Geologie van Nederland
is een initiatief van

Zwarte els

Alnus glutinosa

Taxonomie

Klasse
Spermatopsida (Zaadplanten)
Orde
Fagales
Familie
Betulaceae (Berkenfamilie)
Geslacht
Alnus
Soort
Alnus glutinosa

Karakterisering

De zwarte els behoort tot de berkenfamilie. Deze in Nederland veel voorkomende boom heeft een groot verspreidingsgebied, dat van West-Europa tot en met Japan loopt. Uit fossiele vondsten blijkt dat de zwarte els al vanaf het begin van het Holoceen (circa 9000 jaar geleden) in ons land voorkomt. De zwarte els heeft een voorkeur voor zonnige tot licht beschaduwde plaatsen met een nattere bodem, bijvoorbeeld langs waterkanten of in moerasbossen. De bloeitijd loopt van februari tot en met april. De bloemen (katjes) bloeien voordat de bladeren verschijnen. Hierdoor kan het stuifmeel zich makkelijk met behulp van de wind verspreiden, zonder hinder van bladeren te ondervinden. De els leeft in symbiose met de Frankia-bacterie. Deze bacterie bevindt zich in knolletjes bij de wortels en zorgt voor binding van stikstof uit de lucht en de vorming van nitraat. De els gebruikt de nitraat en kan hierdoor op stikstofarme grond groeien. Op zijn beurt voorziet de els de Frankia-bacterie van koolstof, die deze bacterie nodig heeft voor de fotosynthese.

Uiterlijk

De zwarte els is een loofboom die tot 30 meter hoog kan worden. De naam alnus is afgeleid van het oud-Latijn alor amme wat ‘ik word door de stroom verzorgd' betekent. Dit duidt op zijn standplaats langs het water. De soortnaam glutinosa betekent ‘kleverig'. Dit heeft betrekking op de knoppen en de bladeren, die in hun vroege ontwikkeling kleverig zijn. De toevoeging ‘zwarte' in de Nederlandse soortnaam duidt op de donkerbruine schors. Zwarte elzen zijn daaraan gemakkelijk te herkennen, en aan de grote ronde, omgekeerd eivormige bladeren. De top van het blad is stomp en de randen zijn grof en dubbel gezaagd. De bladeren worden 4 tot 11 cm lang en zijn nog groen als ze in de herfst van de boom vallen.

 

Elzen zijn eenhuizig en dragen dus zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen (katjes), die aan dezelfde tak zitten. Jonge mannelijke katjes zijn lichtbruin en langwerpig. Het stuifmeel kleurt het mannelijke katje eerst oranje en uiteindelijk geel. Daarna worden het houtige, langgerekte staafjes. De vrouwelijke katjes zijn ovaal en zitten vaak in groepjes van drie tot vijf op stelen aan een tak. Vrouwelijke katjes hebben een rode kleur. Na bevruchting ontwikkelt zich een groene vrucht, die later donkerbruin kleurt.

Leefwijze

Stuifmeelkorrels van de mannelijke katjes komen via de wind op de vrouwelijke katjes terecht. Na de bevruchting ontstaan zaden. Zaaddragende vrouwelijke katjes worden ‘elzenproppen' genoemd. Bij de zwarte els kan zowel zelfbestuiving (katjes op dezelfde boom bevruchten elkaar) als kruisbestuiving (katjes van verschillende bomen bevruchten elkaar) voorkomen. In de herfst vallen de eerste zaden uit de proppen; dit gaat de hele winter door. Nadat de zaden verspreid zijn blijven de elzenproppen nog lang in de boom hangen. Elzenzaden zijn klein, glad en hebben kleine vleugeltjes. Hierdoor kunnen ze door de wind worden meegenomen en in het water terechtkomen. Luchtbellen binnenin de zaden voorkomen dat ze zinken. De zaden drijven in het water met de stroom mee en kunnen op een andere plek op de oever uitgroeien tot nieuwe zwarte elzen. 

 

De zwarte els heeft een grote invloed op het ecosysteem. Door de symbiose met de Frankia-bacterie kan hij stikstof uit de lucht vastleggen als nitraat. Stikstof is een essentieel element voor planten en dieren, omdat het een bestanddeel is van alle proteïnen en nucleïnezuren. Via het vallende blad komt de stikstof weer in de bodem terecht, waar andere planten en via hen ook dieren ervan kunnen profiteren. Elzen dragen ook bij aan een toename van stikstof in het water, hetgeen een positieve invloed heeft op het waterecosysteem.

 

Het hout wordt na het kappen oranjerood. Het lijkt alsof er bloed uit de boom komt. Hierdoor ontstond het bijgeloof dat de boom een kwade geest herbergde: de Erlkönig (elzenkoning) uit een oude Duitse legende. De zwarte els komt al duizenden jaren in onze streken voor. Droog hout is geel en gemakkelijk te bewerken. Men maakt er klompen en bezemstelen van; onder water is het hout erg duurzaam en als zodanig als constructiehout bruikbaar. Als brandhout werd het gebruikt voor het blauw kleuren van dakpannen en het roken van vis.

Geografische verspreiding

De zwarte els is in Nederland een vrij algemene boom. Behalve in ons land is hij verspreid over bijna heel Europa, Noordwest-Afrika, Klein-Azië en West-Siberië. Door het kouder wordende klimaat tijdens het Pleistoceen is de els, tegelijkertijd met de meeste geslachten van de berkenfamilie, naar het zuiden teruggedrongen. In de zuidelijker gebieden breidde de els zich vooral op natte gronden sterk uit. Bij het aanbreken van warmere weersomstandigheden in het Holoceen kon de els zich weer in noordelijke richting uitbreiden.

Voorkomen in de tijd

Van de zwarte els is op Kyushu, een eiland bij Japan, fossiel stuifmeel aangetroffen. Er bevinden zich daar verschillende zones van stuifmeel in de grond. Deze worden tot verschillende perioden gerekend. De dateringen reiken van het Midden-Eoceen tot het Holoceen. In Noord-Amerika en Alaska is veel stuifmeel van de els afkomstig uit het Holoceen gevonden. Dit wordt gezien als een aanwijzing dat de els een belangrijk onderdeel was van de vegetatie tijdens het Holoceen. Dat de zwarte els al vroeg voorkwam in Europa, is aangetoond door vondsten van stuifmeel die dateren uit het beginfase van het Holoceen. Vondsten zijn onder meer gedaan in Noord-Engeland en ook in Nederland. Uit archeologische opgravingen is bekend dat elzenhout al vroeg door de mens werd gebruikt. Zo is in een Romeins crematiegraf in Huise (België) houtskool afkomstig van de els gevonden. Tegen het einde van de 12de eeuw gebruikte de mens elzenhout veel als constructiehout en brandstof. Dit kon worden aangetoond door onderzoek naar hout- en houtskoolres­ten uit een middeleeuwse afvallaag in Gent (België). Elzenhout is zacht maar tegelijkertijd taai. Het is gemakkelijk te bewerken tot gereedschappen en tegelijkertijd vrij duurzaam. Het brandt ook uitstekend en geeft veel warmte af.

Evolutie

De berkenfamilie omvat zes geslachten, waarvan alleen de els in symbiose met de Frankia-bacterie leeft. De leden van de berkenfamilie stammen af van één gemeenschappelijke voorouder, die afkomstig is uit Azië. Uit deze vooruder, die leefde in het Krijttijdperk, ontstonden drie geslachten: elzen, witte berken en hazelaars. Het is niet bekend of de vroege voorouders van de els al in symbiose met de Frankia-bacterie leefde. Mogelijk is de Frankia-bacterie ontstaan als gevolg van co-evolutie met de els.

Vindplaatsen in Nederland

De zwarte els kwam rond 7000 voor Chr. al in Nederland voor. Resten worden vooral aangetroffen in veenafzettingen. Het laatste restant van een inheems elzenoerwoud was het Beekbergerwoud, ten zuidoosten van Apeldoorn. De kern van dit oerbos bestond uit zeer hoge zwarte elzen, met daaromheen een zone elzenhakhout. Helaas werd het elzenbos in 1871 geveld.

 

- Dianne Hamerpagt, Naturalis

Meer informatie

»

Feng Sheng Hu 2001 Effects of Holocene Alnus Expansion on Aquatic Productivity, Nitrogen Cycling, and Soil Development in Southwestern Alaska, Ecosystems

»

Man Kyu Huh and Hong Wook Huh 2001 Genetic Diversity and Phylogenetic Relationships in Alder, Alnus firma, Revealed by AFLP,  Journal of Plant Biology

»

Wilcke, J. 1953 Els en Hazelaar. De Levende Natuur, nr. 1, vol. 56, pag. 1-5. 5 pagina's

Auteurs

  • Dianne Hamerpagt

Meer planten