Geologie van Nederland
is een initiatief van

Fossielen uit de Oosterschelde

Om fossielen uit het Tiglien, het begin van het Pleistoceen, te vinden moet je in de Oosterschelde zijn. Elk jaar wordt er op Schouwen-Duiveland door het genootschap Kor en Bot met behulp van een mosselkotter naar fossielen gezocht die dateren uit die periode, zo'n twee miljoen jaar geleden. Nederland was toen relatief warm en zag eruit als een Afrikaanse savanne, waar neushoorns, olifanten en hyena's rondliepen.

Traditie

In de Oosterschelde worden fossielen met netten van de zeebodem omhooggehaald.

De afgelopen vijftig jaar zijn er in de Zeeuwse stromen Westerschelde en Oosterschelde grote hoeveelheden fossielen opgevist. Het vissen naar fossielen is een unieke traditie in Zierikzee, één van de mosselstadjes in Zeeland. De manier waarop hier fossielen worden verzameld, is uitzonderlijk. Al meer dan vijftig jaar varen mosselvissers Jaap en Wim Schot één keer per jaar naar de diepe geulen van de Oosterschelde, om in gezelschap van een aantal wetenschappers en andere geïntereseerden te vissen naar fossielen. Overal ter wereld worden fossielen opgegraven of uitgehakt, maar hier worden ze op een heel aparte manier gevonden: ze worden met netten van de zeebodem omhooggehaald. Wetenschappers en fossielenamateurs hebben zich verenigd in het genootschap Kor en Bot, dat onder voorzitterschap staat van de burgemeester van Schouwen-Duiveland. John de Vos, oud-conservator fossiele macrovertebraten van Naturalis vervulde jarenlang de rol van expeditieleider, maar heeft het stokje overgedragen aan Hansjorg Ahrens van Naturalis. Jaap Schot stelt elk jaar zijn schip beschikbaar, de mosselkotter ZZ10. Traditiegetrouw gaat ook elk jaar een fles jenever mee, waarmee geproost wordt na het vinden van het eerste bot.

 

De hele collectie gaat naar het depot van Naturalis, waar intussen een enorme verzameling Oosterscheldemateriaal veilig ligt opgeslagen. Op één stuk per jaar na: het is traditie dat tijdens het diner één interessante vondst wordt overhandigd aan de burgemeester, die het vervolgens weer doorgeeft aan de conservator van het Maritiem Museum van Zierikzee.

Kor- en Bottocht 2008

Het landschap

Fossielen zoeken.

De Zeeuwse ondergrond bestaat uit dikke lagen marien sediment. In de bodem zitten zand- en kleipakketten waarin veel fossielen van mariene levensvormen te vinden zijn. Boven deze zand- en kleipakketten, op zo'n 40 à 50 meter diepte, bevindt zich een laag van continentale oorsprong, de formatie van Tegelen. Deze kleilaag dankt zijn naam aan het gelijknamige Noord-Limburgse plaatsje Tegelen (de Tiglienlaag), waar begin vorige eeuw al fossiele zoogdieren werden opgegraven in de kleigroeves. Onder Schouwen-Duiveland zit de Tiglienlaag te diep om erin te kunnen graven. De enige plekken waar iets te vinden is, bevinden zich onder water. In twee vijftig meter diepe geulen in de Oosterschelde, het Gastenputje en het Olifantenputje, komt de formatie van Tegelen aan de oppervlakte. De stroming van het water neemt de klei- en zanddeeltjes uit het sediment mee. De de zwaardere botten blijven op de bodem achter, klaar om opgevist te worden.

De fauna

Een 'muizenbuis'.

De fossielen die in de loop van vijftig jaar zijn opgevist geven een goed beeld van het dierenleven in het Tiglien. In de begindagen van Kor en Bot werden alleen botten van grote zoogdieren opgevist; fossielen van kleine dieren werden nooit gevonden. Dit kwam door de maaswijdte van de mosselkorren: de botjes van kleine zoogdieren bleven niet in de netten hangen. Dit betekent natuurlijk niet dat de fauna van twee miljoen jaar geleden alleen uit grote dieren bestond. Joop van Veen van het Teylers Museum in Haarlem vond een manier om ook fossielen van kleine zoogdieren naar boven te halen, het zogenaamde 'muizenbuizenproject'. Van Veen hing twee stalen buizen (de 'muizenbuizen') aan de mosselkorren, waarmee het sediment tijdens het vissen van de bodem werd geschraapt. Aan boord werd dit sediment gezeefd en doorzocht. Het fijnste sediment werd meegenomen naar huis en daar tot op de kleinste korrel uitgeplozen. De muizenbuizen hebben al meerdere kiezen uit de klei getrokken, onder meer van woelmuizen, spitsmuizen en watermollen.

Resultaten

De fauna van de Oosterschelde wordt ook wel 'zwartebottenfauna' genoemd.

In de loop van vijftig jaar is een groot aantal verschillende zoogdieren uit de Oosterschelde opgevist. Hieruit kan worden opgemaakt dat er twee soorten olifanten leefden: de zuidelijke mammoet en de mastodont. De Oosterschelde is de belangrijkste vindplaats ter wereld van mastodontkiezen. De fauna bestond verder uit twee soorten herten, paardens, varkens, hyena's en sabeltandtijgers. Het is niet helemaal duidelijk hoe lang geleden deze dieren hier leefden. Voorlopig gaat men ervan uit dat de fossiele fauna van de Oosterschelde een ouderdom heeft van 1.9 miljoen jaar.

 

Deze fauna wordt ook wel de 'zwartebottenfauna' genoemd, vanwege de kleur van de opgeviste botten. Door het fossilisatieproces verandert de samenstelling van een bot en wordt het donkerder. Dit kan onder zuurstofloze omstandigheden in korte tijd gebeuren. De kleur van de botten zegt echter alleen iets over het fossilisatieproces, niet over de ouderdom. Toch staat vast dat de botten uit de Oosterschelde oud moeten zijn. Ze zijn namelijk versteend, een proces waar honderdduizenden jaren overheen gaan. Als je met een hard voorwerp tegen een Oosterscheldebot tikt, hoor je een hoge klank, het bewijs dat de botten zwaar gemineraliseerd en dus oud zijn.

 

- Jody Mijts

Oosterscheldefossielen

Meer informatie

»

Ahrens, H.J. 1996 Vissen naar de versteende dierenwereld van de Oosterschelde. Cranium, nr. 2, vol. 13, pag. 139-141. 3 pagina's

»

Ahrens, H.J. 1998 Een netje mét! De 47e Kor en Bottocht. Cranium, nr. 1, vol. 15, pag. 39-40. 2 pagina's

»

Ahrens, Hansjorg 2001 Kor en Bot ziet Abraham. Cranium, nr. 1, vol. 18, pag. 3-6. 4 pagina's

»

Hoek Ostende, Lars van den 1995 Kor en Bot tocht 1995. Cranium, nr. 2, vol. 12, pag. 93-94. 2 pagina's

»

Hooijdonk, Kees van 1999 De vondst van de maand. De vondst van een calcaneum of hielbeen van een Pleistocene sabeltandtijger. Cranium, nr. 2, vol. 16, pag. 102-104. 3 pagina's

»

Hooijdonk, K. van 2005 Een fossiele lynx van de Noordzeebodem. Grondboor & Hamer, nr. 2, vol. 59, pag. 35-41

»

Kortenhout van der Sluijs, G. 1985 Botten uit de Oosterschelde. Cranium, nr. 1, vol. 2, pag. 9-10. 2 pagina's

»

Leloux, J. & D. Mol 2002 Kor en Bot 2002, een succes! Grondboor & Hamer, nr. 5, vol. 56, pag. 142-145

»

Mol, D. & J. de Vos 1995 Korren op de Oosterschelde; een zoogdierpaleontoloog als visser en wat de fossielen van de Oosterschelde ons vertellen. Grondboor & Hamer, nr. 3/4, pag. 57-61

»

Mol, D. & J. de Vos 1995 De hyena uit de Oosterschelde. Grondboor & Hamer, nr. 6, vol. 49, pag. 139-149

»

Nijholt, K.J. & L.W. van den Hoek Ostende 2004 Nieuwe vondsten van fossiele zoogdieren van het strand van Cadzand. Grondboor & Hamer, nr. 3/4, vol. 58, pag. 61-65

»

Onbekende auteur 2010 Al 60 jaar korren naar eeuwenoude fossielen op de Oosterschelde. Cranium, nr. 2, vol. 27, pag. 7-7. 1 pagina

»

Veen, Joop van 1998 Kor en Bot en de Muizenbuis. De vangst van de eerste resten van kleine zoogdieren uit het Tiglien van de Oosterschelde. Cranium, nr. 1, vol. 15, pag. 21-29. 9 pagina's

»

Vos, John de 1992 Een zoogdier paleontoloog als visser. Cranium, nr. 2, vol. 9, pag. 52-52. 1 pagina

Auteurs

  • Jody Mijts

Meer vindplaatsen