Geologie van Nederland
is een initiatief van

Ordovicium

443,7 - 488,3 miljoen jaar geleden

Een superkleine kwal met lange kronkelende tentakels waaraan kleine giftige haakjes zitten. Een losse spriet, ook met haakjes. Een vis die meer lijkt op een worm met grote ogen. Bizarre levensvormen in de open zee van het Ordovicium, onbewust van een naderende, catastrofale ijstijd.

De wereld van het Ordovicium

De wereld van het Ordovicium is er een van uitersten. De continenten bewogen richting de evenaar en begonnen te botsen. De zee was bevolkt met een vrij divers zeeleven waarin reusachtige zeeschorpioenen aan de top van de voedselketen stonden. Maar er waren ook andere vreemde wezens, zoals kwalachtige kolonievormende graptolieten, of de conodontdieren, ooit alleen bekend van de tandjes, maar waarvan we sinds kort weten dat het primitieve gewervelde dieren waren. Aan het einde van het tijdvak onderging de aarde een van de zwaarste ijstijden ooit. In korte tijd stierf ongeveer 85% van de soorten uit, vermoedelijk door een nietsontziende vergiftiging van het oceaanwater. Net als in het voorafgaande Cambrium was het leven nog niet in staat zich op het land te vestigen.

Waar lag Nederland op de wereldbol?

Nederland lag op de noordkant van het kleine continent Avalonia dat zich nog op het zuidelijke halfrond bevond en naar het noorden bewoog. Tijdens het Laat-Ordovicium botste Avalonia op een ander microcontinent, Balthica. Hierdoor ontstond een gebergtegordel ter hoogte van wat nu Denemarken en Polen zijn. Ook ontstonden er gebergtes ten zuiden van Nederland. Deze periode van gebergtevorming kennen we als de Caledonische fase.

Nederland in het Ordovicium

Op grond van de Ordovicische gesteenten die we in omringende landen vinden, vermoeden we dat Nederland tijdens het Ordovicium bedekt is geweest door zee.

Klimaat

We hebben geen directe aanwijzingen over het klimaat tijdens het Ordovicium uit de Nederlandse ondergrond. Afzettingen en fauna's uit ons omringende landen laten een vrij warm klimaat aan het begin en een vrij koel klimaat tijdens het Laat-Ordovicium zien.

Leven

Het zeeleven in het Ordovicium was redelijk divers. De eerste kraakbeenvissen zwommen rond en in ondiepe randzeeën ontwikkelde zich een vrij divers bodemleven met daarin onder meer kalkalgen, koralen, trilobieten (een soort zeepissebedden), armpotigen en zeelelies. In de oceanen en diepere randzeeën dreven vreemde, kolonievormende dieren die soms leken op vangnetjes, maar die ook vreemde spiralen met haakjes vormden. Deze zogenaamde graptolieten kan je vinden in leisteen dat aan de oppervlakte komt in de omgeving van Spa in de Belgische Ardennen, ongeveer veertig kilometer ten zuiden van Zuid-Limburg. Waarschijnlijk kwamen vergelijkbare fauna's ook voor in Nederland.

Afzettingen en fenomenen

Afzettingen uit het Ordovicium zijn vrijwel zeker in de Nederlandse ondergrond aanwezig, maar liggen op dusdanig grote diepte dat we ze nog nooit met zekerheid hebben aangeboord. De dichtstbijzijnde gesteenten uit het Ordovicium vinden we in dalen in de buurt van Brussel en in de Ardennen. Toch kan je ook in Nederland Ordovicische fossielen vinden in zwerfstenen uit Scandinavië, die door het landijs in Noord- en Oost-Nederland zijn neergelegd.

Delfstoffen

Gesteenten uit het Ordovicium liggen in Nederland veelal op kilometers diepte, te diep dus om delfstoffen uit te kunnen winnen.

 

Frank Wesselingh en Lars van den Hoek Ostende, Naturalis