ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Microtus

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Rodentia
Familie
Arvicolidae
Geslacht
Microtus
Soort 1
Microtus arvalis
Soort 2
Microtus gregaloides
Soort 3
Microtus agrestis
Soort 4
Microtus subterraneus
Soort 5
Microtus oeconomus
Aardmuis.

Het geslacht Microtus kent een enorme verbreiding. De ca. 50 soorten zijn verspreid over Europa, Azië en Noord-Amerika. In Nederland komen vandaag de dag vier soorten voor: de veldmuis M. arvalis, de aardmuis M. agrestis, de ondergrondse woelmuis M. subterraneus en de Noorse woelmuis M. oeconomus. De kiezen van Microtus zijn altijd ongeworteld en hebben cement. De m1 heeft vijf prisma's achter de voorlob. Bij primitieve vormen heeft deze kies slechts drie prisma's. Deze soorten worden ondergebracht in het subgenus Allophaiomys. Door insnoering van de voorlob ontstaan in de loop van de evolutie de twee extra prisma's die we bij recente soorten zien. Doordat dit in verschillende lijnen gebeurt, is Allophaiomys dus niet een natuurlijke groep, maar een evolutiestadium binnen Microtus. Vandaar ook dat het niet meer, zoals vroeger gebruikelijk was, als een apart geslacht wordt gezien. Dergelijke primitieve Microtus verschijnen na het Tiglien in de Mimomys savini fauna's en kunnen dus heel goed voor de biostratigrafie gebruikt worden.


Om Microtus (Allophaiomys) te kunnen onderscheiden moet men dus een m1 gevonden hebben. Dergelijke kiezen zijn in ieder geval gevonden in de boringen bij Brielle (van der Meulen & Zagwijn, 1974), bij Veghel (van Kolfschoten, 1990c) en Bergambacht (Schreuder, 1943c). Van Kolfschoten (1990c) noemt ook de aanwezigheid van Microtus (Allophaiomys) in de Zuurlandboring in het traject tussen de 43,75 en 64 m. Aangezien hij daarbij vergelijkingen trekt met de eerder genoemde vondsten, lijken ook deze determinaties op m1 gebaseerd te zijn. Vooralsnog is het materiaal van de Zuurlandboring echter onbeschreven.


In Bavel is een Microtus m2 gevonden, die opvalt door zijn grootte. Een hele grote Microtus is ook gevonden in de boring van Bergambacht (van Kolfschoten, 1990c). Van Kolfschoten (1990b) suggereert een mogelijk verband met een grote Microtus (Allophaiomys) soort die gevonden is in het Vroeg Pleistoceen van Zuid Griekenland. Echter, zonder de karakteristieke m1 kan de verwantschap en het evolutionaire stadium van de grote Microtussoort niet nader bepaald worden.


Naast de grote Microtus zijn in Bavel ook resten van de veldmuis Microtus arvalis gevonden (van Kolfschoten, 1990b). Dit is een opvallend vroeg voorkomen van deze soort. Slechts twee elementen zijn gevonden, een m1 en een M2, maar dat zijn precies de elementen die nodig zijn om de soort uit Bavel met zekerheid als veldmuis te determineren. Microtus arvalis en de aardmuis Microtus agrestis verschillen namelijk alleen in de aanwezigheid van een extra prismaatje aan de M2 van de laatstgenoemde soort. Overigens is ook in de Zuurlandboring, net als in Bavel, Microtus arvalis gevonden in hetzelfde niveau als Mimomys savini op een diepte van 27-37 m (van Kolfschoten, 1990c). Daar is in datzelfde niveau Microtus gregaloides gevonden, een uitgestorven soort uit het Vroeg Pleistoceen.


De overige vondsten van Microtus arvalis zijn jonger. Veldmuisfossielen zijn met zekerheid gevonden in Belvédère 2 en 3 (van Kolfschoten, 1985), in de groeve Fransche Kamp bij Wageningen (van Kolfschoten, 1990a) en op de Maasvlakte. Die laatste vondst is van Holocene ouderdom (van Kolfschoten & Vervoort-Kerkhoff, 1999). De aardmuis M. agrestis is met zekerheid bekend uit Belvédère 4, Fransche Kamp, de groeve Leccius de Ridder bij Rhenen (van Kolfschoten, 1990a) en van de Maasvlakte, waar het ook hier een Holocene vondst betreft. Vanwege de geringe verschillen in het gebit tussen de twee soorten, is het goed mogelijk dat overal waar vondsten als veldmuis zijn gedetermineerd ook de aardmuis voorkomt en visa versa. Vandaag de dag hebben de twee soorten nog altijd een goeddeels overlappend areaal.


De andere twee soorten die nog recent in Nederland gevonden worden, de ondergrondse woelmuis Microtus subterraneus en de Noorse woelmuis M. oeconomus, zijn ook fossiel bekend. Van Kolfschoten (1985) beschreef Pitymys [= Microtus] cf. subterraneus uit de fauna van Belvédère 4. Vandaag de dag komt deze soort in ons land alleen ten zuiden van de grote rivieren voor. Het kan echter niet een echt warmteminnende soort genoemd worden, aangezien hij niet voorkomt in het Mediterrane gebied. M. oeconomus heeft juist een meer noordelijke verspreiding. Het areaal van deze soort is sterk verbrokkeld. Hij komt onder andere voor in Noorwegen, het noorden van Scandinavië en in delen van Duitsland en Polen. Fossielen van deze soort zijn gevonden in het Saalien van Belvédère 3 en 4, en in het Weichselien van Belvédère 5. Vondsten uit de Zuurlandboring en de Maasvlakte stammen uit het Holoceen. Daarnaast is echter ook Vroeg Pleistoceen materiaal van de Noorse woelmuis gevonden in boringen bij Velsen en Noordbergum. Net als M. oeconomus is M. gregalis een soort die vandaag de dag vooral in koude streken leeft. Het areaal omvat grote delen van Siberië en Mongolië. In het Pleistoceen kwam deze woelmuis ook hier voor, getuige de vondsten uit Belvédère 3 en Belvédère 5 (van Kolfschoten, 1985).

Referenties

  • Kolfschoten, T. van 1985 The Middle Pleistocene (Saalian) and Late Pleistocene (Weichselian) mammal faunas from Maas-tricht-Belvédère (Southern Limburg, The Netherlands).- Mededelingen Rijks Geologische Dienst 39 (1): 45-74.
  • Kolfschoten, T. van 1990b The Early Biharian Mammal Faunas from Bavel and Dorst-Surae.- in: H.D. Kahlke (ed.) Das Pleistozän von Untermassfeld bei Meiningen; zur biostratigraphischen Korrelation unterpleistozäner Fundstellen im europäisch-asiatischen Raume- Quartärpaläontologie 8: 265-272.
  • Kolfschoten, T. van 1990c Klimaat en Landschap in de Oude Steentijd. Maastricht (Dienst Kunst, Cultuur en Onderwijs, Natuurhistorisch Museum).
  • Kolfschoten, T. van & Y. Vervoort-Kerkhoff 1999 The Pleistocene and Holocene mammalian assemblages from the Maasvlakte near Rotterdam (the Netherlands), with special reference to the Ovibovini Soergelia minor and Praeovibos cf. priscus. - in: Reumer, J.W.F. & J. de Vos (eds.) Elephants have a snorkel! Papers in honour of Paul Y. Sondaar. Deinsea 7: 369-382.
  • Meulen, A.J. van der 1973 Middle Pleistocene smaller mammals from the Monte Peglia, (Orvieto, Italy) with special reference to the phylogeny of Microtus (Arvicolidae, Rodentia. - Quaternaria 17: 1-144.
  • Meulen, A.J. van der & W.H. Zagwijn 1974 Microtus (Allophaiomys) pliocaenicus from the Lower Pleistocene near Brielle, The Netherlands. - Scripta Geologica 21: 1-12.
  • Schreuder, A. 1943 Fossil voles and other mammals (Desmana, Talpa, Equus, etc.) out of well-borings in the Netherlands.- Verhandelingen van het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en de Kolonien, Geologische Serie 13: 399-434.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen