Deze ongeveer één centimeter brede schelp isverrassend divers van uiterlijk. De binnenkant bestaat uit glad en glanzend parelmoer, de buitenkant is versierd met heel veel regelmatige zigzaglijntjes. De chevronneut is een Pacifische immigrant die rond vier miljoen jaar geleden in ons faunagebied terechtkwam en ruim twee miljoen jaar later, toen de ijstijden echt koud werden, hier weer verdween. Mogelijk leeft de soort nu nog in de omgeving van Noord-Japan.
De schelp is ovaal. Aan de buitenkant zijn beide kleppen versierd met regelmatige, dichtopeenstaande zigzaglijntjes. Dit wordt aangeduid als chevronsculptuur. Aan de binnenkant van de schelp vallen twee dingen op. Allereerst is er het gladde, vaak zeer glanzende parelmoeren oppervlak. Daarnaast valt ook het slot op: twee rijen tandjes ter weerszijden van een wat groter centraal gelegen veldje, het zogenaamde resilium. De Nederlandse schelpen hebben meestal een donkerblauwe of donkerbruine kleur.
De chevronneut behoort de familie van de parelmoerneuten (Nuculidae). Parelmoerneuten leven ondiep ingegraven in zandige en modderige zeebodems, meestal onder de stormgolfbasis. De stormgolfbasis is het deel van de zeebodem waar door de wind opgezweepte golven nog invloed hebben. Sommige soorten parelmoerneuten leven in de diepzee. We vermoeden dat de soort A. isignis, die nog leeft rond Noord-Japan, eigenlijk dezelfde soort is als de chevronneut en dus A. cobboldiae moet heten. De Japanse soort leeft op dieptes van vijf tot tweehonderd meter op modderige bodems. In de Stille Oceaan komen verschillende Acila-soorten voor. Deze hebben gemeen dat ze in gematigde tot tropische gebieden leven maar niet in koude gebieden. Verder filteren alle parelmoerneuten hun voedsel uit het zeewater.
De chevronneut kennen we uit Pliocene en Vroeg-Pleistocene afzettingen van het Noordzeegebied, maar ook uit het Kanaal. De nog levende A. insignis, die mogelijk tot de Europese soort moet worden gerekend, leeft rond Noord-Japan, Korea en de aangrenzende Pacifische kust van Rusland.
De soort is bekend sinds het Plioceen. In Noordwest-Europa is hij vermoedelijk zo'n 1,8 miljoen jaar geleden uitgestorven.
Het lijkt er op dat de noordelijke Stille Oceaan de meeste Acila-soorten telt. Het is daarom waarschijnlijk ook het oorsprongsgebied van de Europese soort. De oversteek van de Stille naar de Atlantische Oceaan was mogelijk toen zo'n vier miljoen jaar geleden de Beringstraat bij Alaska openging. Verschillende Pacifische soorten hebben toen via de noordkust van Canada de Atlantische Oceaan bereikt.
De chevronneut komt vooral voor in de Vroeg-Pleistocene Formatie van Maassluis, maar kan ook zeldzaam voorkomen in de Pliocene Formatie van Oosterhout. Deze formaties komen in vrijwel de hele Nederlandse ondergrond ten noorden van de lijn Middelburg-Nijmegen-Deventer voor. De soort wordt nogal eens gevonden op het strand van Domburg en is ook gemeld van Cadzand, uit de Westerschelde en Oosterschelde en van strandjes rond Vlissingen.
- Frank Wesselingh, Naturalis