ZOEKEN

MEER VINDPLAATSEN

Bekijk alle vindplaatsen in het overzichtNaar overzicht»

DWARSDOORSNEDEN

In Google Maps

Maak een doorsnede»

FOSSIELVONDSTEN

Fossielen op de kaart van Nederland

Bekijk de kaart»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Zuid-Limburg

Tijdens het Laat-Krijt, 70 tot 65,5 miljoen jaar geleden, waren Zuid-Limburg en een groot gebied eromheen bedekt door een ondiepe tropische zee. Wie een indruk wil krijgen van hoe het er toen uitzag, kan het beste een duik nemen in de Altlantische Oceaan rond de Bahama's. In de warme Limburgse Krijtzee wemelde het van planten en dieren, zoals koralen, zee-egels, zeegrassen, ammonieten en mosasauriërs. Hun fossielen worden nog dagelijks aangetroffen bij de winning van kalksteen in de ENCI-groeve in de Sint-Pietersberg bij Maastricht, maar ook in andere groeven in het Zuid-limburgse mergelplateau, zoals 't Rooth bij Bemelen. De groeven zijn ook vanuit geologisch oogpunt interessant. Je kunt er een grote diversiteit aan krijtrotsformaties zien, op veel plekken doorspekt met grillig gevormde vuursteenknollen.

Mosasaurus

Mosasaurus hoffmanni.

Een van de meest raadselachtige dieren die in de kalksteen van de Sint-Pietersberg is aangetroffen, is de mosasaurus. In de groeve zijn twee soorten mosasauriërs ontdekt: Mosasaurus hoffmanni en Prognathodon saturator. Het gaat om meer dan tien meter lange zwemmende reptielen met een afschrikwekkend gebit. Als toppredatoren van de Krijtzee voedden zij zich met ammonieten en misschien zelfs met schildpadden zoals de reusachtige Allopleuron.

 

Al in 1764 vonden blokbrekers (groeve-arbeiders) een eerste schedel van een mosasaurus. Het fossiel werd bestudeerd door de Maastrichtse arts en wetenschapper Johan Leonard Hoffmann. Hoffmann dacht te maken te hebben met een uitgestorven krokodillensoort en noemde de soort Mosasaurus, van Mosa = Maas en Saurus = reptiel. De fossiele kop is nog steeds te zien in het Teylers Museum in Haarlem; de geweldige kaken met grote puntige tanden en de spitstoelopende snuit doen inderdaad denken aan een krokodil.

 

Het is echter de tweede schedel van Mosasaurus hoffmanni, gevonden tussen 1770 en 1774, die legendarisch geworden is. Hij is nog groter dan de eerder gevonden schedel. In 1795 nam het Franse leger de schedel als oorlogsbuit mee naar Parijs, waar het terechtkwam in het Natuurhistorisch Museum. De beroemde geleerde Georges Cuvier bewees aan de hand van de mosasaurus dat dieren konden uitsterven. Cuvier redeneerde dat de aarde ooit bewoond moet zijn geweest door diersoorten die nu niet meer bestaan; na hun dood werden ze opgevolgd door nieuwe diersoorten, tot ook die weer uitstierven. Deze gedachten over ontstaan en uitsterven en de opvolging van de ene diergroep door de andere, vormen het begin van het denken over evolutie. De beroemde mosasaurusschedel bevindt zich nog steeds in Parijs: in ons eigen land hebben we slechts een gipsen afgietsel, als troost door de Franse overheid aan Nederland cadeau gedaan. Het bevindt zich in de collectie van Naturalis in Leiden.

 

De meest spraakmakende vondst in de Sint-Pietersberg is toch wel Bèr, een tweede mosasaurussoort die in 1998 in de ENCI-groeve ontdekt werd en die nu in een grote glazen vitrine (Mosaleum) ligt in het Natuurhistorisch Museum Maastricht. Bèr kreeg zijn naam - Prognathodon saturator - op 7 maart 2002, toen na uitvoerig onderzoek bleek dat hij op veel punten anders was dan Mosasaurus hoffmanni. De soortnaam saturator betekent zowel bevrediging als verzadiging. Vrij vertaald betekent Prognathodon saturator ''dier met vooruitstekende tanden dat bevrediging geeft''. De bevrediging staat voor het plezier dat de onderzoekers aan het dier beleefden, verzadiging op het feit dat het dier na zijn dood een feestmaal was voor aasetende haaien. Op de botten van Bèr zijn duidelijke groeven te zien die gemaakt zijn door haaientanden. Saturator kan misschien ook slaan op het bloeddorstige karakter van Bèr, want dat hij grote prooien op zijn menu had staan blijkt uit de enorme tanden en zijn extreem krachtige kaken.

 

Mosasauriërs worden vaak met dinosauriërs verward, maar zijn feitelijk nauwer verwant aan slangen en hagedissen. Tanden en schedel vertonen nog de meeste overeenkomst met die van varanen. Binnen de groep van reptielen behoren de mosasauriërs tot de diapsida: reptielen die zich kenmerken door het bezit van twee openingen in de achterste helft van de schedel. Deze openingen worden temporaalopeningen genoemd. Bij mensen zijn ze terug te zien als de slapen. Ook de nu nog levende krokodillen, hagedissen en slangen hebben deze openingen. Schildpadden zijn een voorbeeld van dieren zonder temporaalopening. Tegenwoordig bestaat de groep van de hagedissen voor negenennegentig procent uit kleine dieren. Ze leven allemaal op het land, maar sommige, zoals de zeeleguaan die op de Galapagoseilanden voorkomt, kunnen zwemmen. Mosasauriërs waren hagedissen die permanent in het water leefden en zij werden veel groter. De Nederlandse benaming Maashagedis wil niet zeggen dat het dier in de Maas zwom, want van die rivier was in het Krijttijdperk nog geen sprake. De naam verwijst naar de vindplaats (de Sint-Pietersberg), die pal aan de oever van de Maas ligt.

Haaien en schildpadden

Allopleuron hofmanni in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.
De mergel van de Sint Pietersberg heeft, naast resten van mosasaurussen, ook fossielen prijsgegeven van andere dieren uit het Krijt. Rond het skelet van Bèr zijn onder andere tanden gevonden van de haaien Squalicorax pristodontus en Plicatoscyllium minutum. Doorgewinterde amateurpaleontologen die de Zuid-Limburgse mergelgroeven elk vrij uur naspeuren op fossielen, hebben wel één of meer van zulke haaientanden in hun verzameling. Met wat geluk vinden zij soms ook botten of stukken schild van zeeschildpadden. In 1931 is een groot stuk rugschild met bijbehorende schedel gevonden van Allopleuron hofmanni, een zeeschildpad van anderhalve meter met een hartvormig rugschild. Hij vormde vermoedelijk een smakelijk hapje voor menige maashagedis. Zelf was de schildpad vreedzaam; hij voedde zich met zeegras, dat op uitgestrekte velden op de bodem van de Krijtzee groeide.

Vogel

Ichthyornis.

De grote vraag was of de Limburgse mergel, naast reptielen en vissen, ooit ook resten van vogels en misschien zelfs van zoogdieren zou opleveren. Van buitenlandse vindplaatsen was al bekend dat vogels aan het eind van het Krijttijdperk de aarde bevolkten. In 2002 was het raak: er werd een blok kalksteen ontdekt met een paar botten van een Krijtvogel. Onderzoek maakte duidelijk dat de vogel verwant is aan Amerikaanse Krijtvogels uit het geslacht Ichthyornis, een zeevogel die veel weghad van een meeuw. Het skeletje komt echter niet uit de Sint-Pietersberg op Nederlands grondgebied, maar uit de kalksteengroeve van CBR-Romontbos in België.

En een zoogdier

Palenotoloog John Jagt op fossielenjacht in de kalksteengroeve Curfs.

Een minstens zo spectaculaire vondst, deze keer wel uit de ENCI-groeve, betrof een zoogdier. Er werd een kies van een muisachtige insecteneter gevonden; een buideldier, want placentale zoogdieren bestonden aan het eind van het Krijt nog niet. Het kiesje is slechts 1,85 mm breed en 1,36 mm lang. Dit kleine zwarte fossiel is het enige Krijtzoogdier van ons land.

 

- Jody Mijts

Krijtgroeves

Meer informatie

»

Kuypers, M.M.M. & R.W. Dortangs 1998 Mosasauriërs. Grondboor & Hamer, nr. 4/5, vol. 52, pag. 144-145

»

Schulp, A.S. & J.W.M. Jagt 2001 De Maastrichtse Mosasaurusvondst. GEA, nr. 2, vol. 34, pag. 40-43

»

Schulp, A.S. & J.W.M. Jagt 2001 De Maastrichtse Mosasaurusvondst - deel 2. GEA, nr. 4, vol. 34, pag. 26-28

»

Schulp, A.S. & J.W.M. Jagt 2003 De Maastrichtse Mosasaurusvondst - deel 3. GEA, nr. 4, vol. 36, pag. 120-123

Auteurs

  • Jody Mijts

Meer vindplaatsen