Als je in Zuid-Limburg vanaf de Maasoever het heuvelachtige terrein in loopt, kom je langs steile hellingen en met daartussen vlakkere delen, de rivierterrassen. De Maas heeft dit trapvormige landschap in de afgelopen drie miljoen jaar gevormd tijdens afwisseld koude en warme klimaten. Tijdens elke ijstijd vormde de Maas in Zuid-Limburg een nieuwe riviervlakte.
Geologen onderscheiden in de ondergrond van het Maasdal maar liefst 31 terrasniveaus. Het jongste terras ligt op een hoogte van circa veertig meter boven NAP, direct aan de Maasloop. Het oudste ligt op ongeveer 220 meter boven NAP, bovenin het heuvelachtige landschap. Het hoogteverschil tussen opeenvolgende terrassen die zich als een soort traptreden manifesteren is ongeveer 5-10 meter.
De terrassen zijn echter niet overal goed zichtbaar. Het reliëf is namelijk verdoezeld, doordat bovenop de terrassen een flink pakket löss is afgezet. Dit is een zeer fijnkorrelig sediment, dat tijdens de twee laatste ijstijden (Saalien en Weichselien) is afgezet door de wind.
In het huidige landschap zijn door de lössbedekking nog maar drie grote terrasniveaus duidelijk te onderscheiden. Deze worden het laag-, midden- en hoogterras genoemd. De drie terrassen zijn te herkennen als vlakke delen in het landschap, begrensd door een steile helling. De terrassen worden vaak gebruikt als akkerbouwgrond, omdat ze vlak zijn en vanwege de vruchtbare löss. De terrassen kunnen enkele kilometers breed zijn, maar ook veel smaller, afhankelijk van de mate waarin ze later geërodeerd zijn. De aangrenzende hellingen zijn meestal bebost.
Bij het ontstaan van de rivierterrassen speelden drie gebeurtenissen een rol:
Deze volgorde van gebeurtenissen heeft zich in de afgelopen drie miljoen jaar 31 keer herhaald, met als gevolg dat de hellingen van het Maasdal zijn opgebouwd uit 31 terrastreden.
De vorm en het gedrag van een rivier zijn tijdens een ijstijd anders dan in een tussenijstijd. Tijdens een koude periode (glaciaal) is er weinig begroeiing, vindt er in het achterland veel erosie plaats en krijgt de rivier veel grof zand en grind te verwerken. In het voorjaar moet de rivier enorme hoeveelheden water afvoeren, afkomstig van smeltend ijs. De ondergrond is echter bevroren, waardoor de rivier zich niet kan insnijden. Het gevolg is dat de rivier geen smalle vaste bedding heeft maar gedwongen is om zijn loop te zoeken over een groot gebied. Er ontstaat een wirwar van stroomgeulen: een zogenaamde vlechtende rivier. Door de grote hoeveelheden zand en grind die met het water meekomen, raken de geulen snel verstopt en verleggen zich dan weer. Het gevolg is dat de rivier zand en grind afzet over een enorm uitgestrekt gebied: een zogenaamde riviervlakte ontstaat.
Tijdens een warmere periode (interglaciaal) is de waterafvoer van een rivier regelmatiger. Vegetatie beschermt de bodem tegen erosie en hierdoor krijgt de rivier minder materiaal te verwerken. Onder deze omstandigheden is een rivier meanderend. De ondergrond is niet bevroren, waardoor de rivier een vaste loop heeft en zich diep kan insnijden in de riviervlakte die in de voorafgaande ijstijd is gevormd.
Het botsen van Europa en Afrika en tegelijkertijd het uit elkaar drijven van Amerika en Eurazië leverden spanningen op in de aardkorst van Nederland. De aardkorst werd in noordoost-zuidwestelijke richting een klein beetje samengedrukt en in loodrechte richting hierop uitgerekt. Deze druk en trek had onder andere tot gevolg dat Zuid-Limburg en de zuidelijker gelegen Ardennen heel langzaam omhoog komen.
De beweging van de continenten is al een tijdje gaande. De ondergrond van Zuid-Limburg komt dan ook al sinds het Laat-Mioceen (ca. zes miljoen jaar geleden) omhoog. Zelfs nu gaat deze opheffing nog langzaam door, met een snelheid van ongeveer vijf centimeter per duizend jaar. Dit is zo traag dat je er, op een sporadisch voorkomend aardbeving na, niets van merkt. Tijdens het Laat Plioceen en het Pleistoceen, in de afgelopen drie miljoen jaar, was deze opheffing echter van groot belang bij de vorming van de rivierterrassen.
Het opheffingsgebied van Zuid-Limburg wordt aan de noordelijke kant abrupt begrensd door een drietal breuken in de ondergrond, de zogenaamde Feldbissbreukzone. Deze zone is ongeveer tien kilometer breed en loopt in noordoost-zuidwestelijke richting in de omgeving van Sittard en Born.
Om beter uit te leggen hoe verschillende terrasniveaus ontstaan, kijken we naar een opheffend gebied tijdens een periode van twee glacialen afgewisseld door een interglaciaal.
Tijdens de eerste ijstijd zette een vlechtende rivier een brede vlakte af van grof zand en grind. Vervolgens veranderde het klimaat: het werd warmer. Tijdens deze interglaciale periode sneed de meanderende rivier zich in de vlakte in. Ondertussen kwam het landschap omhoog, waardoor de rivier een paar meter lager kwam te liggen. Vervolgens werd het klimaat kouder. Tijdens de tweede ijstijd vormde zich weer een nieuw terras, dat lager dan het oude kwam te liggen. Bij een volgende afwisseling van een warme periode en ijstijd herhaalde dit proces zich.
Aldus zijn in de afgelopen drie miljoen jaar 31 terrasniveaus gevormd in het Maasdal, onderverdeeld in laag-, midden- en hoogterrassen. Het laagterras bestaat terrasen gevormd tijdens het Weichselien en het Saalien, het middenterras uit terrassen tot een ouderdom van 1,2 miljoen jaar, gevormd tijdens het Vroeg-Pleistoceen en het hoogterras uit de nog oudere terrassen, gevormd in het Plioceen.
De snelheid van opheffing in een gebied bepaalt in grote mate hoeverre de rivierterrassen zichtbaar worden in het landschap. Als de bodem 'te snel' omhoog komt vindt er zoveel erosie plaats dat de oude terrassen te veel worden opgeruimd, zodat er slechts een klein strookje van elk terras bewaard blijft. Als een gebied 'te langzaam' stijgt of daalt, worden de oudere terrassen begraven onder een nieuw pakket sediment. Dit is in Nederland mooi terug te zien.
In Zuid-Limburg, ter hoogte van Maastricht en Heerlen, is de opheffing zodanig dat er zowel laag-, midden- als hoogterrassen aan het oppervlak zichtbaar zijn. In Midden-Limburg, bij Sittard, was de snelheid van opheffing iets lager; hier zijn alleen laag- en middenterrassen zichtbaar. Nog noordelijker in Limburg kom je terecht in dalend of licht stijgend gebied en hier vind je slechts het laagterras terug.
De jongste terrassen liggen direct aan de Maas. Verder er vanaf, en dus ook hoger in het landschap, zijn de terrassen ouder. Omdat de Maas aan het begin van het Pleistoceen verder oostelijk stroomde, liggen de oudste en hoogste terrassen in het oosten van Zuid-Limburg.
Buiten Limburg zijn in Nederland geen rivierterrassen terug te vinden. Er heeft hier onvoldoende opheffing of juist daling plaatsgevonden. Dit laatste is in het overgrote deel van Nederland het geval. De rivierafzettingen uit ijstijden zijn hierdoor steeds bedekt geraakt met jonger sediment. In Duitsland langs de Rijn, tussen Bonn en Koblenz, komt wel een rivierterrassenlandschap voor. In dit gebied heeft de afgelopen miljoenen jaren eenzelfde opheffing plaatsgevonden als in Zuid-Limburg.
Langs de Maas, tussen Geleen en Maastricht, zijn het laag- en middenterras duidelijk van elkaar te onderscheiden. Als je vanaf het dorpje Catsop, iets ten zuiden van Elsloo, afdaalt richting de Maas, kun je heel mooi de overgang zien van laagterras naar middenterras. Zowel in het reliëf als in het landgebruik is deze overgang te herkennen. Het dorpje zelf ligt op een hoog en vlak gedeelte. Het landgebruik bestaat uit akkerbouw. Dit is het middenterras. Ongeveer achthonderd meter richting de Maas gaat het terras over in een steile beboste helling. Na de helling kom je weer op een vlak gedeelte, het laagterras.
De oudste bewoning in Nederland, 250.000 jaar oud, is teruggevonden op een Maasterras in de groeve Belvedère bij Maastricht. De mensen woonden in de riviervlakte, de resten zijn bewaard gebleven in een terras.
Nog een raakvlak van de Nederlandse geschiedenis en het rivierterras is een veldslag tijdens de Tachtigjarige Oorlog bij het Noord-Limburgse plaatsje Mook. Hier werd op 15 april 1574 een verpletterende nederlaag geleden door het Nederlandse Staatsleger tegen de Spanjaarden. Doordat het rivierterras gevormd in het Weichselien hier erg smal is, had het Spaanse leger een groot strategisch voordeel, waardoor de Nederlanders de veldslag kansloos verloren.
- Mart Verwijmeren
Andeweg, B. Breuken in Limburg. Artikel over aardbevingen in Nederland. - Faculteit der Aard en Levenswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam.
Berendsen, H.J.A. 2005. Landschappelijk Nederland. - Van Gorcum & Comp., Assen.
Gans, W. de 2006. ANWB Geologieboek Nederland. - ANWB, Den Haag.
Mulder, E.F.J. et al. (2003). De ondergrond van Nederland. - Wolters Noordhoff, Groningen.
Schaller, M., Blanckenburg, F. von, Hovius, N., Veldkamp, A., Berg, M.W. van den, & Kubik, P.W. 2004. Paleoerosion rates from cosmogenic 10be in a 1.3 Ma terrace sequence: response of the Meuse to changes in climate and rock uplift. - Journal of Geology 112: 127-144.
Veldkamp, A. & Dijke J.J. van 2000. Simulating internal and external controls on fluvial terrace stratigraphy: a qualitative comparison with the Maas record. - Geomorphology 33(3-4): 225-236.