Het Oligoceen is het jongste tijdvak uit de periode Paleogeen. Over het algemeen was het in dit tijdvak een stuk warmer dan nu. Aan het begin van het Oligoceen kende ons land een tropisch klimaat. In de loop van het tijdvak daalde de temperatuur echter tot subtropische waarden. De Hasselbachesdoorn gedijde goed onder deze omstandigheden. Fossielen tonen aan dat het de oudste esdoorn van Europa is. Tegenwoordig is deze soort uitgestorven, waarschijnlijk als gevolg van de temperatuursdaling in het Oligoceen.
Acer is een geslacht met meer dan 150 soorten grote tot middelgrote bladverliezende bomen en struiken. De soorten hebben kruisgewijs staande, meestal gelobde bladeren en splitvruchten ('helikoptertjes'), die bij rijpheid in twee delen uiteen vallen.
Een bekende esdoorn is de suikeresdoorn (Acer saccharum) uit Noord-Amerika. De boom wordt vanwege zijn ruime sapproductie als suikerproducent gekweekt. Eén enkele boom produceert in een lenteseizoen een kleine honderd liter sap. Dit wordt afgetapt en levert na inkoken ongeveer twee liter siroop ('maple syrup'). Het blad van de suikeresdoorn ('maple leaf') is het nationale symbool van Canada en staat dan ook afgebeeld op de Canadese vlag. Esdoorns hebben hard hout, dat wordt gebruikt voor het vervaardigen van meubilair. In de oudheid werden er speren van gemaakt.
Omdat de Hasselbachesdoorn is uitgestorven, bespreken we hier het uiterlijk en de levenswijze van een boom die er sterk op lijkt, de Balkanesdoorn of Griekse esdoorn (Acer heldreichii). Deze groeit in de bergachtige streken van het Balkanschiereiland. De Balkanesdoorn is een bladverliezende boomsoort die tot 25 meter hoog kan worden. De soort is goed bestand tegen strenge winters. De volwassen boom heeft een hoge, koepelvormige kroon. De schors is glad en grijs en heeft bij oudere exemplaren fijne spleten. De bladeren worden gekenmerkt door een lange, rode bladsteel. Elk blad is opgebouwd uit 3-5 grof getande lobben.
De boom bloeit eind mei met kleine gele bloemetjes, die gelijk met de bladeren ontspruiten. De bloemen staan met weinig bijeen in min of meer rechtopstaande, kale pluimen. Van oorsprong zijn de bloemen van de Balkanesdoorn tweeslachtig en bevatten zowel meeldraden (mannelijk) als een stamper (vrouwelijk). Functioneel zijn de bloemen echter mannelijk óf vrouwelijk. Dit komt doordat bij de mannelijke bloemen de stamper verschrompelt en doordat bij de vrouwelijke bloemen de met stuifmeel gevulde helmknoppen van de meeldraden gesloten blijven. De bloemen produceren veel nectar.
In het Oligoceen groeiden er veel soorten esdoorns in het aanvankelijk tropische en later subtropische klimaat. Tegenwoordig is het genus Acer wijdverspreid in de noordelijke gematigde gebieden en sommige tropen van Noord-Amerika, Europa en Azië. De meeste esdoornsoorten zijn ontstaan in Noord-Amerika gedurende het Eoceen. Van daaruit hebben ze zich naar Europa en Azië verspreid.
Tijd en plaats van het ontstaan van de familie Aceraceae is onbekend, maar er zijn fossielen van het genus Acer bekend uit het Boven-Krijt. Van de oudste esdoornsoort van Midden-Europa, de Hasselbachesdoorn, worden fossielen gevonden van het Boven-Eoceen tot het Onder-Oligoceen. In de bruinkoolgroeve van Hasselbach bij Altenburg hebben onderzoekers veel fossiele bladeren van de soort aangetroffen.
Fossiele esdoorns zijn onder andere gevonden in het Onder-Plioceen van Brunssum in Limburg. Tegenwoordig groeien in Nederland vooral Spaanse aak (Acer campestre), gewone esdoorn (A. pseudoplatanus) en de Noorse esdoorn (A. platanoides). De laatste twee worden doorgaans aangeplant. Hoewel zijn naam het tegendeel doet vermoeden is de struikvormige Spaanse aak de enige esdoorn die tot de oorspronkelijke wilde flora van Nederland behoort. Resten van Spaanse aak zijn gevonden in afzettingen uit 2100 v. Chr. in de Alblasserwaard en bij Spijkenisse. Overigens wordt ook deze soort veel aangeplant in plantsoenen als solitaire struiken of bomen en in heggen.
- Dorien Langeveld, Naturalis
Berendsen, H. J. A., 2001. De vorming van het land: inleiding in de geologie en de geomorfologie. - Van Gorcum, Assen. 269p.
Humphries, C. J., J.R. Press & D. A. Sutton, 1982. Bomen: beschrijvingen van de Europese boomsoorten. - Thieme, Baarn. 320p.
Kalkman, C., M. M. Nauta & R. van der Meijden, 2003. Planten voor dagelijks gebruik, botanische achtergronden en toepassingen. - KNNV, Utrecht. 352p.
Leathart, S., 1977. Alle bomen van de wereld. - Septuaginta, Alphen a/d Rijn. 224p.
Mai, D. H., 1995. Tertiäre Vegetationsgeschichte Europas. - Gustav Fischer Verlag, Jena. 691p.
Meijden, R. van der, 2005. Heukels' Flora van Nederland. - Wolters-Noordhoff, Groningen. 685p.
Palamarev, E., 1987. Paleobotanical evidences of the Tertiary history and origin of the Mediterraneaen sclerophyll dendroflora. - Plant Systematics and Evolution 162: 93-107.
Stewart, W. N. & G. W. Rothwell, 1993. Paleobotany and the evolution of plants. - Cambridge University Press, Cambridge. 521p..
Wolfe, J. A. & T. Tanai, 1987. Systematics, phylogeny, and distribution of Acer (Maples) in the Cenozoic of western North America. - J. Fac. Sci., Hokkaido Univ., Ser. 4, 22 (1): 1-246.
Website Efloras.org