Geologie van Nederland
is een initiatief van

Zeearend

Haliaeetus albicilla

Taxonomie

Klasse
Aves (vogels)
Orde
Falconiformes (roofvogels)
Familie
Accipitridae (sperwerachtigen)
Geslacht
Haliaeetus
Soort
Haliaeetus albicilla

Karakterisering

De zeearend is de grootste roofvogel die in het Pleistoceen in Nederland heeft geleefd. Zeearenden zijn gebonden aan waterrijke gebieden die een rijk aanbod aan prooidieren garanderen, in het bijzonder (water)vogels en vissen. In het waterrijke natuurgebied de Oostvaardersplassen in Flevoland broeden sinds enkele jaren weer zeearenden. Dit geeft aan dat zeearenden niet gebonden zijn aan kustgebieden, maar ook langs rivieren en meren in het binnenland kunnen leven. Wel moeten er grote oude bomen aanwezig zijn, waarin hij zijn nest kan bouwen.

Uiterlijk

Een volwassen zeearend kan 77-95 cm lang worden, met een staartlengte van ongeveer 30 cm. Het vrouwtje is groter dan het mannetje. Ze heeft een spanwijdte van 230 cm en weegt ca. 5900 gr. Het mannetje heeft een spanwijdte van 210 cm en weegt ca. 4400 gr. Opvallende kenmerken zijn de witte staart, de gele haakvormige snavel en de lichte kop. De veren op de rest van het lichaam zijn donkerbruin, maar de veren op de rug en de vleugels zijn vaak uitgebleekt. Jongen zijn donkerder, met name op hals, snavel en staart. De staart wordt pas wit als de vogel een aantal jaren oud is. Vanaf het derde levensjaar begint de hals lichter en de snavel geler te worden.

Leefwijze

Over de leefwijze van de zeearend tijdens het Pleistoceen is weinig bekend. Aangenomen wordt dat die veel overeenkomst vertoonde met de leefwijze van de huidige zeearend. Een zeearend is een opportunist als het om de keuze van zijn voedsel gaat. Elk stuk vlees waar hij aan kan komen is welkom, of het nu gaat om vogels, vissen of zoogdieren. Zeearenden zijn actieve jagers. In duikvlucht grijpen ze met hun scherpe klauwen vissen die aan het wateroppervlak zwemmen. Zwemmende eenden, ganzen of meerkoeten worden keer op keer aangevallen, totdat ze te moe zijn om te duiken. De zeearend is ook in staat om in de lucht vliegende vogels te vangen. Daarnaast voedt hij zich ook met gemakkelijk te vangen prooien, zoals kuikens van vele soorten vogels en met zieke dieren of kadavers. Zeearenden schrikken er zelfs niet van terug om andere roofdieren van hun net gedode prooi te beroven.

 

Zeearenden zijn monogaam: paartjes blijven hun hele leven onafscheidelijk. Pas als een van de partners sterft zoekt de overblijver een nieuwe metgezel. Territoriaal zijn de dieren enigszins tijdens het broedseizoen en alleen tegen soortgenoten. Hoewel baltsvluchten meestal voldoen om indringers te verjagen, komt het wel eens tot gevechten. De vogels zijn na 3-4 jaar geslachtsrijp. De eileg begint tussen eind februari en eind maart. Er worden 1-3 eieren gelegd in een takkennest hoog in de bomen. Het nest, dat elk jaar verder wordt uitgebouwd, kan wel duizend kilo wegen. In boomloze gebieden en langs kusten worden ook wel nesten op rotsrichels gebouwd. De broedperiode duurt ongeveer 38 dagen. Hoewel er meerdere eieren zijn, vliegt er meestal maar één jong uit. Zeearenden zijn trouw aan hun broedterritorium en blijven rond dit gebied overwinteren. Als het water echter dichtvriest, trekken ze weg.

Geografische verspreiding

Er zijn maar weinig fossielen van zeearenden bekend, omdat vogelbotten nu eenmaal niet makkelijk fossilliseren. Er is daarom nog niet zo'n goed beeld van de rol die deze diersoort tijdens het Pleistoceen in ons land speelde. Zeearendfossielen zijn gevonden in Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië, maar de verspreiding van de soort tijdens het Pleistoceen is ongetwijfeld veel groter geweest, aangezien er ook in andere landen geschikte leefgebieden aanwezig waren. Aangenomen wordt dat de soort verspreid was van de Middellandse Zee in het zuiden tot het hoge noorden van Noorwegen en van Spanje in het westen tot China in het oosten. Tegenwoordig leeft de soort in grote delen van Europa en Azië, met uitzondering van de tropische streken.

Voorkomen in de tijd

Het vroegste bewijs voor de zeearend in het Pleistoceen is een botvondst uit de kleigroeven van Tegelen in Midden-Limburg. Tegelen was rond twee miljoen jaar geleden een niet al te koud waterrijk gebied waar veel zoogdieren en vogels voorkwamen en een weelderige vegetatie groeide, waaronder hoge bomen als de vleugelnoot. Een ideale leefomgeving voor de zeearend dus. Zodra de omstandigheden onder invloed van het klimaat minder gunstig werden, verdween de zeearend weer uit ons land, om vervolgens direct terug te keren zodra de omstandigheden zich herstelden. Sinds het begin van het Pleistoceen komt de zeearend dus afwisseldn voor, hetgeen wordt aangetoond door Vroeg-Pleistocene, Laat-Pleistocene en Holocene vondsten, die onder andere gedaan zijn op de opgespoten zanden van de Maasvlakte bij Rotterdam.

Evolutie

Het genus Haliaeetus, waartoe de zeearend behoort, is mogelijk een van de oudste van de tegenwoordig levende vogelgeslachten. Waarschijnlijk is het genus in het Eoceen of Oligoceen ontstaan rond de Golf van Bengalen, tussen India en Thailand, in de tropen dus. In de loop van de tijd zijn uit een gemeenschappelijke voorouder verschillende soorten afgesplitst die vandaag de dag nog steeds in de tropen voorkomen (H. vocifer, H. leucogaster en H. sanfordi). Mogelijk heeft een van die soorten zich verder noordwaarts verbreid en zich ontwikkeld tot de huidige zeearend.

Vindplaatsen in Nederland

Fossiele botten van de zeearend worden zeer zelden in Nederland gevonden. Het oudste Nederlandse zeearendfossiel is gevonden in de klei van Tegelen. Dit fossiel is afkomstig uit het Vroeg-Pleistoceen. In Holt und Haar in Duitsland, driehonderd meter over de grens bij Oldenzaal, is een wervel van een zeearend gevonden uit het Laat-Pleistoceen. Onlangs zijn botten van de zeearend opgebaggerd uit de Groote Wielen, een zandwinplas bij Rosmalen. Deze botten zijn gedateerd en stammen net als de vondsten van Holt und Haar uit het Laat-Pleistoceen. Tenslotte komen enkele fossielen van de zeearend uit het Holoceen. Ze zijn onder meer gevonden in Lith en op de Maasvlakte bij Rotterdam.

 

- Tom Ansen, Naturalis

Meer informatie

»

Harrison, C. J. O. 1980. Pleistocene bird remains from Tornewton Cave and the Brixham Windmill Hill Cave in south Devon. - Bull. Br. Mus. Nat. Hist. 33(2): 91-100.

»

Jong, T. H. de 1998. Topstukken uit de diepte. Prehistorische dierenresten uit Noord-Brabant. - Cranium 15(2): 84-110.

»

Junge, G. C. A. 1953. Fossil bones of a white-tailed eagle, Haliaeetus albicilla (L.) from the Tegelen Clay. - Kon. Nederl. Akad. Wetensch. 56(3): 285-290.

»

Kompanje, E. J. O. & N. C. Kerkhoff 1991. Vondst van coracoid van Reuzealk op Maasvlakte in april 1981. - Dutch Birding 13(3): 96.

»

Mebs, T. & D. Schmidt 2006. Soortbeschrijving Zeearend. In: Roofvogels van Europa, Noord-Afrika en Voor-Azië. - Tirion Natuur, Baarn. 496p.

»

Wink, M. et al. 1996. A mtDNA phylogeny of sea eagles (genus Haliaeetus) based on nucleotide sequences of the cytochrome b gene. - Biochemical Systematics and Ecology 24: 783-791.

Auteurs

  • Tom Ansen

Meer vogels