De wulk is de grootste van de Nederlandse slakken. De schelp kan tot twaalf centimeter hoog worden. Het is een rover en aaseter die voorkomt in grote delen van onze kustwateren en in de Noordzee. De wulk is een vertegenwoordiger van een Pacifische immigratiegolf. De soort bereikte de Noordzee tijdens het Plioceen, zo'n 3,5 miljoen jaar geleden en is sindsdien niet meer verdwenen. De wulk is goed te eten.
De wulk heeft een grote, kegelvormige schelp. Op de schelp zijn ietwat onregelmatige dwarsribjes die worden doorsneden door fijnere spiraallijntjes, die de schelp een duidelijk reliëf geven. Daarnaast komen er nog onregelmatig oudere verdikte mondranden in de schelp voor. De mondopening is vrij groot, ongeveer twee vijfde van de hoogte van de schelp. De onderkant van de mondopening mondt uit in een kort siphonaalkanaal. Levende schelpen zijn bedekt met een dunne bruinige opperhuid die de gelige schelp bedekt. Veel schelpen die op het strand aanspoelen hebben en witgrijze of blauwe kleur. Op het strand vinden we soms de karakteristieke eierkapsels van deze soort.
Wulken kruipen over de zeebodem. Als de bodem zacht is dan verdwijnt het dier er deels in. De slakken zijn op zoek naar prooi, zoals schelpkokerwormen en kokkels. Exemplaren kunnen tientallen jaren oud worden. Er zijn meldingen van de soort op 1200 meter diepte, maar de wulk komt vooral in de bovenste vijftig meter voor. Hij kan lagere zoutgehaltes goed verdragen.
In Noordwest-Europa is de wulk sinds de jaren 1970 sterk achteruit gegaan door het gebruik van tinhoudende verf op boten. Deze verf, waarin het middel tributyltin (TBT) is verwerkt, zorgt ervoor dat algen en andere aangroei op boten beperkt bleef, maar had als onbedoeld bijeffect dat vrouwtjeswulken massaal transformatie ondergingen en een mannetjes-uiterlijk kregen. Inmiddels is het gebruik van TBT-houdende verven in de Europese Unie verboden. De laatste jaren zien we dan ook een voorzichtige terugkeer van de soort in onze kustwateren.
De wulk leeft in de gematigde zone van de noordelijke Atlantische Oceaan. In Europa komt hij voor van IJsland tot aan de Golf van Biskaje.
De wulk is afkomstig uit de noordelijke Stille Oceaan. Hij bereikte zo'n 3,5 miljoen jaar geleden, tijdens het Plioceen, de noordelijke Atlantische Oceaan.
In Nederland komt er maar één soort wulk voor. In Arctische wateren en in de noordelijke Stille Oceaan komen meerdere soorten voor van hetzelfde geslacht. Deze Buccinum-soorten leven tussen de laagwaterlijn tot op enkele honderden meters diepte, maar er bestaan ook diepzeesoorten. Er is zelfs een soort beschreven die alleen rond mid-oceanische ruggen voorkomt.
De wulk spoelt nog al eens aan op onze stranden. Het gaat dan merendeels om blauwgrijze schelpen die enkele duizenden jaren oud zijn. In Zeeland, met name op de stranden van Walcheren en langs de Westerschelde, spoelen ook schelpen van Pleistocene ouderdom aan. Deze laatste zijn vaak dikschaliger, hebben nogal eens opstaande varixen (dat zijn lamellen die vroeger de mondrand omvatten) en zijn vaak bruin of diepblauwgrijs van kleur. De wulk is een zeldzame soort in de Pliocene zandwinning van Langenboom.
Bruyne, R. H. de, 2004. Veldgids schelpen. - KNNV, Utrecht. 224p.
Website MarLIN (zoekterm Buccinum undatum)
Website Natuurinformatie.nl (zoekterm Wulk)
Website Wikipedia