ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Mammuthus trogontherii (Pohlig, 1885)

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Proboscidea
Familie
Elephantidae
Geslacht
Mammuthus
Soort
Mammuthus trogontherii (Pohlig, 1885)

Voorkomen

Steppemammoet.
In de Noordzee is een aantal mammoetkiezen gevonden die qua morfologie liggen tussen die van de zuidelijke mammoet en de wolharige mammoet. Het aantal lamellen per decimeter is hoger dan in Mammuthus meridionalis, maar lager dan in M. primigenius en de kiezen zijn nog niet zo hoogkronig als bij de wolharige mammoet. Dergelijke vondsten worden ondergebracht in de soort Mammuthus trogontherii, de steppemammoet. Van Essen en Mol (1996) geven een overzicht van deze kiezen, die bijna allemaal zijn opgevist in de omgeving van het Deep Water Channel, en worden gekenmerkt door een hoge graad van fossilisatie. Sindsdien is in hetzelfde gebied nog een aantal molaarfragmenten gevonden. Ook uit Het Gat zijn kiezen opgevist die als M. trogontherii geclassificeerd kunnen worden (Post et al., 2001; Mol et al., 2003) De enige melding van steppemammoet in ons land die niet uit de Noordzee is opgevist, komt van een zuigput bij het Gelderse Netterden (van Dam et al., 1997). Postcraniale elementen zijn uit ons land niet gemeld. Daarbij moet echter wel worden aangetekend dat er nog altijd geen kenmerken gevonden zijn waarop de botten van Mammuthus trogontherii en M. meridionalis van elkaar kunnen worden onderscheiden.

Bijzonderheden

Bovenkaakskies steppemammoet.

De oorspronkelijke beschrijving van Mammuthus trogontherii, die gepubliceerd is aan het eind van de 19de eeuw, maakt al meteen duidelijk dat de steppemammoet een tussenvorm is. Pohlig (1889) zag aan de hand van de molaren dat hij met een overgangsfase te maken had tussen de uit Italië zo bekende zuidelijke mammoet en de meer noordelijke wolharige mammoet. De kiezen van deze steppemammoet zijn hoogkroniger, het email van de lamellen is minder dik en er zijn meer lamellen per gebitselement in vergelijking met de zuidelijke mammoet. De ontwikkeling van hoogkronige kiezen met meer lamellen is een aanwijzing dat het dieet van mammoeten in de loop van het Vroeg Pleistoceen veranderde. Waar de vrij grove kiezen van de zuidelijke mammoet nog duiden op een dieet met takken en twijgen, is de steppemammoet veel meer een echte grazer. Deze overgang van dieet is gerelateerd aan het opener worden van het landschap. De savannen van de zuidelijke mammoet maakten plaats voor de grasvlakten waar de steppemammoet zijn naam aan dankt. Dit is ook goed te herkennen in de begeleidende fauna van Mammuthus trogontherii in vindplaatsen als Süssenborn (Duitsland) en Tiraspol (Moldavië).


Er zijn slechts weinig complete skeletten van Mammuthus trogontherii bekend. Een skelet dat in 1859 in Lyon (Frankrijk) gevonden is en als Elephas intermedius beschreven werd, wordt nu tot deze soort gerekend. Het geraamte, met een schouderhoogte van 375 cm, staat opgesteld in Lyon in het Musée Guimet d'Histoire Naturelle. In de jaren dertig werd bij het Duitse Edersleben een skelet opgegraven, dat oorspronkelijk als M. trogontherii te boek stond. Volgens Post et al. (2001) is dit skelet, dat nu in het Spengler Museum in Sangerhausen staat, echter een zuidelijke mammoet en wel een koe van tussen de 45 en 50 jaar oud. Het fraaiste skelet van een steppemammoet is gevonden in Engeland, in de hoge kliffen van West Runton (East Anglia). In 1995 werd tijdens opgravingen in kleilagen van het Cromerien van de Forest Bed Formatie 85-90% van het skelet van een mammoetstier geborgen. Op grond van de relatief korte kaak, het aantal lamellen in de M3 en de hoogkronigheid van de molaren werd de "West Runton Elephant" gedetermineerd als een steppemammoet. De schouderhoogte werd geschat op vier meter (Stuart, 1996). Recentelijk is een tamelijk compleet skelet van Mammuthus trogontherii gevonden in West-Siberië nabij Chembakchino, maar deze vondst is nog niet wetenschappelijk bewerkt.


Met de herdeterminatie van de Spenglermammoet door Post et al. (2001) ontstaat een schijnbare omkering in tijd. Deze zuidelijke mammoet komt uit het Elsterien en is dus jonger dan de West Runton mammoet. Dit terwijl Mammuthus meridionalis algemeen gezien wordt als de voorouder van de steppemammoet. Post et al. (2001) merken op dat iets dergelijk ook voordoet bij de vondsten uit de vroeg Midden Pleistocene vindplaats Kärlich. De fragmentarische mammoetresten van de Duitse vindplaats waren door Van Kolfschoten en Turner (1996) gedetermineerd als M. trogontherii, terwijl ze ouder zijn dan sommige vondsten van de zuidelijke mammoet.


Dit beeld van een afstammeling die ouder is dan zijn voorouder, ontstaat bij kleine steekproeven. Ofschoon complete skeletten natuurlijk een schat aan informatie bevatten over de levenswijze van een dier, hebben ze het nadeel dat ze geen beeld geven van de variatie. Immers hebben we het maar over één enkel individu. De locatie "Het Gat" in de Noordzee, waar acht kiezen of kiesfragmenten van mammoeten gevonden zijn, geeft al een heel wat beter beeld van de mogelijke variatie. Sommige van de kiezen uit deze vindplaats hebben een geavanceerde M. meridionalis morfologie, terwijl andere al duidelijk het M. trogontherii stadium bereikt hebben. Aangezien het voorkomen in één fauna van twee soorten mammoet uit ecologische overwegingen onmogelijk is, is de meest waarschijnlijke verklaring dat het materiaal uit "Het Gat" een overgangspopulatie vertegenwoordigt. Lister en Sher (2001) geven voor een aantal Euraziatische mammoetpopulaties het aantal lamellen en de mate van hoogkronigheid van de M3/m3. Ook zij vonden in sommige vindplaatsen rond de overgang van Vroeg naar Midden Pleistoceen populatie waarin sommige kiezen nog een meridionalis morfologie hadden, waar andere al tot M. trogontherii gerekend kunnen worden. De variatie in kiesmorfologie kan ook schijnbare omkeringen in het voorkomen in tijd tussen de zuidelijke mammoet en de steppemammoet kunnen verklaren. Als men maar weinig kiezen heeft, kan men toevallig in een oude vindplaats de meer geavanceerde individuen treffen (Kärlich) of in een jonge populatie net de wat primitievere vorm (Spenglermammoet).

Referenties

  • Dam, I., D. van, Mol, J. de Vos & J.W.F. Reumer 1997 De eerste vondst van de Europese waterbuffel, Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927), in Nederland.- Cranium 14 (1): 49-54.
  • Essen, H. van & D. Mol 1996 Plio-Pleistocene proboscideans from the southern bight of the North Sea and the Eastern Scheldt, The Netherlands.- Chapter 20 in: Shoshani, J and P. Tassy (eds); The Proboscidea: Trends in Evolution and Palaeoecology. Oxford University Press, Oxford: 214-224.
  • Kolfschoten, T. van & E. Turner 1996 Early middle Pleistocene mammalian faunas from Kärlich and Miesenheim I and their biostratigraphical implications. In: C. Turner (ed.) The early middle Pleistocene in Europe. A.A. Balkema. Rotterdam: 227-253.
  • Lister, A.M. 1996 Evolution and taxonomy of Eurasian mammoths. In: J. Soshani & P. Tassy (red.). The Proboscidea. Evolution and palaeoecology of elephants and their relatives: 203-213. Oxford University Press, New York.
  • Long, A.A., A. Sher & Vartanyan 1994 Holocene mammoth dates.- Nature 369: 364.
  • Mol, D., K. Post, J.W.F. Reumer, J. de Vos & C. Laban 2003 Het Gat: preliminary note on a Bavelian fauna from the North Sea with possibly two mammoth species. - Deinsea 9: 253-266.
  • Post, K., D. Mol, J. W.F. Reumer, J. de Vos & C. Laban 2001 Een zoogdierfauna met twee (?) mammoetsoorten uit het Bavelien van de Noordzeebodem tussen Engeland en Nederland. - Grondboor en Hamer 55 (6): 2- 22.
  • Stuart, A.J. 1996 Excavation of the skeleton of Mammuthus trogontherii from the Cromerian type locality, West Runton, Norfolk U.K. EuroMam Newsletter 3: 49-51.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen