ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Artiodactyla
Familie
Bovidae
Geslacht
Ovibos
Soort
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)

Voorkomen

Muskusos.

Kortenbout van der Sluijs (1957) beschreef als eerste Nederlandse fossielen van de muskusos, Ovibos moschatus. Het ging daarbij om het achterste gedeelte van een schedel, dat opgebaggerd was uit de Maas bij Rossum. Erdbrink en Kortenbout van der Sluijs (1961) meldden een linker hoornpit en een fragment van een schedel van de muskusos (RGM 102909). Deze schedel van een mannetje was opgebaggerd uit de Overijsselse Vecht bij de Berkummer Brug. Van Loowaard aan de Rijn te Loo is een draaier beschreven (van Dam-van Beek & van Dam, 1994).


Verder werd materiaal van de muskusos beschreven van de Noordzee van het Bruine Bank gebied door Bosscha Erdbrink (1983, 1986), Hooijer (1984b), Zijlstra (1991) en Mol et al. (2000); van Ellewoutsdijk, van de rivier de IJssel tussen Wijhe en Olst, en Giesbeek, door De Vries (1990), van de Waddenzee en door Kerkhoff (1991) van de Maasvlakte. Een inventarisatie werd gemaakt door Kerkhoff en Mol (1991) aangevuld met nieuwe vondsten door Mol en Zijlstra (1994) en Van den Hoek Ostende en Mol (1997). Deze inventarisatie werd gemaakt omdat de muskusos gezien werd als een vrij zeldzaam fauna-element, waarvan het goed was om al het beschikbare materiaal in kaart te brengen. Het resultaat van de verschillende artikelen was echter, dat verzamelaars steeds gemakkelijker Ovibos botten gingen herkennen. Sinds het verschijnen van het laatste deel van de inventarisatie zijn dan ook honderden muskusosfossielen geïdentificeerd, waaruit blijkt dat dit dier een vrij normale verschijning was in deze streken.

Bijzonderheden

Nederlands compleetste muskusosschedel.

Muskusossen lijken zowel op runderen als op geiten en schapen, zoals ook blijkt uit de wetenschappelijke naam (Ovibos=schaapsrund). Vroeger werden ze tot de runderen gerekend, maar later onderzoek heeft aangetoond dat ze meer verwant zijn aan geiten en schapen. Muskusossen zijn zeer compact gebouwde dieren en erg sterk. De stieren hebben een schouderhoogte van ca. 130 cm en een totale lengte van ca. 230 cm. De koeien zijn duidelijk kleiner. De vacht is, vooral in de winter, enorm dik en zwaar.


Een opvallend kenmerk is de vorm van de hoorns die direct langs de kop naar beneden lopen, dan naar voren en zijwaarts buigen en weer omhoog gaan tot ongeveer ter hoogte van de hoornbases, eindigend in een vrij scherpe punt. Bij de stieren komen de beide hoornbases op de schedel bijna samen en vormen hier een soort helm. De koeien hebben duidelijk zwakkere horens die niet als een helm op de schedel samengroeien. De zware versterkte hoornbases bij de stieren hebben een duidelijke functie bij het weren van vijanden (vooral wolven en de grizzlyberen) en bij gevechten tussen de mannetjes tijdens de bronst. Dan kan het tussen twee stieren tot hevige gevechten komen, waarbij ze vanaf 8-10 meter met gebogen koppen op elkaar stoten en de klap op vrij grote afstand hoorbaar is. Pedersen (1958) was op Groenland getuige van een dergelijk gevecht dat met korte onderbrekingen in totaal een uur duurde. Kennelijk kunnen de met zware hoornbases versterkte schedels tegen een stootje. De kenmerkende helm maakt dat de schedel van Ovibos moschatus fossiel direct te herkennen is. Het is dan ook zeker geen toeval dat dit het eerste bot was dat herkend werd in ons land. De middenhandsbeenderen en middenvoetsbeenderen van de muskusos zijn gemakkelijk die van andere herkauwers te onderscheiden door hun gedrongen bouw. Een dergelijke gedrongen bouw vinden we ook terug in de de wervels van de soort. 

 

Het voedsel van muskusossen bestaat hoofdzakelijk uit grassen (zeggen) en dwergberken. In de zomer is er voldoende voedsel voor de muskusossen, zodat ze met een goede vetlaag de winter ingaan. Muskusossen moeten zich in deze tijd in leven zien te houden met wat er nog rest -in bevroren toestand- van de zomervegetatie. Ze houden zich dan ook bij voorkeur op in open terreinen waar de harde wind de bodem sneeuwvrij houdt. De meest noordelijk gelegen gedeelten van hun verspreidingsgebied hebben een vrij droog klimaat met weinig neerslag. Een dergelijk klimaat is voor de muskusos het gunstigst. Aangezien de mammoetsteppe van het Weichselien gekenmerkt wordt door een koud en droog klimaat, moeten de dieren zich er goed hebben thuisgevoeld. Gedurende het Weichselien verdwenen de muskusossen uit Europa, maar wisten zich in Siberië nog te handhaven tot 2900 jaar geleden, waar ze toen uitstierven. Tegenwoordig leven muskusossen in de arctische gebieden van Noord-Amerika en Noord-Groenland. Sinds 1920 zijn er echter ook kleine aantallen dieren uitgezet in andere gebieden.

Referenties

  • Beek, A. van & I. van Dam 1994 De vondst van de maand; een draaier van de muskusos, Ovibos moschatus. Cranium 11 (2): 107.
  • Bosscha Erdbrink, D.P. 1983d More fossil material of Ovibos from the Low Countries and the North Sea. -Proceedings of the Koninklijke Nedderlandse Akademie van Wetenschappen, Series B 86 (1): 39-53.
  • Bosscha Erdbrink, D.P. 1986b Twee nieuwe Muskusos-fossielen uit het Bruine Bankgebied.- Cranium 3 (1): 40-44.
  • Hooijer, D.A. 1984b Mammuthus meridionalis (Nesti) and M. armeniacus (Falconer) from the North Sea.- Proceedings van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Series B 87 (3): 335-359.
  • Kerkhoff, N & D. Mol 1991 Inventarisatie van Nederlandse vondsten van de muskusos, Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780). - Cranium 8 (2): 65-70.
  • Kortenbout van der Sluijs G. 1957a Preliminary note on the first find of Ovibos in the Netherlands.- Proceedings van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Series B 60 (2): 120-122.
  • Mol, D., J. de Vos & J.W.F. Reumer 2000 Fossiele muskusossen van de bodem van de Noordzee. - Grondboor & Hamer 54 (1): 9-15.
  • Zijlstra, L. 1991 Nieuw schedelfragment muskusos van de Noordzeebodem.- Cranium 8 (2): 59-61.
  • Vries, A.J. de 1990 Ovibos moschatus from the Pleistocene of the Dutch Tidal Flats (Wadden Shallows).- Cranium 7 (2): 78-82.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen