Geologie van Nederland
is een initiatief van

Noordzee

Zo'n tienduizend jaar geleden steeg de zeespiegel en werd het land weer zee. Op de bodem zijn enorme hoeveelheden fossielen van het vroegere dierenleven te vinden. Vissersschepen krijgen in hun netten dagelijks botten die ons veel leren over het leven tijdens de ijstijden. Grote ijzeren kettingen vooraan het visnet woelen de zeebodem los, zodat de vis opgejaagd wordt en het net inzwemt. Met de vis komt ook een hoop bijvangst mee in de vorm van resten van uitgestorven zoogdieren en daar gaat het de fossielenverzamelaar en de wetenschapper om.

Waardevol

Gelukkig is tegenwoordig bij veel vissers het besef doorgedrongen dat deze bijvangst waardevol is, niet altijd in financiële zin, maar in elk geval voor de wetenschap. Daarom leggen vissers de botten en kiezen die ze opvissen apart. Eenmaal aan wal gaan ze rechtstreeks door naar de fossielenhandel of naar professionele en amateurpaleontologen. Interessant materiaal wordt bestudeerd en daarna bewaard in collecties van musea, zoals Naturalis in Leiden of Het Natuurhistorisch in Rotterdam. Hier blijven de fossielen toegankelijk voor personen die aanvullend onderzoek willen doen. In de afgelopen vijftig jaar heeft Naturalis een enorme verzameling mammoetresten bij elkaar gebracht, samen met fossielen van zoogdieren die in de laatste ijstijd met de mammoet samenleefden. Nederland telt ook veel privé-verzamelingen. Sommige collecties zijn zeer omvangrijk en hebben een grote wetenschappelijke waarde, vooral als de fossielen goed gedocumenteerd zijn met vindplaatsgegevens. Verreweg de belangrijkste privé-collectie is die van Dick Mol uit Hoofddorp, een amateurpaleontoloog die tevens bekendstaat als 's werelds grootste mammoetkenner.

Samenwerking

NASA-satellietfoto van de Noordzee.

De Noordzee is, samen met de Russische provincie Siberië, de rijkste vindplaats van mammoetfossielen in de wereld. In Nederland is een intensieve en unieke samenwerking op gang gekomen tussen vissers, verzamelaars en wetenschappers. Vissers leggen de fossielen die ze opvissen apart en nemen ze mee naar de haven. Amateurverzamelaars kopen de botten en kiezen op. Zij melden bijzondere vondsten bij professionele paleontologen, die de fossielen bestuderen en hun kennis via publicaties en lezingen weer delen met de amateurs. Veel amateurs hebben zich gespecialiseerd in een bepaalde diergroep (zoals roofdieren of zeezoogdieren) en zijn echte experts op hun terrein geworden, waar professionele paleontologen ook weer van leren. Dankzij deze samenwerking is de kennis over Pleistocene zoogdieren in ons land op een bijzonder hoog peil gekomen. Regelmatig worden ontdekkingen gedaan die het wereldnieuws halen.

 

Een bekend voorbeeld is de sabeltandtijger. Op 16 maart 2000 viste een Noordzeekotter een vreemde kaak op. De kaak kwam in de verzameling van een amateurpaleontoloog terecht. Omdat hij vermoedde dat het om iets heel bijzonders ging, lichtte hij direct professionele paleontologen in. Samen bestudeerden ze de kaak en concludeerden dat het om een zeldzame sabeltandtijger moest gaan. De vondst van de kaak op zich was al heel bijzonder; resten van sabeltandtijgers zijn immers heel zeldzame fossielen, maar de leeftijd van de kaak was nog veel groter nieuws. Een ouderdomsbepaling, uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen, toonde onomstotelijk aan dat de kaak uit een late fase van de Laatste IJstijd stamde, een periode waarvan men veronderstelde dat de sabeltandtijger al lang uitgestorven was. De kaak werd gedateerd op 28.000 jaar, terwijl de jongste Europese vondsten tot dan toe 300.000 jaar oud waren. Door de samenwerking tussen vissers, amateurpaleontologen en professionele wetenschappers kon worden aangetoond dat de sabeltandtijger meer dan 250.000 jaar langer leefde en pas veel later uitstierf dan gedacht. Wereldnieuws!

 

In het begin geloofden weinig wetenschappers dat de kaak zo jong was. Daarom werd de datering nog vier maal herhaald en keer op keer kwam er een ouderdom van om en nabij de 28.000 jaar uit de bus. Het idee dat de sabeltandtijger tot in het Laat-Pleistoceen doorleefde en deel uitmaakte van het ecosysteem van de mammoet, was niet meer te ontkennen. Uiteindelijk werd de vondst gepubliceerd in het gezaghebbende Amerikaanse vakblad Journal of Vertebrate Paleontology. Het stond nu vast dat de sabeltandtijger veel later uitstierf, en dat allemaal dankzij oplettende vissers en soepele contacten tussen amateurs en de professionele wetenschap.

Coördinaten

Men weet nooit waar de fossielen precies vandaan komen als de netten aan boord van het schip worden gehesen. Een sleep met een net duurt gemiddeld anderhalf uur. In die tijd legt het net zo'n tien kilometer over de zeebodem af. De vindplaats van een bot ligt dus ergens op die lijn. Bovendien kunnen botten in de loop der jaren verplaatst worden door stromingen. Gelukkig houden vissers tegenwoordig goed in de gaten waar zij fossielen opvissen. Alles wordt in bakken verzameld en de coördinaten van het begin- en eindpunt van de trek worden opgeschreven. Daardoor weet men nu niet alleen waar de rijkste vindplaatsen liggen, maar krijgt men ook een steeds beter beeld van de vroegere verspreiding van dieren op de Noordzeebodem. In de Noordzee zijn er vier locaties waar veel fossiele zoogdierresten gevonden worden: de Bruine Bank, Het Gat, de Eurogeul en de Maasvlakte.

De Bruine Bank

De Bruine Bank ligt midden op de Noordzee, zo'n zestig mijl ten westen van IJmuiden. De concentratie botten die er op de bodem ligt is ronduit spectaculair te noemen. Er is waarschijnlijk geen ander gebied op de wereld waar een grotere dichtheid aan fossiele zoogdierresten uit de laatste ijstijd voorkomt. Tijdens de ijstijd was het gebied een smeltwatermeer. Grote grazers zoals de steppewisent kwamen er drinken en werden verrast door roofdieren. De afgekloven botten raakten met sediment overdekt en werden in de kleilagen op de bodem van het meer bewaard; ideale fossilisatieomstandigheden voor dode dieren. Dit kan ook de grote hoeveelheid botten van mammoeten verklaren die hier worden opgevist. De Bruine Bank is een gebied waar zich veel vis ophoudt, vooral in de winter als zich grote scholen platvis verzamelen. Als netten over bodem slepen, komen er vanzelf veel fossielen als bijvangst boven water. Zo zijn er naar schatting in de afgelopen vijftig jaar enkele honderdduizenden mammoetkiezen van de Bruine Bank opgevist, een ongekend aantal. En dan spreken we nog niet eens van de andere botten, zoals dijbenenen schedels, hoornpitten en geweien. Vrijwel zonder uitzondering zijn al die botten in de klei van de Bruine Bank uitstekend bewaard gebleven. Hoewel het om losse vondsten gaat (en niet om complete skeletten in anatomisch verband) maken de grote aantallen het beantwoorden van allerlei wetenschappelijke vragen mogelijk, waarbij onderzoekers hun conclusies kunnen onderbouwen met statistiek. Er kan bijvoorbeeld onderzoek gedaan worden naar de groei van mammoeten, de grootte van populaties, ziekten, individuele variatie binnen de soort. Bovendien kan men evolutiepatronen op het spoor komen, bijvoorbeeld door te kijken naar veranderingen in de bouw van kiezen.

Het Gat

Het Deep Water Channel is een langwerpige, diepe noord-zuid georiënteerde geul ten zuidoosten van de Bruine Bank. Deze geul is waarschijnlijk ontstaan door erosie of door de schurende werking van landijs. Plaatselijk bereikt de geul een diepte van ongeveer vijftig meter en snijdt lagen aan, variërend van Holoceen tot Vroeg-Pleistoceen, dus van ongeveer 10.000 tot 1 miljoen jaar geleden, een enorme tijdspanne waarin verschillende zoogdierfauna's elkaar opvolgden. De diepste put wordt door vissers Het Gat genoemd, of Het Gat binnen de Bruine Bank. Men vist hier niet graag, omdat de bodem vol ligt met zwerfkeien. Het vissen gaat er moeizaam en vergt veel motorvermogen. Bovendien loopt men gevaar de netten te beschadigen of zelfs complete vistuigen te verspelen. Toch zijn er enkele vissers uit Stellendam die het hier proberen; hun schip is zelfs ingehuurd door een groep paleontologen onder leiding van Dick Mol, met als doel te verkennen waar zich concentraties van botten bevinden en om de diversiteit aan Pleistocene zoogdiersoorten in kaart te brengen. Uit Het Gat halen ze zwarte en zwaar gemineraliseerde fossielen omhoog die totaal verschillend zijn van de lichtere, doorgaans bruingekleurde botten die bekend zijn van de Bruine Bank. Alleen al de zwaarte en de zwarte kleur duidt op een hogere ouderdom. Onder de hier opgeviste zoogdieren bevinden zich de voorlopers van de wolharige mammoet: de steppemammoet en de nog oudere zuidelijke mammoet. Het Gat is daarmee een unieke vindplaats waar de hele evolutie van de mammoet is te volgen.

De Eurogeul

De Eurogeul is de vaargeul in de Noordzee die reusachtige tankers en containerschepen toegang tot de Nieuwe Waterweg en de Rotterdamse haven biedt. Om de geul op diepte te houden, wordt hij regelmatig uitgebaggerd. Dit gebeurt met behulp van enorme baggerschepen die zand van de bodem zuigen en het op een andere plek weer lossen. Door dat zuigen komen botten bloot te liggen. Om te voorkomen dat de botten worden opgezogen en de pompinstallaties van het schip verstoppen, is er voor de zuigmond een korf met spijlen geplaatst. Kleine visserschepen, zogenaamde Eurokotters, die binnen de twaalfmijlszone mogen vissen, laten hun netten neer op de bodem. Op bepaalde plekken, zoals bij de boei Maas Centre - waar zich een draaicirkel bevindt voor mammoettankers - halen ze gigantische hoeveelheden botten omhoog. In de afgelopen decennia zijn er al drie zeer complete mammoetschedels en tientallen gave onderkaken en resten van allerlei andere dieren zoals reuzenhert, wisent, wolharige neushoorn, paard, otter, bever opgevist. Toch bestaat zo'n negentig procent van de fossielen uit mammoetbeenderen. Hoe dat komt? Niet doordat negentig procent van de fauna uit mammoeten bestond; ook niet omdat kleinere botten door de mazen van het net glippen. Waarschijnlijk komt het doordat de Eurogeul in de Laatste IJstijd een bijzonder gunstige omgeving is geweest voor de fossilisatie van mammoetresten. Vermoedelijk was het destijds een rivierengebied; van Afrikaanse olifanten is bekend dat ze rivieren opzoeken als ze gaan sterven. Daardoor hopen zich rond rivieren grote concentraties olifantenbotten op. Mogelijk is iets dergelijks ook in de Eurogeul gebeurd en verklaart het de oververtegenwoordiging van mammoetresten. Met de Eurogeulbotten is nog iets anders aan de hand; ze zijn nagenoeg perfect geconserveerd. De botten zijn meestal heel en zelfs de kleinste richels en spieraanhechtingsplaatsen zijn haarscherp bewaard gebleven. Botten van veel andere vindplaatsen in de Noordzee, zoals die van Bruine Bank, zijn begroeid met zeeorganismen zoals mosdiertjes, zeepokken en oesters. Deze dieren scheiden zuren af die de botten langzaam oplossen; schelpen kunnen een bot zelfs geheel doorboren. Bij de Eurogeulfossielen is van dit alles nauwelijks sprake. De botten zijn door de baggerschuiten vrijgespoeld uit het sediment, waarin ze tienduizenden jaren waren opgesloten en vrijwel meteen daarna opgevist. Zeestromingen hebben de botten niet verplaatst, zand heeft ze nauwelijks afgeschuurd en organismen hebben geen tijd gehad om de botten te begroeien en te beschadigen. De botten zijn evengoed bewaard als zoogdierfossielen uit de permafrost van Siberië; dit maakt ze extra interessant voor wetenschappelijk onderzoek.

De Maasvlakte

De Maasvlakte is een kunstmatig stukje Nederland: het is de uitbreiding in zee van de haven van Rotterdam. Het gebied is in twee fasen door de mens aangelegd door opspuiting van zand dat afkomstig is van diverse winlocaties op de Noordzee en van zand uit de Rotterdamse havenbekkens. In de jaren 1960-70 is de eerste Maasvlakte opgespoten, die vervolgens tussen 2009-2012 een uitbreiding heeft gekregen van zo'n 2.000 hectare, de Tweede Maasvlakte. Voor deze uitbreiding is uit de Noordzee 240 miljoen kubieke meter zand opgebaggerd en op de Maasvlakte opgespoten. Het laat zich raden dat met het zand allerlei fossielen zijn meegekomen. De stranden van de Maasvlakte zijn vrij toegankelijk voor het publiek en trekken, behalve surfers en badgasten, ook veel fossielenzoekers aan. Vooral na een aantal dagen aflandige wind liggen de fossielen soms letterlijk voor het oprapen. Inmiddels zijn er al tal van interessante vondsten gedaan, waaronder een tiental keutels van de grottenhyena - fossielen die we nog nauwelijks kenden.

 

In 1980 brachten Yvette Vervoort-Kerkhoff en Thijs van Kolfschoten vier verschillende soorten fauna's in kaart die amateurpaleontologen op de stranden van de Eerste Maasvlakte verzamelden. Fauna 0 is afkomstig uit het Vroeg-Pleistoceen (tot 2,5 miljoen jaar geleden), Fauna I heeft ongeveer dezelfde leeftijd als die uit Het Gat (1 miljoen jaar geleden), Fauna II omvat de mammoetsteppefauna uit het Laat-Pleistoceen (115.000 tot 10.000 jaar geleden) en Fauna III betreft zoogdieren uit het Holoceen (zo'n 12.000 jaar geleden tot heden). Uit deze laatste periode dateren ook door de Vroeg-Holocene mens gemaakte benen werktuigen. De vondsten - vishaken en harpoenen - behoren tot de Mesolitische cultuurperiode en zijn tussen de 6.000 en 8.000 jaar oud. Toen de Mesolitische mens leefde, was de Noordzee nog niet geheel volgelopen; de kustlijn van Nederland lag veel verder westwaarts. Het was een nat gebied met moerassen, geulen en meren, met een overvloed aan vis en waterwild waarop de mens jacht maakte.

 

In de loop van het Holoceen is dit gebied verzwolgen door de zee, maar onderwater moeten nog intacte jachtkampen van Mesolitische bewoners bewaard zijn gebleven, toegedekt door een steeds sneller oprukkende zee. Uit onderzoek wordt steeds meer duidelijk dat de zeespiegel zo snel steeg, dat de veranderingen binnen een generatie merkbaar waren.

Wandelen op een droge Noordzeebodem

Archeologen en paleontologen hebben een stiekeme droom: dat de Noordzeebodem ooit weer droog zal vallen en dat ze ongehinderd mammoeten en prehistorische jachtkampen op kunnen graven. Dat ze er met hun eigen handen bij kunnen en niet hoeven te werken met botten en werktuigen die door visserschepen en baggerboten uit de context zijn gerukt, versleept en op een vreemde plek zijn gedumpt. Deze droom wordt ooit weer werkelijkheid, misschien over tienduizend jaar, als zich een nieuwe ijstijd aandient, de landijskappen gaan groeien en de zeespiegel gaat dalen. Maar of dat ook werkelijk zal gebeuren....? Met de huidige opwarming van het klimaat is de droom van een droge zeebodem misschien verder weg dan ooit.

 

- Jody Mijts

Meer informatie

»

Anonieme auteur 1973 Bruine Bank in Noordzee wijst geologen weg naar prehistorisch leven. Grondboor & Hamer, nr. 4, vol. 27, pag. 114-115

»

Bosscha Erdbrink, D.P. 1986 Twee nieuwe Muskusos-fossielen uit het Bruine Bank-Gebied. Cranium, nr. 1, vol. 3, pag. 40-44

»

Dieleman, Francien 2010 De Noordzee als vindplaats van kleine zoogdieren. Cranium, nr. 2, vol. 27, pag. 43-48. 6 pagina's

»

Graas, G. 2009 Vondstmelding: Opgevist botmateriaal uit de Noordzee, bij de Bruine Bank. Cranium, nr. 2, vol. 26, pag. 40-40

»

Hendriks, J.H. 2008 Strandvondsten op Voorne. Cranium, nr. 1, vol. 25, pag. 53-58. 6 pagina's

»

Kerkhoff, Niek 1990 Roofdierresten van de Maasvlakte. Cranium, nr. 1, vol. 7, pag. 47-49. 3 pagina's

»

Kolfschoten, Thijs van & Yvette Vervoort-Kerkhoff 2010 Maasvlakte I - Bron van informatie voor paleontologen en archeologen. Cranium, nr. 2, vol. 27, pag. 58-62. 5 pagina's

»

Logchem, Wilrie van & Dick Mol 2008 De vroeg-pleistocene sabeltandkat, Homotherium crenatidens (Weithofer, 1889), voor het eerst opgevist van de bodem van de Noordzee. Cranium, nr. 2, vol. 25, pag. 3-16

»

Mol, D. 1994 Nog meer nijlpaarden uit Nederlandse bodem. Grondboor & Hamer, nr. 1, vol. 48, pag. 7-8

»

Mol, D. & L. Zijlstra 1994 Muskusossen uit de Nederlandse bodem. Grondboor & Hamer, nr. 1, vol. 48, pag. 8-16

»

Mol, D., & Klaas Post 2010 Gericht korren op de Noordzee voor de zoogdierpaleontologie: Een historisch overzicht van de uitgevoerde expedities. Cranium, nr. 2, vol. 27, pag. 14-28

»

Mol, Dick, Anton Verhagen & Hans van der Plicht 2010 Mammoeten en Neushoorns van twee vindplaatsen uit het stroomgebied van de oer-Maas gecorreleerd. Cranium, nr. 2, vol. 27, pag. 49-57

»

Post, K., D. Mol, J. Reumer & J. de Vos 2001 Zoogdierfauna uit het Bavelien. Grondboor & Hamer, nr. 6, vol. 55, pag. 2-22

»

Reinink, Arthur 2009 Het juiste zand mèt mammoetscheenbeen als compensatie voor de tweede Maasvlakte. Cranium, nr. 2, vol. 26, pag. 3-13. 11 pagina's

»

Reinink, Arthur 2010 Een mammoetscheenbeen nader de maat genomen. Cranium, nr. 2, vol. 27, pag. 32-42. 11 pagina's

»

Storm, Paul 2010 Start onderzoek Homo Sapiens resten Noordzee: Micro-evolutie in de lage landen. Cranium, nr. 2, vol. 27, pag. 63-66. 4 pagina's

»

Vervoort-Kerkhoff, Y. & T. van Kolfschoten 1988 Pleistocene and Holocene mammalian faunas from the Maasvlakte near Rotterdam (The Netherlands). Mededelingen van de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie, nr. 1, vol. 25, pag. 87-98. 12 pagina's

»

Wesselingh, Frank, Klaas Post, Anton Janse, Tom Meijer & Dick Mol 2010 Schelpjes en Takken op mammoetbeenderen geven inzicht in het Laat-Pleistocene afzettingsmilieu van de Eurogeul. Cranium, nr. 2, vol. 27, pag. 29-31

Auteurs

  • Jody Mijts

Meer vindplaatsen