Geologie van Nederland
is een initiatief van

Droog dal

Droge dalen zijn dalen waarin vandaag de dag geen beek of rivier stroomt, of ten hoogste een 'te kleine beek' voor de grootte van het dal. Ze zijn bijvoorbeeld te vinden op de stuwwallen en op de heuvels in Zuid-Limburg. Deze dalen zijn ontstaan tijdens de ijstijden. Smeltwater kon niet in de bodem wegzinken en nam bij het wegspoelen grond mee. Vandaag de dag trekt neerslag gewoon de grond in en hebben de dalen geen waterafvoerende functie meer; vandaar de term droge dalen.

Hoe zien droge dalen eruit?

Droge dalen zijn dalen met een langgerekte vorm, gelegen op heuvels. Ze liggen als een soort regengoten langs de hellingen van stuwwallen en de heuvels, bijvoorbeeld in Zuid-Limburg. Nu stromen er geen beken of rivieren meer doorheen, of beken die te klein zijn om een dal van dergelijke grootte uit te slijpen. Vaak zijn de dalen asymmetrisch in doorsnee: de ene dalwand is steiler dan de tegenoverliggende wand.

Hoe zijn droge dalen ontstaan?

Droge dalen zijn ontstaan tijdens periodes van permafrost. Permafrost betekent dat de bodem het hele jaar door bevroren is. Dit kwam veelvuldig voor tijdens ijstijden in het Pleistoceen, op plaatsen waar geen gletsjers lagen. Droge dalen op stuwwallen hebben zich pas in het Weichselien, na de vorming van de stuwwallen, gevormd. In het Weichselien bereikte het ijs Nederland niet. Wel heerste er een toendraklimaat. De temperatuur was in de zomer niet hoger dan 10 °C en in de winter kon het wel 50 °C vriezen. De bodem was daardoor bijna het hele jaar bevroren, tot op een diepte van enkele tientallen meters. Alleen in de zomermaanden ontdooide de bovenste 2-2,5 meter. Deze bovenlaag veranderde dan in een papperige, natte massa, want het water kon niet in de grond zijgen. Het smeltwater stroomde langs de heuvels weg en sleep zo dalen uit.

 

Droge dalen kregen een asymmetrische vorm door de ontvangen hoeveelheid zonlicht. Bij oost-westgeoriënteerde dalen bescheen de zon de noordkant van het dal het meest en liet aan die kant de bodem opdrogen, waardoor de helling steil bleef. De zuidkant van het dal bleef echter in de schaduw. Daar gleed de blubberachtige grond gemakkelijk van de helling af en werd met het smeltwater meegevoerd. Zuidhellingen werden daardoor minder steil. Dit afglijden noemt men ook wel gelifluctie.

Droge dalen nabij Rheden op de Veluwse stuwwallen.

Hetzelfde gold voor noord-zuidgeoriënteerde dalen. De middagzon, die op de oostkant van het dal scheen, was warmer dan de ochtendzon, die op de westkant scheen. Hierdoor bleef de oostkant steil en de westkant vlak.

 

In het Laat-Weichselien werd het klimaat warmer. De bodem ontdooide langzaam en het regenwater kon er weer in wegzakken. Ook tegenwoordig stroomt er meestal geen water meer door droge dalen; alle neerslag trekt de grond in.

 

De droge dalen op heuvels in Zuid-Limburg zijn op dezelfde manier gevormd. Ze zijn echter ook al in eerdere perioden ontstaan. Deze heuvels zijn immers veel ouder dan de stuwwallen en ontstaan tijdens bijvoorbeeld het Elsterien en het Saalien. In Limburg lag in die perioden geen ijs, maar er heerste wel een toendraklimaat, vergelijkbaar met het klimaat in Nederland gedurende het Weichselien, een klimaat geschikt voor het vormen van droge dalen.

Waar zijn droge dalen te vinden?

Droge dalen zijn te vinden op de hellingen van stuwwallen in Midden-Nederland en in het heuvelachtige landschap van Zuid-Limburg. Nabij de riviertjes de Veurs en de Gulp in Limburg liggen veel droge dalen die gevormd zijn tijdens het Weichselien.

Een uitgelicht voorbeeld: droge dalen op de Veluwe

Op de Veluwe zijn veel droge dalen te vinden. Hun langgerekte vorm is daar goed te herkennen in het landschap vanwege de lage heidebegroeiing en de afwezigheid van bos of bebouwing. Bovenaan de hellingen beginnen kleine droge dalen. Onderaan komen veel dalen samen en vormen grotere dalsystemen die eindigen in het dal van de IJssel.

 

- Anne Martens, Naturalis 

Meer informatie

»

Berendsen, H.J.A. 2004. Landschap in delen. - Van Gorcum & Comp., Assen.

»

Gans, W. de 1983 Fossiele permafrostverschijnselen in Nederland. Grondboor & Hamer, nr. 6, vol. 37, pag. 175-184

»

Gans, W. de 2006. ANWB Geologieboek Nederland. - ANWB, Den Haag.

»

Hoogendoorn, W. 2006 Aardkundig excursiepunt 3: Sneeuwsmeltwaterdal Plantage Willem III. Grondboor & Hamer, nr. 3, vol. 60, pag. 59-61

»

Sevink, J. 2007. Het Gooi, Aardkundig excursiepunt 13. - Grondboor & Hamer 61(1): 30-35.

»

Zuethoff, W. 2004 IJstijdpad op de Sallandse Heuvelrug. Grondboor & Hamer, nr. 2, vol. 58, pag. 30-31

Auteurs

  • Anne Martens

Meer landschapsvormen