Geologie van Nederland
is een initiatief van

Langenboom

Het Brabantse dorpje Langenboom heeft een modderspuit! Fossielfanaten komen er van heinde en verre op af, om geheel vrijwillig de meest vieze douche van Nederland te nemen. Hun handen omklemmen een winkelwagentje of steekkarretje, door de eigenaar omgebouwd tot zeef. Echte bikkels zetten zich schrap tegen het kolkende water en kruipen zo dicht mogelijk onder de pijp. Ze gaan voor de beste plek, want met de modder komen felbegeerde fossielen mee. Je hoopt natuurlijk dat de topvondst van de dag in jóuw in zeef belandt. IJskoud water en prikkend zand in je ogen? Wat kan het schelen als je kans hebt op haaientanden, walviswervels, zelfs complete schedels uit een ver verleden. Zwart goud uit de tijd dat Noord-Brabant een zee was waarin opzienbarende dieren leefden.

Haaientanden, schelpen en andere fossielen

Langenboom is een dorpje in het oosten van Noord-Brabant, ongeveer twintig kilometer ten zuiden van Nijmegen. Hier ligt recreatieplas De Kuilen. Uit de plas wordt met behulp van een zandzuiger groenzand gewonnen voor de wegenbouw. Het zand wordt opgezogen en via een pijpenstelsel in een omdijkt bassin opgespoten. Waar de modder uit de pijp stroomt, staan dagelijks mannen en een enkele vrouw tot hun middel in de bagger. Met behulp van een zeef zoeken ze naar haaientanden, walviswervels, schedels van dolfijnen en andere fossielen die met het zand mee omhoog zijn gekomen. Vindplaats De Kuilen is bijzonder, omdat het fossielen oplevert uit het Mioceen en het Plioceen; op weinig andere plekken in ons land komen resten van dieren uit deze perioden aan de oppervlakte.

Groenzandwinning

Langenboom ligt op de top van de zogenaamde Peelhorst. Een 'horst' is een gebied waar tektonische krachten, die actief zijn in de diepe ondergrond, de bovenliggende aardlagen omhoogduwen, tot vlak onder het maaiveld. Zo komt het dat op de Peelhorst groenzanden zijn te vinden, die elders in Nederland tientallen, soms zelfs honderden meters diep liggen. Deze groenzwarte glauconiethoudende zanden zijn tussen de 20 en 3 miljoen jaar geleden afgezet in een vrij warme, maximaal 50 meter diepe zee. Glauconiet is een geelgroen tot groen mineraal dat gevormd wordt door verwering van het mineraal biotiet in zeewater. Dit biotiet is afkomstig van geërodeerde bergen; het wordt weggevoerd met beken en rivieren en belandt na een honderden kilometers lange reis uiteindelijk in zee, om daar de metamorfose tot glauconiet te ondergaan. Na hun ontstaan dwarrelen glauconietkorrels langzaam naar de bodem, waar zich dikke lagen ophopen. Skeletten van gestorven dieren zinken eveneens naar de zeebodem en worden begraven in het sediment. Glauconiet heeft goede conserverende eigenschappen en daaraan danken we het feit dat er in Langenboom enorme hoeveelheden fossielen zijn te vinden.

 

Voor wegenbouwers is glauconiet ook een mooi materiaal; glauconietkorrels zijn hoekig en pakken stevig op elkaar, een eigenschap die de groenzanden van Langenboom zeer geschikt maakt om taluds van snelwegen mee aan te leggen. Anders dan bij de meeste zandwinningen, wordt in Langenboom alles dat wordt opgezogen op het land opgespoten. Tussen de baggermachine en het opspuitterrein zit geen zeefinstallatie die het opgezogen zand scheidt van stenen en botten. Die belanden dus niet terug in het water maar komen op het droge land binnen het bereik van amateurgeologen en -paleontologen.

 

Jarenlang baggeren heeft in Langenboom een vele hectaren grote zandwinplas doen ontstaan, in de volksmond bekend als De Kuilen. De baggermachine die in de plas drijft, reikt met zijn zuigmond tot een diepte van meer dan twintig meter en haalt daar sediment omhoog van zeer hoge ouderdom. Zo boort de machine op ongeveer 17 meter onder het wateroppervlak een fossielenlaag aan die dateert uit het Mioceen, ongeveer 20 miljoen jaar geleden. Het opgezogen sediment wordt via buizen getransporteerd naar de wal en daar opgespoten in twee grote bassins met een totale omvang van enkele voetbalvelden. Zodra een bassin vol is en het water weggelopen, wordt het leeggegraven en het zand afgevoerd; tegelijkertijd begint men met het volspuiten van het tweede bassin.

 

Aan het eind van de pijp, waar de modder uitstroomt, staan verzamelaars te wachten met hun zeef in de aanslag. Het groenzand glipt door de mazen van de zeven, de fossielen blijven erin achter. Het is een proces dat oneindig doorgaat: zeven, de inhoud doorzoeken, fossielen er tussenuit pikken, afval wegkiepen, de zeef weer vol laten lopen, enzovoort. Bij menigeen ontaardt het in een onschuldige verslaving; de spanning om iets unieks te vinden houd je vanzelf aan de gang.

Fossielzoeken bij Langenboom

Vondsten

In Langenboom is een verscheidenheid aan resten van vroeger leven naar boven gekomen, door fossielenzoekers gevonden en door wetenschappers geïdentificeerd. Meer dan tweehonderd soorten schelpdieren, vierendertig soorten vogels, negen soorten kreeftachtigen en meer dan dertig soorten haaien en roggen zijn herkend, maar ook meer dan dertig soorten beenvissen, ruim twintig soorten walvissen en dolfijnen, een uitgestorven walrus, vier zeehondensoorten en ook landzoogdieren. Van de laatste zijn in Langenboom een mastodont, een beer, een varken, een hert en onlangs nog een tapir ontdekt. Dat niet alleen, de vondsten zijn ook wetenschappelijk beschreven in publicaties op internet en in paleontologische tijdschriften. Uniek voor ons land was een kies van een chalicotherium, een vreemdgevormd hoefdier met grote klauwen aan zijn voorpoten.

 

Vogelfauna

De fossiele vogels van Langenboom zijn onderzocht door bioloog Erik Wijnker van de Universiteit Wageningen. Hij heeft een overzicht van enkele honderden vogelbotjes samengesteld door bij verzamelaars langs te gaan. In de vogelfauna in Langenboom ontdekte hij zeven soorten uit het Mioceen en zesentwintig uit het Plioceen. Het Mioceen telt allemaal pelagische soorten (dieren van open zee): twee soorten alken en vijf soorten jan-van-genten. Uit de Pliocene vogelfauna van Langenboom zijn onder andere drie ganzen en een lijsterachtige aangetroffen. Daarnaast zijn er alken, albatrossen, pijlstormvogels, eenden en één botje van een zeeduiker. Deze samenstelling van de vogelfauna maakt het waarschijnlijk dat Langenboom tijdens het Mioceen en Plioceen open zee was. Toch moet land niet al te ver uit de buurt geweest zijn. Er zijn immers ook landvogels herkend. Daarnaast wijzen de vondsten van landzoogdierfossielen ook op vaste grond, redelijk in de buurt. Op veel vogelbotjes zijn duidelijke krassen te zien: vraatsporen van haaien die zich tegoed deden aan vogelkadavers die op zee dreven. Langenboom heeft nieuwe kennis opgeleverd over de vogeldiversiteit in Plioceen en Mioceen. In totaal zijn er negentien vogelsoorten gevonden die nog niet eerder in Europa waren aangetroffen. Hieronder bevonden zich vier alkensoorten die nieuw zijn voor de wetenschap.

 

Dolfijnen

Tussen het zand zijn ook grote hoeveelheden gehoorbotjes van dolfijnen en walvisachtigen gevonden. Het gaat om botjes uit het binnenoor die het evenwichtsorgaan en het gehoororgaan omhullen. De botjes zijn ongeveer 2-4 centimeter groot en zeer hard. Dat is ook de reden dat ze zo goed bewaard zijn gebleven. Aan de grootte is te zien of je te maken hebt met een dolfijn of een walvis. Een verdere determinatie op soortniveau is lastig; hoogstens is een bepaling van de familie (spitssnuitdolfijn, etc) mogelijk. Er zijn meer dan driehonderd gehoorbeentjes gevonden, allemaal van verschillende typen en afmetingen. Op grond van het beschikbare materiaal denkt men dat het om minimaal acht dolfijnfamilies gaat. Behalve gehoorbotjes zijn er ook schedels en delen daarvan gevonden, bijvoorbeeld van de kortsnuitdolfijn (Protophocaena minima), familie van de Chinese en Zuid-Amerikaanse rivierdolfijnen. Inmiddels is Langenboom voor deze soort de belangrijkste vindplaats ter wereld.

Omgeving

Roermond, Uden en Venlo liggen in een tektonisch actief gebied; er zijn dus weleens aardbevingen. De ondergrond bevindt zich namelijk tussen een dalend en een stijgend gebied. De Peelhorst maakt deel uit van het stijgende gebied. Doordat de verschillende aardlagen omhoog zijn gekomen en de bovenste zijn geërodeerd, zijn de oorspronkelijk diepere lagen waar we normaliter niet bij zouden kunnen komen, aan de oppervlakte komen te liggen. Zo zijn bij Langenboom Pliocene en Miocene afzettingen bereikbaar geworden, lagen die elders in Nederland soms op honderden meters diepte liggen.

 

Ook in Liessel, veertig kilometer ten westen van Langenboom, is een zandwinningsput gevonden waarin fossielen uit het Mioceen en het Plioceen zijn aangetroffen. In Liessel wordt het zand echter door middel van grote grijpers opgepakt en op transportbanden vervoerd naar grote zeefinstallaties. Hierdoor zijn in Liessel veel fossielen verloren gegaan. Aan de andere kant heeft men er grote schedelstukken van walvisachtigen weten te bergen en zelfs delen van skeletten die naar alle waarschijnlijkheid toebehoren aan een en hetzelfde individu, iets dat in Langenboom door de methode van winning uitgesloten is.

Wereldbekend

Sinds 1996, toen de zandwinning in Langenboom grootschaliger werd aangepakt, vinden verzamelaars dagelijks enorme hoeveelheden fossielen. Elk fossiel is een stukje van een puzzel die informatie geeft over de oertijd. De haaientandzevers in Langenboom rapen dus onderdelen van een verhaal bijelkaar; ze zijn de oren en ogen van de wetenschap. Langenboom staat in Europa bekend als een van de meest productieve vindplaatsen van het Mioceen en Plioceen - de plek neemt zelfs de toppositie in als het gaat om fossiele vogels.

 

De toekomst is onzeker. In 2012 liep de concessie af om zand te winnen, maar deze is onlangs verlengd tot 2015. Er zijn al diverse activiteiten ondernomen om De Kuilen te herstellen in een natuurgebied. Recreatie en natuur vormen het einddoel van het plaatselijke bestemmingsplan. Eenden, oeverzwaluwen en andere soorten zullen meer en meer de plek innemen van de fossiele vogels die nog bij duizenden verborgen moeten liggen in de ondergrond.

 

 

- Jody Mijts

Meer informatie

»

Ahrens, H.J. 2005 Weer een schedel van de Protophocaena minima erbij! Cranium, nr. 1 vol. 22 pag. 41-44

»

Hoogma, D. 1979 De Noordelijke Peelhorst. Grondboor & Hamer nr. 6 vol. 33 pag. 170-195

»

Klompmaker, A.A.  & E. Wijnker 2010 Langenboom (Mill, Noord-Brabant): Een schitterende vindplaats voor Plio- en Miocene fossielen. GEA 4 volume 43 pag. 112-118

»

Lammers, Th. & K. Hoedemakers 2005 Otolieten van beenvissen (telosteil) uit boring 165 te Liessel (Noord-Brabant, Nederland). Grondboor & Hamer, nr. 5/6 vol. 59 pag. 116-123

»

Mol, D. 1992 De vondst van de maand: Het drietenige paard uit Nederlandse bodem. Cranium, nr. 1 vol. 9 pag. 41-41

»

Peters, A. Th. Lammers & D. Mol 1991 Mastodonten-kiezen uit Liessel (Noord-Brabant). Cranium, nr. 2 vol.8 pag. 89-96

»

Peters, N. , Th. Lammers, K. Meyer & J. van der Burgh 2004 Een pulsboring bij Hoogdonk op de Peelhorst. Grondboor & Hamer, nr. 2, vol. 58 pag. 21-27

»

Peters, N. 2004 Fossiele zoogdierbotten uit Liessel. Cranium, nr. 1/2 vol. 21 pag. 33-43

Auteurs

  • Jody Mijts

Meer vindplaatsen