Geologie van Nederland
is een initiatief van

Siluur

416 - 443,7 miljoen jaar geleden

Koraalriffen en inktvissen in langgerekte schelpen op jacht naar prooi. Aan een modderig strand kruipt een reuzenzeeschorpioen het land op dat langzaam groenige tinten begint te vertonen. Silurische zwerfstenen schetsen een beeld van dit aangename tijdperk.

De wereld van het Siluur

Het grote Gondwanacontinent lag rond de Zuidpool en het was er koud. Verschillende kleinere continenten, waaronder Avalonia, waarop Nederland lag, klonterden samen en dreven verder noordwaarts. Tijdens het Siluur werd het leven op aarde diverser. Het klimaat was aangenaam, behalve in de poolgebieden. In zee begonnen vissen een steeds belangrijker rol te spelen en op het land ontwikkelden zich de eerste zeer primitieve planten.

Waar lag Nederland op de wereldbol?

Nederland lag inmiddels rond dertig graden zuiderbreedte (de hoogte waarop nu Argentinië ligt) en bleef noordwaarts drijven richting de evenaar. De verdergaande botsing van de microcontinenten Avalonia (met daarop Nederland) en Balthica zorgde ervoor dat het gebied ten zuiden van Nederland werd opgeheven.

Nederland in het Siluur

Tijdens het Siluur botsten verschillende microcontinenten en ontstonden gebergtes. In deze zogenaamde Caledonische fase van gebergtevorming ontstonden onder meer de Ardennen. Direct ten noorden daarvan lag een dalingsgebied, de Brabantdepressie, dat zich deels uitstrekte over Zuid-Nederland. Afbraakproducten uit de omliggende gebergten vulden langzamerhand dit gebied op en zo vormden zich dikke gesteentepakketten.

 

De schaarse aanwijzingen die we hebben geven aan dat het noorden en oosten van Nederland waarschijnlijk bedekt was door zee. Op plekken waar de aanvoer van zand en modder beperkt was, bijvoorbeeld in Nederland ten noorden van de Brabantdepressie, ontstonden vermoedelijk koraalriffen. Uitgebreide riffen kennen we in ieder geval van nog noordelijker gelegen gebieden. Zo is Götland, een Zweeds eiland in de Oostzee, een bekend gebied voor fossiele riffen uit het Siluur.

Klimaat

De Silurische koraalriffen die in Engeland en Zweden voorkomen geven aan dat de omgeving van Nederland tijdens het Siluur tropisch is geweest.

Leven

We hebben in Nederland geen fossielen uit het Siluur. Wel kunnen we ons een beeld van het leven in het Siluur vormen, dankzij fossielen uit de ons omliggende landen. In de loop van het Siluur veroverden de planten het land. Het ging hierbij om kleine Cooksonia-plantjes en om korstmossen. Hoogstwaarschijnlijk leefden er ook ongewervelde dieren tussen deze eerste begroeiing. In zee leefde een diverse fauna: in de kustgebieden koraalriffen met sponzen, stromatoporen (uitgestorven, zeer kleine, kolonievormende diertjes), armpotigen en zeelelies, waartussen primitieve vissen, metersgrote zeeschorpioenen en langgerekte inktvissen (Orthoceras) rondzwommen. In zwerfstenen zijn vaak duidelijk herkenbare resten van deze grote inktvissen te vinden. In zachte zeebodems leefden gravende organismen (wormen, tweekleppigen) en kwamen karakteristieke sponzen voor.

Afzettingen en fenomenen

Silurische afzettingen liggen vele kilometers diep in de Nederlandse ondergrond. Ze zijn aangeboord in Zuid-Nederland en op een enkele plek in de Noordzee. Het gaat om sterk gedeformeerde en enigszins gemetamorfoseerde gesteenten, zoals kwartsieten, waarin geen fossielen zijn gevonden. De dichtstbijzijnde Silurische gesteenten komen aan de oppervlakte in dalen in de buurt van Brussel en in de Ardennen. Daarnaast zijn in Noord- en Oost-Nederland (zoals op de Hondsrug) zwerfstenen te vinden met Silurische fossielen, waaronder koralen, armpotigen, mosdiertjes en trilobieten, afkomstig uit Scandinavië en het Baltisch gebied.

Delfstoffen

Silurische gesteenten liggen in Nederland te diep (vaak op vele kilometers diepte) om delfstoffen uit te kunnen winnen.

 

Frank Wesselingh en Lars van den Hoek Ostende, Naturalis