Landschappen die aan je voorbijrazen als je in de trein zit lijken saai en eenvormig. De snelheid rijgt alles aaneen tot één landschapsbeeld. Maar als je middenin een landschap staat dan blijkt het een subtiel samenstelsel van kleinere landschapselementen te zijn. Zo kom je op de Veluwe lage zandvlaktes, droge glooiende dalen en hoge stuwwallen tegen, terwijl je loopt over een lichtglooiende deken van dekzand. Bijelkaar vormen deze elementen het zandlandschap.
Elk landschap heeft kenmerkende vormen met soms exotische namen. Een pingoruïne vind je in het zandlandschap, een doline in het heuvelland en een donk in het rivierengebied. Hoe verschillend de landschapsvormen ook zijn, ze zijn alle ontstaan dankzij geologische krachten. In het verleden hebben wind, water, ijs en andere natuurkrachten het landschap geboetseerd. De mens heeft veel van de subtiele veelvormigheid geëgaliseerd, maar als je goed kijkt kan je toch het verleden uit het landschap aflezen.