ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Perissodactyla
Familie
Rhinocerotidae
Geslacht
Stephanorhinus
Soort
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)

Voorkomen

Steppeneushoorn

In mei 1958 werd een zeer fraaie neushoornschedel opgebaggerd uit het Zwarte Water bij Westerveld (collectie Naturalis, RGM 93302). Loose (1959) herkende hierin meteen de steppeneushoorn Stephanorhinus hemitoechus. Later kwam hij met een uitgebreide beschrijving van de vondst (Loose, 1961, 1975).
Een tweede spectaculaire vondst van een steppeneushoorn werd gedaan op 4 mei 1987, toen graafmachines in de groeve Belvédère bij Maastricht een skelet blootlegden (De Warrimont & Groenendijk, 1988; Van Kolfschoten, 1989b). Alhoewel het fossiel gedeeltelijk was beschadigd door de graafwerkzaamheden en sommige botten sporen van ontkalking vertoonden, werden toch 85 beenderen van één individu geborgen, waaronder een vrijwel complete achterpoot. Deze fossielen liggen in het Natuurhistorisch Museum Maastricht (NHMM 005692 tot en met 005751). Het skelet uit de Belvédère behoort tot fauna 3c, die in een warme periode van het Saalien geplaatst wordt. Resten van de steppeneushoorn zijn ook gevonden in een iets hoger gelegen niveau (fauna 4). Daar is een opvallend hoog aantal melkkiezen gevonden, maar ook een ver afgesleten onderkaakskies van een ouder individu (Van Kolfschoten, 1989b). In datzelfde niveau zijn ook, houtskool, rode oker en een groot aantal stenen artefacten gevonden, alsmede resten van jonge edelherten en reeën. Dat alles duidt op een Paleolithisch jagerkamp en geeft aan er in die tijd waarschijnlijk ook op de steppeneushoorn gejaagd werd.


Ook een schedelfragment dat is opgebaggerd in Zuidelijke Flevoland (collectie van Uum, Gendringen, nr. 362) bleek aan een jong individu toe te behoren (van Kolfschoten & van Uum, 1992). Hier zijn echter geen sporen van menselijke bewerking aangetroffen. Gelet op de gegevens uit de ondergrond, stamt dit fossiel waarschijnlijk uit het Weichselien. Verder zijn vondsten van de steppeneushoorn bekend uit de groeven bij Rhenen (van Kolfschoten, 1981) en zuiggaten langs de Gelderse IJssel (Willemsen, 1988; van Dam et al., 1997).

Bijzonderheden

Het skelet van de steppeneushoorn lijkt sterk op dat van de Etruskische neushoorn Stephanorhinus etruscus, Deze neushoorn droeg zijn kop echter naar beneden, net zoals de recente witte neushoorn van Afrika. Dit is te zien aan de lengteas van de schedel, die een hoek maakt met de wervelkolom. De aanhechtingsplaatsen voor de twee hoorns zijn zwak en duiden op niet al te grote hoorns. Deze neushoorn had hoogkronige kiezen, die geschikt waren voor het vermalen van gras van de steppe. De kiezen zijn echter niet zo extreem hoog als bij de wolharige neushoorn. Het was dus in tegenstelling tot deze soort niet een echte grazer, maar meer een dier dat zich ook voedde met lage vegetatie, anders dan grassen. De steppeneushoorn had een brede verspreiding, van Engeland tot in Siberië. Fossielen van deze neushoorn zijn ook aangetroffen in het noorden van Afrika en in het Nabije Oosten (Guérin, 1980). De soort leefde dus voornamelijk in gematigde gebieden en schijnt geen aanpassingen te hebben voor een koude omgeving.

 

Guérin (1980) plaatst het eerst voorkomen van Stephanorhinus hemitoechus in Midden Pleistocene vindplaatsen als Arago, Lunel-Viel (Frankrijk), Cannstadt, Steinheim (Duitsland) en Clacton (Engeland). Bij Azzaroli (1963) vinden we echter nog Mosbach als oudste vindplaats met steppeneushoorn. Dit verschil komt vooral door onenigheid over de grenzen tussen soorten. Afhankelijk van wat men nog S. (etruscus) hundsheimensis en wat S. hemitoechus noemt, ligt het eerste voorkomen in het Cromerien danwel in het Holsteinien.

Referenties

  • Azzaroli, A. 1963 Validita della specie Rhinoceros hemitoechus Falc. - laeontographia Italica 57: 21-34.
  • Kolfschoten, T. van 1988c De steppeneushoorn uit Maastricht-Belvédère.- Cranium 5 (1): 22-26.
  • Kolfschoten, T. van & R. van Uum 1992 Een jonge steppeneushoorn uit de polder.- Cranium 9 (2): 85-88.
  • Stromer von Reichenbach, E. 1899 Über Rhinoceros Reste im Museum zu Leiden.- Sammlungen des Geologisches Reichs-Museums, Leiden, NF II (1): 65-94.
  • Warrimont, J.P. de & K. Groenendijk 1988 De vondst van een steppeneushoorn (Dicerorhinus hemitoechus) in de Belvédère-groeve te Maastricht.- Cranium 5 (1): 16-21.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen