog volop aanwezig.
Het Paleoceen heeft maar zo'n negen miljoen jaar geduurd. Direct na de meteorietinslag, die het tijdvak inluidde, herstelde de zee zich en er werden omvangrijke kalkpakketten die nog tot de Krijtkalk Groep worden gerekend afgezet. Dunne Paleocene kalklagen die in de 20e eeuw in Zuid-Limburg ontsloten zijn behoren tot de Formatie van Houthem. In de loop van het Paleoceen werd de zee ondieper en kwam Nederland, dat gedurende het voorafgaande Krijt geheel onder water lag, deels boven water te liggen.
Een deel van de eerdere zeeafzettingen erodeerde in het Midden-Paleoceen. In het Laat-Paleoceen werd Nederland in korte tijd opnieuw grotendeels overstroomd door de voorloper van de Noordzee. De zeebodem was kleiig en zandig in plaats van kalkig. De Laat-Paleocene afzettingen vormen het onderste deel van de Onder-Noordzee Groep. Alle Laat-Paleocene afzettingen worden tot de Landen Formatie gerekend. Deze formatie is in vrijwel de hele ondergrond van Nederland aanwezig.
In groeve Curfs, bij Houthem in het Geuldal, bevindt zich nog een dun laagje kalk dat tot het jongste Paleocene deel van de Krijtkalkgroep behoort, de Houthemformatie. In 2008 is de Groeve definitief dichtgegaan. In ondergrondse gangen (mergelgroeven, soms ook wel foutief 'mergelgrotten' genoemd) in de nabijgelegen Geulhemerberg zijn Paleocene kalken terug te vinden. Ook is hier de grens tussen de afzettingen uit de periode van overgang van het Krijt en het Tertiair duidelijk zichtbaar. (Het Tertiair is het geheel van perioden van het Paleoceen tot het Pleistoceen.)
Kalksteen uit het Paleoceen werd tot enkele jaren geleden als bijproduct van Krijtkalksteen gewonnen in groeve Curfs, nabij Houthem, Zuid-Limburg. Deze kalksteen werd gebruikt voor onder meer meststoffen en cementfabricage.
- Frank Wesselingh, Lars van den Hoek Ostende en Han van Konijnenburg, Naturalis