Von Koenigswald (1950) meldde het voorkomen van Mammut borsoni in Nederland op basis van van een M3 uit de collectie van het 'Natuurhistorisch Museum' (nu Natuurmuseum) te Rotterdam (nr. 698). Ofschoon de vondstgegevens bij het fossiel ontbraken, meende Von Koenigswald dat het "zeker uit de Schelde afkomstig" was. Hij baseerde deze conclusie op een vergelijking met fossielen van Anancus arvernensis uit de Oosterschelde. De wijze van preservatie van de Mammut borsoni was in de ogen van von Koenigswald gelijk aan die van de Oosterscheldefossielen. Door het ontbreken van gegevens kunnen we echter niet eens met zekerheid stellen dat het fossiel in Nederland gevonden is. Overigens werd door Mol en Van Essen (1990) in twijfel getrokken of de beschadigde kies wel een M3 is. De schuine orientering van de richels zou aangeven dat het eerder een m3 is.
Pas in 1988 werd het voorkomen van Mammut borsoni in ons land echt aangetoond. In de zomer van dat jaar werd een kies van deze mastodont ontdekt door arbeiders van de Hoogdonk stenenfabriek in de buurt van Liessel (Noord-Brabant). Het fossiel was opgebaggerd op een diepte van twintig meter uit een zandput van deze firma, waarin ook veel zaden en kegels van Pliocene planten gevonden zijn. De kies, een tamelijk grote m3, werd in twee stukken gevonden, welke echter perfect op elkaar aansloten. Het fossiel wordt bewaard het Natuurstudiecentrum & Museum Jan Vriens in Asten (Li 1001). Later werd nog een tweede m3 bij Liessel opgebaggerd, slechts honderd meter van de vindplaats van de eerste. Deze kies bevindt zich in particulier bezit (collectie Nies, Deurne).
Mammut borsoni is een van de twee mastodonten die in ons land gevonden is. De andere is de Mastodont van Auvergne, Anancus arvernensis. Alhoewel de Nederlandse namen anders doen vermoeden, zijn deze vormen nauwelijks verwant en maken ze deel uit van twee verschillende evolutionaire lijnen die al sinds het Eoceen een gescheiden ontwikkeling doormaakten. Anancus is een bunolophodonte (knobbeltandige) mastodont en behoort tot de tak waaruit de olifanten zijn ontstaan. Mammut is een zygolophodonte (juktandige) mastodont. Uit deze groep ontstonden de stegodonten.
Bij zygolophodonte mastodonten vormen naast elkaar gelegen knobbels samen een scherpe richel. Doordat de richels sluiten in de dalen van de tegenoverliggende kies, ontstaat een knipwerking. Een dergelijk gebit vinden we ook bij tapirs, met het verschil dat daar twee, en bij Mammut borsoni meerdere richels per kies aanwezig zijn. Het laagkronige gebit duidt er op, dat deze mastodont een browser was. Van de verwante Amerikaanse soort M. americanum is het dieet goed bekend. Dat is met name het resultaat van onderzoek aan de maaginhoud van een exemplaar dat bij Burning Tree (Ohio) gevonden is. Takjes voor loofbomen zijn duidelijk afgeknipt, en daarnaast zijn onder andere zaden van klaver, zegges, fonteinkruid, waterlelie en andere waterplanten aangetroffen (Saunders, 1996). Ook worden soms tussen kiezen van deze soort afgeknipte takjes van coniferen aangetroffen. Gezien de overeenkomst in de vorm van de kiezen, zal M. borsoni een vergelijkbaar dieet gehad hebben.
In de oude literatuur komen we de Europese mastodont soms tegen onder de naam Zygolophodon borsoni. Tobien (1996) gaf echter een aantal kenmerken om Zygolophodon en Mammut te onderscheiden. Die verschillen zijn weliswaar voor de kiezen niet erg groot, maar met name de andere bouw van de onderkaak geeft aan dat we met duidelijk gescheiden geslachten te maken hebben.
Net als de Mastodont van Auvergne had Mammut borsoni een grote verspreiding zowel in tijd als in ruimte. De oudste vondsten stammen uit het Laat Mioceen van China, maar M. borsoni verschijnt pas in het Plioceen in Europa, waar het een vrij algemene verschijning is (Tobien, 1996). In de Boven Pliocene vindplaats Kaltensundheim (Duitsland) werd in de jaren zeventig een compleet skelet van M. borsoni gevonden, nadat twintig jaar eerder dezelfde vindplaats al een deelskelet had opgeleverd (Kahlke, 2002). De vindplaats is een oude doline, die werkte als een natuurlijke val. Slechts op enkele plaatsen wist deze mastodont tot in het Vroeg Pleistoceen te overleven (Tobien, 1996).
Opvallend aan de geografische verspreiding is dat deze mastodont nooit ten noorden van de 55ste breedtegraad is aangetroffen, en ontbreekt in Klein Azie en Zuidoost Azie. Kennelijk was de soort aangepast aan de wouden van de gematigde klimaatzone (Tobien, 1996). Dit maakte Mammut borsoni kwetsbaar toen aan het begin van de ijstijden de vegetatiezones gingen schuiven, en hier ligt dan ook waarschijnlijk de oorzaak van het uitsterven. Zijn Amerikaanse verwant M. americanum wist wel te overleven en is zelfs gevonden in samenhang met resten van paleo-indianen. De jongste datering voor deze soort is 10.395 + 100 BP (Saunders, 1996).