Chicoreus aquitanicus is een prominente gaatjesborende tropische roofslak die de Miocene zeeën van Nederland afstruinde naar prooi.
De soort kon tot zo'n negen centimeter lang worden. De schelp heeft de vorm van twee kegels die met de bodem tegen elkaar zijn geplakt. Het oppervlakte is rijkelijk versierd met lage en brede ribben en veel, fijne en onregelmatige, spiraalribjes. Ook komen er de restanten van verdikte mondranden uit eerdere levensfasen van de slak voor, de zogenaamde varixen. De mondopening is prominent: de buitenlip is verdikt en heeft zo'n veertien opvallende groefjes aan de binnenkant. De basis van de mondopening loopt uit in een goed afgegrensd siphonaal kanaal.
Chicoreus aquitanicus is een forse Murex-achtige soort. Dergelijke slakken zijn roofslakken, die leven van ongewervelden zoals wormen, zeepokken en tweekleppigen. Daartoe struinen de slakken de zeebodem af. Als ze een prooi gevonden hebben gaan ze eventuele harde prooien zoals schelpen te lijf met hun scherpe rasptong en een arsenaal aan zuren. Zo boren ze gaatjes en kunnen ze bij het prooidier komen. Als de slakken dode prooi aantreffen ontpoppen ze zich tot aaseters. Mooi versierde Murex-achtige slakken, zoals Chicoreus aquitanicus, komen vooral voor in tropische en subtropische zeeën, waar ze normaal gesproken tussen de laagwaterlijn en enkele tientallen meters diepte een optimale leefomgeving hebben.
Chicoreus aquitanicus leefde tijdens het Mioceen in grote delen van Europa. De soort is bekend van het Noordzeebekken, West-Frankrijk, het Middellandse-Zeegebied, Turkijen en het Paratethys gebied (een zee die tijdens het Mioceen grote delen van Oost-Europa bedekte).
In Nederland is deze soort alleen bekend uit Midden-Miocene afzettingen (Formatie van Breda).
We weten weinig over de oorsprong van deze soort, maar vermoedelijk is C. aquitanicus in zuidelijker zeeën ontstaan. De soort is in Noordwest-Europa na het klimaatoptimum van het Midden-Mioceen uitgestorven. Het geslacht Chicoreus is vermoedelijk aan het einde van het Plioceen uitgestorven.
Alleen bekend uit Miste bij Winterswijk.
- Frank Wesselingh, Naturalis