Geologie van Nederland
is een initiatief van

Toegeknepen korfmossel

Corbicula cf. fluminalis

Taxonomie

Klasse
Bivalvia (tweekleppigen)
Orde
Heterodonta
Familie
Corbiculidae (korfmosselen)
Geslacht
Corbicula
Soort
Corbicula cf. fluminalis

Karakterisering

Een stevige, hoge, gelijkzijdig afgeronde, driehoekige schelp met een fijne concentrische ribbenstructuur. De toegeknepen korfmossel leefde tijdens warme perioden in het Vroeg- en Midden-Pleistoceen en is sinds vijftien jaar weer terug in de Nederlandse rivieren, beken en meren, waar hij vandaag de dag in grote aantallen voorkomt. Dat wil zeggen, als het inderdaad om dezelfde soort gaat! De identiteit van het fossiele materiaal is nog niet met zekerheid vastgesteld (vandaar dat we 'cf.' in de naam gebruiken, van het Latijnse con forma = 'overeenkomstig' of 'te vergelijken met'), al bestaat een deel van het fossiele materiaal uit schelpen met dezelfde vorm als die van de recente soort. De recente soort heeft oorspronkelijk een tropische en subtropische verspreiding in zuidelijk Azië. Hij is echter rond 1990 in West-Europa terecht gekomen, vermoedelijk met ballastwater van schepen of via de aquariumhandel. Korfmossels zijn behalve warmteminnend ook typisch voor zuurstofrijk water en kunnen naast zoetwater ook brakke condities overleven.

Uiterlijk

De toegeknepen korfmossel heeft een stevige schelp die vrij hoog en bol is. Het is een middelgrote soort, ongeveer 20 mm hoog en breed. Hij is driehoekig, maar heeft afgeronde hoeken. Aan de buitenkant lopen enkele tientallen ietwat onregelmatig ontwikkelde concentrische ribjes. Aan de binnenkant vallen de goed ontwikkelde en eveneens geribbelde laterale tanden van het slot op. Op kleppen van recent gestorven dieren is een geelbruine opperhuid aanwezig. De soort lijkt heel erg op de Aziatische korfmossel (met de sterk gelijkende naam C. fluminea), die eveneens rond 1990 in onze contreien is ingevoerd. Deze soort is iets breder en heeft minder lange laterale tanden.

Leefwijze

De toegeknepen korfmossel leeft in stromend zoet en brakwater, in rivieren, beken, estuaria en meren met voldoende golfslag. De soort is warmteminnend, kan slecht tegen vorst en leeft in zuurstofrijk water. Hij kan waarschijnlijk zowel voedsel uit het water filteren als uit het omliggende sediment halen. Hij leeft deels ingegraven en is daarom zelf een welkome maaltijd voor verschillende soorten watervogels.

Geografische verspreiding

De soort komt voor in Zuid-Azië en in Europa.

Voorkomen in de tijd

De toegeknepen korfmossel komt met zekerheid pas sinds 1990 voor in ons land, maar schelpen die vooralsnog niet van de recente soort te onderscheiden zijn kennen we uit afzettingen uit het Vroeg- en Midden-Pleistoceen. In het Laat-Pleistoceen heeft de soort niet in onze omgeving geleefd, al kunnen omgewerkte oudere exemplaren nog wel eens worden aangetroffen in Laat-Pleistocene afzettingen.

Evolutie

Korfmosselsoorten komen voor in de tropische en subtropische regio's van Eurazië en Noord-Afrika en zijn in de laatste eeuw ook ingevoerd in Noord- en Zuid-Amerika. De verschillende soorten lijken vaak heel erg sterk op elkaar en het soortonderscheid kan daardoor lastig zijn. Ook al moet de identiteit van de Nederlandse Pleistocene schelpen nog worden bevestigd, ze zijn waarschijnlijk immigranten geweest uit het Middellandse-Zeegebied. De recente invasie stamt waarschijnlijk uit Zuid-Azië.

Vindplaatsen in Nederland

De toegeknepen korfmossel komt in vrijwel alle fossielhoudende Vroeg- en Midden-Pleistocene zoet- en brakwaterafzettingen in Nederland voor en is na de (her)introductie rond 1990 weer in bijna heel Nederland te vinden. Mooie fossiele populaties kennen we onder meer uit Midden-Pleistocene afzettingen van groeve Belvedère bij Maastricht. De soort  is niet zeldzaam op de stranden van Zeeland: met name rond Domburg spoelt hij vrij algemeen aan.

 

- Frank Wesselingh, Naturalis

Meer informatie

»

Gittenberger, E. & A. W. Janssen (eds.), 1998. De Nederlandse Zoetwatermollusken: recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. - Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden. 288p.

»

Meijer, T. & R. Preece, 2000. A review of the occurrence of Corbicula in the Pleistocene of North-West Europe. - Geologie & Mijnbouw 79: 241-255.

Auteurs

  • Frank Wesselingh

Meer ongewervelden