Geologie van Nederland
is een initiatief van

Cordaieten

Cordaites

Bladeren van cordaieten zijn in de ongeveer driehonderd miljoen jaar oude afzettingen uit het Carboon vrij algemeen. Meestal vind je alleen maar fragmenten van zo'n blad, maar een compleet blad kon flinke afmetingen bereiken. Met enige regelmaat vielen de bladeren af en bedekten soms de gehele bodem. Sommige soorten groeiden in het moeras, andere voelden zich juist op droge plekken beter thuis. Er zijn ook soorten gevonden die als een soort mangrovebomen in het water groeiden en luchtwortels hadden. Cordaieten waren naaktzadigen, net als de coniferen en naaldbomen die we nu kennen. Daarmee behoorden ze tot de hoogst ontwikkelde planten uit hun tijd. Bloeiaren en de zaadjes worden geregeld als fossiel gevonden. In het Perm zijn de laatste soorten cordaieten uitgestorven.

Taxonomie

Klasse
Gymnospermopsida (naaktzadigen)
Orde
Cordaitales
Familie
Cordaitaceae (cordaieten)
Geslacht
Cordaites

Karakterisering

Cordaites is een geslacht van naaktzadige bomen en struiken, verwant aan de coniferen. Het hout van de stammen is bijna niet van dat van de latere coniferen te onderscheiden, maar de bladeren zagen er helemaal niet conifeerachtig uit: het waren lange, bandvormige bladeren, die wel een meter lang konden worden. Meestal worden alleen delen van deze bladeren gevonden: een bladtop of een bladvoet is vrij zeldzaam. Tussen de bladeren stonden de bloeiwijzen, in de vorm van langgerekte aren.

Cordaieten waren zaadplanten, dus geen sporenplanten zoals de wolfsklauwbomen en paardenstaartbomen waarmee ze het moerasecosysteem tijdens het Carboon deelden. Sommige soorten konden een hoogte van wel dertig meter bereiken, maar er zijn ook kleinere soorten bekend: Cordaites-struiken werden maar enkele meters hoog.  In het Laat-Carboon was deze groep op zijn hoogtepunt maar ook in het Perm speelden de cordaieten nog lang een grote rol. In het Perm stierven cordaieten uit.

Uiterlijk en leefwijze

De stammen van de cordaieten waren glad. Binnenin zat een holte met tussenschotten. Als een boom doodging en omviel, raakte die holte al gauw opgevuld met sediment (zand, klei). Dat sediment versteende soms en het hout van de boom rotte weg. Die versteende opvullingen hebben een eigen naam gekregen: Artisia. Je herkent ze aan de dwarsstrepen, die de restanten zijn van de tussenschotten. Verder bestonden de stammen uit echt (secundair) hout, dat als twee druppels water lijkt op coniferenhout. Er is een microscoop voor nodig om het onderscheid te kunnen zien.

 

De langgerekte bladeren zijn te herkennen aan een fijne streping in de lengterichting. De vorm kan per soort flink verschillen. In Zuid-Frankrijk zijn fossielen gevonden met vrij korte, lepelvormige bladeren en weer andere met heel smalle bladeren. De allergrootste bladeren die gevonden zijn, zijn een meter lang en vijftien centimeter breed.  De soort die in onze omgeving het meest gevonden wordt heet Cordaites principalis.

 

De wortelstelsels verschilden per soort. In moerassige gebieden strekten de wortels zich ver in horizontale richting uit, terwijl soorten die op vastere grond groeiden dieper wortelden. De wortels waren massief en hadden, in tegenstelling tot de stammen, geen centrale holte. Ook het wortelhout heeft een eigen naam: Amyelon. Men denkt dat de mangrove-achtige bomen en de struiken vooral in moerassen groeiden en op wat droger land de hoge bomen.

Voortplanting

De bloeiaren, Cordaianthus genaamd, stonden verspreid tussen de bladeren. Er waren afzonderlijke mannelijke en vrouwelijke aren, waarbij uiteraard de mannelijke het stuifmeel produceerden en de vrouwelijke de stampers bezaten, die na bestuiving uitgroeiden tot zaadjes. De fossiele aren zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden, maar als er zaadjes aan hangen is het een vrouwelijke. De zaadjes worden ook vaak los gevonden. Ze zijn meestal gevleugeld.

Geografische verspreiding

Fossielen van cordaieten worden over de hele wereld aangetroffen waar tijdens het Carboon en het Vroeg-Perm steenkoolmoerassen voorkwamen. Uit het Laat-Perm zijn fossielen van cordaieten bekend die in drogere omstandigheden groeiden. Toch is het geslacht Cordaites in de loop van het Perm helemaal uitgestorven. Na het uitsterven van de cordaieten begonnen coniferen aan een opmars. Deze verwanten van de cordaieten waren blijkbaar beter aan de warme en droge omstandigheden in het Perm aangepast.

Evolutie en voorkomen in de tijd

De oudste Cordaites-achtigen stammen uit het Onder-Carboon, maar pas in het Boven-Carboon werden cordaieten talrijk en ontstonden er veel soorten. Hun bloeitijd duurde tot ver in het Perm.

Vindplaatsen in en om Nederland

Cordaietenfossielen worden aangetroffen in de lagen boven de steenkool. In Nederland zijn ze te vinden in Zuid-Limburg, vooral op de stortbergen van mijnsteen. Nu nog worden van tijd tot tijd oude storthopen afgegraven en komen er weer fossielen te voorschijn. Andere belangrijke vindplaatsen in onze omgeving zijn de Piesberg bij Osnabrück in Duitsland, de stortberg bij Ibbenbüren, eveneens in Duitsland en oude storthopen in België, onder andere  bij Charleroi.

 

- Hans Steur

Meer informatie

»

Cleal, C. J. & B. A. Thomas, 1994. Plant fossils of the British Coal Measures. - The Palaeontological Association field guides to fossils 6. 222p.  

»

Josten, K.-H., 1991. Die Steinkohlenfloren Nordwestdeutschlands. - Geologisches Landesamt Nordrhein-Westfalen, Krefeld. 434p.  

»

Remy, W. & R. Remy, 1977. Die Floren des Ertaltertums. - Verlag Gluckauf, Essen. 468p. 

»

Remy, W., 1957. Steinkohlenpflanzen. - Verlag Gluckauf, Essen. 248p.

»

Stewart, W. N. & G. W. Rothwell, 1993. Paleobotany and the evolution of plants. Cambridge University Press, Cambridge, USA. 521p.

»

Taylor, T. N. & E. L. Taylor, 1993. The biology and evolution of fossil plants. Prentice Hall, Englewood Cliffs, USA. 982p. 

»

Thomas, B., 1982. De evolutie van planten en bloemen. - Lannoo, Amsterdam. 117p.

Auteurs

  • Hans Steur

Meer planten