ZOEKEN

MEER ONGEWERVELDEN

Bekijk alle ongewervelden in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Flabellum

Taxonomie

Klasse
Anthozoa (bloemdieren)
Orde
Scleractinia (steenkoralen)
Familie
Flabellidae
Geslacht
Flabellum
Soort
Flabellum cf. tuberculatum

Karakterisering

Schitterende waaiervormige koralen van het geslacht Flabellum kennen we uit Miocene afzettingen van Nederland. De meest algemene soort is Flabellum cf. tuberculatum. Het gaat hier om een solitair (niet kolonievormend) koraal. Dergelijke diepwaterkoralen komen in bijna alle wereldzeeën voor. Ze zijn niet afhankelijk van zonlicht en van hoge temperaturen, zoals de koralen van tropische riffen. Het koraalgeslacht is genoemd naar een flabellum, een liturgische waaier van struisvogelveren die tijdens plechtige processies aan weerszijden van de paus op een hoge stok werd meegedragen.

Uiterlijk

De waaiervormige koraaltjes kunnen tot zo'n zeven centimeter breed worden, maar zijn meestal niet meer dan drie tot vier centimeter. De vorm is zeer variabel. De buitenzijde is ruw en bevat onregelmatige en vrij lage dwarsribben. Onderaan de waaier is vaak een kleine aanzet tot een steeltje (pediculum) te zien, al is deze in het fossiele materiaal vaak afgebroken. Aan de binnenzijde van de kelk zijn opvallend scherpe lamellen (septa) te zien, die volgens een vast patroon op regelmatige wijze zijn onderverdeeld in grote en kleinere lamellen. Op de septa zijn vaak kleine stekels of korrels aanwezig. Het koraal is aan een kant veel verder doorgegroeid dan aan de andere kant, waardoor hij asymmetrisch is.

Leefwijze

Vermoedelijk leefde deze Flabellum-soort in jeugdstadium rechtopstaand en met het steeltje vastgehecht aan een hard substraat. Volwassen exemplaren waren vermoedelijk losgebroken en leefden liggend op een zijde op de zeebodem. De soorten vingen waarschijnlijk plankton en ander eiwitrijk voedsel uit het zeewater door middel van tentakels, zoals de huidige koralen dat ook doen.

Geografische verspreiding

De soort F. tuberculatum kennen we in Nederland uit het Mioceen. Flabellum-soorten die enigszins op onze Miocene exemplaren lijken zijn ook bekend uit de periode na het Oligoceen van Centraal-Europa en uit het Middellandse Zeegebied. Ze komen ook recent nog voor in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Het gaat hier vermoedelijk om andere soorten dan F. tuberculatum.

Leefperiode

Flabellum cf. tuberculatum is een Miocene soort die leefde tussen ongeveer twintig en zes miljoen jaar geleden.

Evolutie

De soort heeft vermoedelijk tijdens het Mioceen flinke vormveranderingen doorgemaakt. Met name het aantal radiale ribben aan de buitenkant, de vorm van de septa en het aantal septa zijn door de tijd heen veranderd. Vanwege de enorme vormvariatie, het voorkomen van mogelijk nauw verwante Flabellum-soorten in het Mioceen van het Noordzeegebied en het ontbreken van recent taxonomisch werk aan deze soort houden we een slag om de arm als het gaat om de juiste Latijnse naam. Daarom staat er cf. voor de soortnaam. Dat staat voor con forma en betekent 'overeenkomstig ' of 'lijkt op'.

Vindplaatsen in Nederland

Flabellum cf. tuberculatum is bekend uit de Formatie van Breda uit boringen in de Peel en de Achterhoek. De soort is redelijk algemeen in de vindplaatsen Miste en Stemerdink bij Winterswijk. Daarnaast komen deze bijzondere koralen ook regelmatig tevoorschijn uit zandwinplas De Kuilen bij Langenboom. Ze worden daar opgezogen uit een vijftien meter diepe laag.

 

- Frank Wesselingh, Naturalis

Meer informatie

ยป

Gruyter, J. G. de, 1944. Koralen van het Nederlandsche Tertiair. - Leidsche Geologische Mededeelingen 14: 10-39.

Auteurs

  • Frank Wesselingh

Meer ongewervelden