Net als in Tegelen, werd ook in de Oosterschelde Sus strozzii eerst fout gedetermineerd. Ahrens (1996) beeldde een radius af die door Van den Hoek Ostende als hyena was geïdentificeerd. Feitelijk behoort dit fossiel toe aan het Vroeg Pleistocene varken (de Vos et al., 1998). Onlangs werd in de zandwinning in Langenboom een m2 van een varken gevonden (Ahrens, pers. comm, 2003). Een paar maanden later, in de winter van 2004, werd er een kaakfragment met m3 opgebaggerd. Waarschijnlijk gaat het hierbij om Strozzi's zwijn.
Sus strozzii was een groot varken. Een vol uitgegroeid Strozzi's varken zal een lengte van kop en lichaam hebben gehad van zo'n 180 cm. Met name de vorm van de onderste hoektanden duidt op een verwantschap met het recente knobbelzwijn Sus verrucosus, dat leeft in moerassige gebieden van de Indonesische archipel. Bij de mannetjes van deze groep van varkens blijven de hoektanden het hele leven doorgroeien. Die groei wordt gecompenseerd door slijtage tegen de bovenhoektanden (Schreuder, 1936a). Sus strozzii was dus niet de voorouder van het wild zwijn, S. scrofa. Op het eerste gezicht lijkt het misschien raar om verwanten van recente Indonesische soorten in noordwest Europa te vinden. De groeve Maalbeek even ten zuiden van Tegelen heeft echter ook fossielen van een tapir opgeleverd, een dier dat zich net als Sus verrucosus thuis voelt in de vochtige wouden van Zuidoost Azië. En Reumer en Van den Hoek Ostende (2003) beschreven van Tegelen de vliegende eekhoorn Hylopetes, die ook tegenwoordig zijn areaal in zuidoost-Azië heeft.
De leefomgeving van Sus strozii zal ongeveer gelijk geweest zijn aan die van het huidige wild zwijn, hoewel zijn iets bredere voeten en kortere poten een aanpassing suggereren aan wat moerassiger grond (Faure & Guérin, 1984). Dit beeld past goed in wat we weten van de vroegere omgeving van Tegelen, dat gezien de vele vondsten van onder andere bevers een behoorlijk vochtig gebied moet zijn geweest.
De soort is bekend in Europa en het Nabije Oosten uit een aantal vindplaatsen variërend in ouderdom van Laat Plioceen tot Vroeg Pleistoceen. Met name uit de Val d'Arno (Italië) zijn veel vondsten van Sus strozzii bekend. In Senèze, een vindplaats van ongeveer dezelfde ouderdom als Tegelen, werd een vrijwel compleet skelet van dit zwijn gevonden (Faure & Guérin, 1984). Dit skelet ligt in het Naturhistorisches Museum Basel. Faure en Guérin (1984) voeren Tegelen op als een van de jongste voorkomens van de soort, maar dit is gebaseerd op de suggestie van Guérin (1980) dat Tegelen een Midden Pleistocene vindplaats zou zijn.