ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Oerhermelijn, wezel en bunzing

Oerhermelijn Mustela palerminea (Petényi, 1864)
Wezel Mustela nivalis Linnaeus, 1766
Bunzing Mustela putorius Linnaeus, 1758

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Carnivora
Familie
Mustelidae
Geslacht
Mustela
Soort 1
Oerhermelijn Mustela palerminea (Petényi, 1864)
Soort 2
Wezel Mustela nivalis Linnaeus, 1766
Soort 3
Bunzing Mustela putorius Linnaeus, 1758

Voorkomen

Oerhermelijn.

De marterachtigen zijn met 65 genera veruit de vormenrijkste familie binnen de roofdieren en het geslacht Mustela is binnen de familie het vormenrijkste geslacht. Recent worden 16 soorten onderscheiden. De kleinste is de wezel, die niet veel groter kan worden dan twintig centimeter. Maar ook de grootste vertegenwoordigers van het geslacht, zoals de Amerikaanse nerts en de bunzing, zijn met een lengte van 45 centimeter nog altijd vrij kleine soorten.

 

De geringe afmetingen van de verschillende Mustela-soorten is waarschijnlijk een van de redenen dat ze fossiel zo weinig gevonden worden. Het slanke postcraniale skelet is vrij teer en losse kiezen zijn zo klein dat ze eigenlijk vooral gevonden worden, als sediment gezeefd wordt op zoek naar kleine zoogdieren. In braakballen van de grotere uilensoorten zijn nog wel eens resten van wezeltjes terug te vinden (Reichstein, 1993b). Dergelijke uilenballen spelen een belangrijke rol bij het aanrijken van sediment met kleine zoogdieren, zodat M. nivalis ook op deze manier kan fossiliseren. Grote soorten als de hermelijn M. erminea worden echter zelden door roofvogels gegrepen (Reichstein, 1993a), zodat daarvoor deze mogelijkheid niet geldt. De enige sedimenten die wel met enige regelmaat fossielen van de kleinere Mustela-soorten opleveren, zijn grotsedimenten en spleetopvullingen, maar die zijn in ons land niet te vinden. De bunzing wordt vaker aangetroffen, maar dit is dan ook een aanzienlijk grotere soort, met stevigere botten.


Door de oplettendheid van een anonieme kleiwerker in de groeve Kurstjens, weten we dat ook in de fauna van Tegelen een hermelijnachtige marter voorkwam. Een kaakfragment van slechts anderhalve centimeter werd door hem opgemerkt en in 1954 doorgegeven aan Van der Vlerk en Kortenbout van der Sluijs. Het fossiel, dat wordt bewaard in Naturalis (RGM 388996) werd beschreven door Willemsen (1988). Het kaakje bevat de p3, p4 en m1. Op basis van de grootte plaatste Willemsen het stuk in Mustela palerminea, een soort die onder ander bekend is uit een aantal Hongaarse vindplaatsen. Kormos (1934) merkte over deze soort op dat hij zo sterk op de recente hermelijn lijkt, dat men kan twijfelen in hoeverre het gerechtvaardigd is om hem M. palerminea als een aparte soort te handhaven. Volgens hem is de vorm van de p4 van de fossiele soort anders dan die van de recente soort. Dit kenmerk gaat in ieder geval op voor het fossiel uit Tegelen.


In de Belvédère groeve bij Maastricht zijn twee Mustela-fossielen gevonden tijdens het zeven naar kleine zoogdieren. In de Saalien fauna Belvédère 4 werden een bovenkaakssnijtand en een m2 gevonden. De m2 is erg klein, en werd gedetermineerd als een wezel, Mustela nivalis. Omdat de snijtand vrij groot is, is het niet uit te sluiten dat deze aan een hermelijn zou hebben toebehoord (Van Kolfschoten, 1985).


Nijholt en Van den Hoek Ostende (2004) beschreven een onderkaak met m1 van een bunzing van het strand van Cadzand. Het gaat om een zwart gemineraliseerd fossiel, mogelijk uit een fauna die vergelijkbaar is met die van 'Het Gat' en de Maasvlaktefauna I. Meijer (2001) vermeldde Mustela putorius uit een zuigput bij Holt en Haar. Deze melding is gebaseerd op een onderkaak met een p3 en p4 uit de collectie van der Steeg. De zuigput bij Holt en Haar is bijzonder omdat hier geen Holocene vondsten gedaan zijn. We kunnen dan ook met grote zekerheid stellen dat we hier met een Pleistocene bunzing te maken hebben. Die zekerheid hebben we niet bij het Maasvlaktemateriaal. Kerkhoff (1990) noemde wezel- en hermelijnfossielen van deze vindplaats. Van Kolfschoten en Vervoort-Kerkhoff (1999) vermelden in hun lijst slechts de bunzing. Ze plaatsen deze vondst in het Holoceen. Een humerusfragment van Mustela erminea, dat is opgezogen uit de Westerschelde bij Ellewoutsdijk, zou wel een Pleistocene ouderdom hebben (Kortenbout van der Sluijs, 1960).

Bijzonderheden

Zowel de wezel als de hermelijn komen tegenwoordig door vrijwel heel Europa voor. De wezel kent een veel grotere verbreiding en is ook doorgedrongen tot Noord Amerika. Beide soorten zijn gespecialiseerd in de jacht op knaagdieren. Het verschil in grootte komt ook tot uiting in de prooi. Waar de hermelijn ook woelratten en konijnen kan verschalken, richt de wezel zich meer op kleinere woelmuizen (waaronder lemmingen), bosmuizen en hamsters (Reichstein, 1983a, b).


Mustela palerminea is vooral bekend van Laat Pliocene/Vroeg Pleistocene spleetopvullingen uit Hongarije, zoals de spleten van Villany en Beremend (Kormos, 1934). In jongere afzettingen treffen we M. erminea aan. Fossielen van de hermelijn zijn onder meer bekend uit het Pleistoceen van België (Gautier, 1980), Duitsland (Boessneck & von den Driesch, 1973, von Knorre, 1980), Zwitserland (Hescheler & Kuhn, 1949) en Ierland (Stuart, 1982), maar ook uit de jongere spleetopvullingen in Hongarije (Janossy, 1955).


De oudste wezelvondsten stammen uit het Cromerien van Engeland (Stuart, 1982). Ook dit martertje is verder door heel Europa gevonden, met onder andere vondsten uit België (Gautier, 1980), Duitsland (Lehmann, 1972; Peters et al., 1972; Heinrich, 1983).


De oudste vondsten van de bunzing komen uit het Midden Pleistoceen van Duitsland (Mosbach 2, von Koenigswald & Tobien, 1987), Engeland (Tornewton Cave, Kurten, 1968) en Frankrijk (Gerde, Clot, 1980). Laat Pleistocene vondsten zijn door heel Europa bekend (Wolsan, 1993).

Referenties

  • Boessneck, J. & A. von den Driesch 1973 Die jungpleistozänen Tierknochenfunde aus der Brillenhöhle. In G. Riek (ed.) Das Paläolithikum der Brillenhöhle bei Blaubeuren. - Forschungen und Berichte zur Vor- und Frühgeschichte in Baden-Württemberg 4.
  • Clot, A. 1980 La grotte de la carrière (Gerde, Hautes Pyrénées): stratigraphie et paléontologie des carnivores. - Travaux Laboratoire Géologique Université Paul Sabatier Toulouse, Thèse 3ème cycle 1-2: 1-239.
  • Heinrich, W-D. 1983 Skelettreste von Raubsäugern (Carnivora, Mammalia) aus dem fossilen Tierbautensystem von Pisede bei Malchin. Teil 2: Paläoökologische und faunengeschichtliche Auswertung. - Wissenschaftliches Zeitschrift Hunboldt-Universität Berlin, Mathematisch-Naturwissenschaftliche Reihe 6: 765-770.
  • Hescheler, K. & E. Kuhn 1949 Die Tierwelt. In: O. Tschumi (ed.) Urgeschichte der Schweiz: 121-368.
  • Janossy, D. 1955 Die Vogel- und Säugetierreste der spätpleistozänen Schichten der Höhle von Istállóskö.- Acta Archaeologica Academiae Scientiarum Hungaricae 5: 149-180.
  • Kerkhoff, N. 1990 Roofdierresten van de Maasvlakte. - Cranium 7 (1): 47-49.
  • Knorre, D. von 1980 2 Kleinsäuger. In: R. Feustel (ed.) Magdalénienstation Teufelsbruücke II. Paläontologischer Teil. Weimarer Monographien zur Ur- und Frühgeschichte 3: 60-64.
  • Koenigswald, W. von & H. Tobien 1987 Bemerkungen zur Altersstellung der pleistozänen Mosbach-Sande bei Wiesbaden. - Geologisches Jahrbuch Hessen 115: 227-237.
  • Kolfschoten, T. van 1985 The Middle Pleistocene (Saalian) and Late Pleistocene (Weichselian) mammal faunas from Maas-tricht-Belvédère (Southern Limburg, The Netherlands).- Mededelingen Rijks Geologische Dienst 39 (1): 45-74.
  • Kolfschoten, T. van & Y. Vervoort-Kerkhoff 1999 The Pleistocene and Holocene mammalian assemblages from the Maasvlakte near Rotterdam (the Netherlands), with special reference to the Ovibovini Soergelia minor and Praeovibos cf. priscus. - in: Reumer, J.W.F. & J. de Vos (eds.) Elephants have a snorkel! Papers in honour of Paul Y. Sondaar. Deinsea 7: 369-382.
  • Kormos, T. 1934 Neue und wenig bekannte Musteliden aus dem ungarischen Oberpliozän. - Folia zoologica et hydrobiologica 5 (2): 129-157.
  • Kortenbout van der Sluijs, G. 1960b Pleistocene zoogdieren nieuw voor Nederland, gevonden in de jaren 1950 tot begin 1960.- Lutra 2 (2): 17-21.
  • Kurtén, B. 1968 Pleistocene Mammals of Europe.- The world Naturalist: 1-317. Weidenfeld and Nicolson, London.
  • Lehmann, E. von 1972 Die Säugetiere. In: M. Boecker, E. Lehmann & H. Remy (eds.) Über eine Wirbeltierfauna aus den jüngsten würmzeitlichen Ablagerungen am Michelberg bei Ochtendung/Neuwieder Becken. - Decheniana 124: 122-130.
  • Meijer, H.J.M. 2001 Mammoeten moeten ook drinken; een nieuwe visie op een laat-pleistoceen ecosysteem. - Cranium 18 (2): 17- 26.
  • Nijholt, K.J. & L.W. van den Hoek Ostende 2004 Nieuwe vondsten van fossiele zoogdieren van het strand van Cadzand. - Grondboor & Hamer.
  • Peters, G., W.-D. Heinrich, P. Beurton & K.-D. Jäger 1972 Fossile und rezente Dachsbauten mit Massenanreicherungen von Wirbeltierknochen. - Mitteilungen Zoologisches Museum Berlin 48: 415-435.
  • Reichstein, H. 1993a Mustela erminea Linné, 1758 - Hermelin. In: M. Stubbe & F. Krapp (eds.). Handbuch der Säugetiere Europas. Band 5. Raubsäuger - Carnivora (Fissipedia) Teil II: Mustelidae 2, Viverridae, Herpestidae, Felidae: 533-570. AULA-Verlag, Wiesbaden.
  • Reichstein, H. 1993b Mustela nivalis Linné, 1766 - Mauswiesel. In: M. Stubbe & F. Krapp (eds.). Handbuch der Säugetiere Europas. Band 5. Raubsäuger - Carnivora (Fissipedia) Teil II: Mustelidae 2, Viverridae, Herpestidae, Felidae: 571-626. AULA-Verlag, Wiesbaden.
  • Stuart, A.J. 1982 Pleistocene vertebrates in the British Isles. - Longman, London: 1-212.
  • Willemsen, G.F. 1988b Mustela and Enhydrictis (Carnivora, Mustelidae) from Tegelen (the Netherlands).-Proceedings van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Series B 91 (3): 311-320.
  • Wolsan, M. 1993 Mustela putorius Linnaeus, 1758 - Waldiltis, Europaischer Iltis, Iltis. In: M. Stubbe & F. Krapp (eds.). Handbuch der Säugetiere Europas. Band 5. Raubsäuger - Carnivora (Fissipedia) Teil II: Mustelidae 2, Viverridae, Herpestidae, Felidae: 699-816. AULA-Verlag, Wiesbaden.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen