Een eirond fossiel zoetwaterslakje met vaak goed herkenbare kleurpatronen. Hij leefde tijdens de interglacialen in Nederland, maar is na de voorlaatste tussenijstijd, het Eemien, hier verdwenen. De soort leeft tegenwoordig, zoals uit de naam valt af te leiden, in het stroomgebied van de Donau. Hij begraast harde oppervlaktes zoals stenen en planten in vrij helder water. Tijdens het Eemien is de Donauneriet in Noordwest-Europa verdrongen door de zoetwaterneriet (T. fluviatilis), die vermoedelijk ook uit Oost-Europa afkomstig was. De Donauneriet leefde tijdens het Eemien in het Scheldesysteem, de zoetwaterneriet bevolkte de Rijn en de Maas.
Een klein, eivormig slakje, met twee en een halve windingen, waarvan de laatste ongeveer 95% van de hoogte van het slakje inneemt. Het topje heeft in goed geconserveerde exemplaren de vorm van een opstaand speldenknopje. Vanuit de binnenkant van de mondopening strekt zich eelt uit dat een groot deel van de basis van de schelp bedekt. De mondopening is halfcirkelvormig. De schelp is aan de buitenkant glad en heeft vrij brede, vaak onderbroken, donkere zigzaglijnen die van boven naar beneden lopen. De kleurbanden zijn zeer variabel in aantal en vorm. De slakjes worden tot 9 mm hoog en 7 mm breed.
De Donauneriet is een zoetwatersoort die leeft op hard substraat in helder stromend water. Waarschijnlijk leefde de inmiddels in Nederland uitgestorven soort op dezelfde manier als de (nog levende) zoetwaterneriet. Deze laatste schraapt algen, waaronder ook kiezelwieren, met zijn rasptong van harde oppervlaktes. Om de harde kiezelwieren te kunnen verteren moeten ze worden gekraakt voordat ze van de rotsen worden geschraapt en daarvoor is een harde ondergrond onontbeerlijk.
De Donauneriet is bekend uit het Kwartair (Holoceen en Pleistoceen) van Noordwest-, Centraal- en Zuidoost-Europa. In het Laat-Kwartair is de soort uit Noordwest-Europa verdwenen. Vandaag de dag leeft hij nog wel in het stroomgebied van de Donau. Het afgebeelde exemplaar komt uit de Banat in Roemenië.
De soort is alleen bekend uit het Kwartair.
Tegenwoordig leven er nog zo'n tien Theodoxus-soorten in Europa. De meeste komen voor in Zuidoost-Europa. In Noordwest-Europa komt alleen de zoetwaterneriet voor. Het geslacht Theodoxus heeft een lange fossiele overlevering in Europa, die zeker teruggaat tot het Eoceen, zo'n vijftig miljoen jaar geleden. Ook al komen Theodoxus-soorten voor in rivieren, ze hebben met name in langlevende meren en brakwaterzeeën die in Oost-Europa tijdens de laatste tien miljoen jaar hebben bestaan spectaculaire vormen ontwikkeld. Oost-Europa is dan ook waarschijnlijk het oorspronggebied van de meeste nog levende Europese Theodoxus-soorten.
De soort is een zeldzame verschijning in Vroeg- en Midden-Pleistocene rivierafzettingen. Het gaat veelal om fragmenten en incomplete exemplaren uit boringen. We kennen een fossiel exemplaar van het strand de Kaloot bij Borssele.
- Frank Wesselingh, Naturalis