ZOEKEN

MEER LANDSCHAPSVORMEN

Bekijk alle landschapsvormen in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Stuifzand

Gebieden waar zand vrijelijk mag stuiven komen in Noordwest-Europa bijna niet voor, maar in Nederland zijn nog wel enkele zandverstuivingen te vinden. Op het dekzand, dat tijdens het Weichselien is afgezet, ontwikkelde zich voornamelijk bos. Mensen kapten steeds meer bos en namen de grond in gebruik voor veeteelt en landbouw. Door overbegrazing ontstonden er heidevelden. Deze werden afgeplagd voor de potstallen en in mindere mate voor het bouwen van hutten. Hierdoor kwam de onderliggende dekzandlaag aan de oppervlakte. De wind kreeg vat op het zand en het begon te verstuiven, waardoor er duinen werden gevormd. Langs de rand van de zandverstuiving ontstond vaak een hoge zandwal. In de 19e eeuw hadden de zandverstuivingsgebieden een totale oppervlakte van zo'n 79.000 hectare. Momenteel is daar zo'n 1400 hectare van over. Door de unieke planten en dieren die er leven is het behoud van het stuifzandlandschap erg belangrijk. Om de zandverstuivingen niet uit de hand te laten lopen werd in de 19e eeuw Staatsbosbeheer opgericht, dat grote gebieden herbeplantte met bos, maar momenteel is juist het behoud van de stuifzanden een van hun taken geworden.

Hoe ziet stuifzand eruit?

Opgestoven zand bij Kootwijk.

Stuifzand bestaat uit zand van de bovenste dekzandlaag. Deze laag is door het verwijderen of ontbreken van begroeiing vrij komen te liggen. Planten die het zand met hun wortels vasthouden ontbreken dus en het zand staat onder directe invloed van de wind. Het zand van de dekzandlaag bestaat uit afgeronde korrels die elk meestal een diameter hebben van 105-210 μM. Doordat het stuifzand vaak verwaaid bodemmateriaal bevat is het iets grijzer van kleur dan de onderliggende dekzanden. Het reliëf van de stuifzanden is veel steiler en grilliger dan dat van de dekzanden.

Hoe zijn stuifzandvlakten ontstaan?

Rond 1000 na Christus was het door de sterke bevolkingsgroei noodzakelijk om de landbouw uit te breiden. Een probleem waar men mee te maken kreeg was de arme zandgrond: hier kon bijna niets op groeien. De grond moest dus bemest worden. De boeren gingen hiervoor schapen houden. Overdag graasden de schapen op de heidevelden, 's nachts werden ze op stal gezet. De bodem van zo'n stal, de potstal, werd bedekt met heideplaggen. Wanneer de laag plaggen met schapenkeutels dik genoeg was werd deze over het land uitgestrooid. Aldus ontstond een voedselrijke humuslaag voor het verbouwen van gewassen. Zo'n dikke laag zwarte of donkerbruine humus werd bij een laagdikte van meer dan vijftig centimeter enkeerdgrond genoemd.

 

Door het grazen van de schapen, het afplaggen van de heidevelden, het bouwen van plaggenhutten en het rijden met karren over de heide werden de heidevelden zo beschadigd dat ze niet meer konden herstellen. Het gevolg was dat de laag dekzand onder de heide vrijkwam en de wind het zand verstoof. In grote zandverstuivingen konden door de wind duinen ontstaan. Soms, wanneer het stuivende zand de akkers bedreigde, werd er een strook bos geplant die het zand moest invangen. Hierdoor zijn sommige zandwallen aan de rand van een zandverstuiving wel tien tot twintig meter hoog.

De loodgrijze uitspoelingslaag en de donkerbruine inspoelingslaag tussen het bovengelegen stuifzand en ondergelegen dekzand zijn duidelijk zichtbaar.

Na 1900 kwam er kunstmest. Bemesting met behulp van schapenuitwerpselen en heideplaggen was dus niet meer nodig. De enorme stuifzandvlaktes werden grootschalig bebost met uniforme naaldbossen, vooral ten behoeve van de steenkoolmijnbouw. De bebossing werd uitgevoerd door Staatsbosbeheer, dat speciaal voor dit doel was opgericht. De ongeveer 1400 hectare resterend stuifzand in ons land wordt in stand gehouden omdat er enkele bijzondere planten en dieren op leven.

 

Toen na de laatste ijstijd het klimaat natter en warmer werd, is op sommige stukken dekzand podzolgrond ontstaan. Podzolgrond bestaat uit een donkere humusrijke toplaag waaronder een bleekgrijze uitspoelingslaag zit. Daaronder bevindt zich een donkere inspoelingslaag. Dit geheel bevindt zich op de gelige dekzandlaag. Het stuifzand waaide bovenop deze podzolbodem. De grens tussen de lagen is meestal duidelijk zichtbaar.

Waar in Nederland zijn stuifzandvlakten te vinden?

Op verschillende plekken in Nederland zijn zandverstuivingen te vinden. Enkele voorbeelden hiervan zijn het Kootwijkerzand bij Kootwijk, Harskampse Zand bij Harskamp, Stroese Zand bij Stroe, het Wekeromse Zand bij Wekerom, het Hulshorsterzand bij Hulshorst en het Beekhuizerzand bij Harderwijk. Deze zandverstuivingen liggen allemaal rond de Veluwe. Ook in het natuurgebied Millingerwaard langs de Waal krijgt het zand weer kans om te gaan verstuiven. Verder zijn er zandverstuivingen in de nationale parken Loonse- en Drunense Duinen en Drents-Friese Wold, in het Sint Anthonisbos, in de buurt van Rosmalen en bij het Aekingerzand.

Een uitgelicht voorbeeld: 'Kootwijkerzand'

Het stuifzandgebied bij Kootwijk.

Het grootste stuifzandgebied - en daarmee de grootste woestijn - van Europa ligt in Nederland, om precies te zijn in het westelijk deel van de Veluwe, bij Kootwijk. Het Kootwijkerzand is een natuurreservaat van 700 hectare. Om vastlegging van het zand door onder andere mossen tegen te gaan moeten er regelmatig beheersmaatregelen genomen worden. Dit komt door het neerslaan van stikstof in uit de lucht. NAast het stuivende zand zijn de grillig gevormde vliegdennen kenmerkend voor het Kootwijkerzand.

Meer informatie

»

Gans, W. de 2006. ANWB Geologieboek Nederland. - ANWB, Den Haag.

»

Terlingen, M. et. al. Wereld in werking. Basisboek bovenbouw havo/vwo. - Malmberg, Den Bosch.

Meer landschapsvormen