ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Mammut borsoni (Hays, 1834)

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Proboscidea
Familie
Elephantidae
Geslacht
Mammut
Soort
Mammut borsoni (Hays, 1834)

Voorkomen

Borsons mastodont.

Von Koenigswald (1950) meldde het voorkomen van Mammut borsoni in Nederland op basis van van een M3 uit de collectie van het 'Natuurhistorisch Museum' (nu Natuurmuseum) te Rotterdam (nr. 698). Ofschoon de vondstgegevens bij het fossiel ontbraken, meende Von Koenigswald dat het "zeker uit de Schelde afkomstig" was. Hij baseerde deze conclusie op een vergelijking met fossielen van Anancus arvernensis uit de Oosterschelde. De wijze van preservatie van de Mammut borsoni was in de ogen van von Koenigswald gelijk aan die van de Oosterscheldefossielen. Door het ontbreken van gegevens kunnen we echter niet eens met zekerheid stellen dat het fossiel in Nederland gevonden is. Overigens werd door Mol en Van Essen (1990) in twijfel getrokken of de beschadigde kies wel een M3 is. De schuine orientering van de richels zou aangeven dat het eerder een m3 is.


Pas in 1988 werd het voorkomen van Mammut borsoni in ons land echt aangetoond. In de zomer van dat jaar werd een kies van deze mastodont ontdekt door arbeiders van de Hoogdonk stenenfabriek in de buurt van Liessel (Noord-Brabant). Het fossiel was opgebaggerd op een diepte van twintig meter uit een zandput van deze firma, waarin ook veel zaden en kegels van Pliocene planten gevonden zijn. De kies, een tamelijk grote m3, werd in twee stukken gevonden, welke echter perfect op elkaar aansloten. Het fossiel wordt bewaard het Natuurstudiecentrum & Museum Jan Vriens in Asten (Li 1001). Later werd nog een tweede m3 bij Liessel opgebaggerd, slechts honderd meter van de vindplaats van de eerste. Deze kies bevindt zich in particulier bezit (collectie Nies, Deurne).

Bijzonderheden

Mammut borsoni is een van de twee mastodonten die in ons land gevonden is. De andere is de Mastodont van Auvergne, Anancus arvernensis. Alhoewel de Nederlandse namen anders doen vermoeden, zijn deze vormen nauwelijks verwant en maken ze deel uit van twee verschillende evolutionaire lijnen die al sinds het Eoceen een gescheiden ontwikkeling doormaakten. Anancus is een bunolophodonte (knobbeltandige) mastodont en behoort tot de tak waaruit de olifanten zijn ontstaan. Mammut is een zygolophodonte (juktandige) mastodont. Uit deze groep ontstonden de stegodonten.


Bij zygolophodonte mastodonten vormen naast elkaar gelegen knobbels samen een scherpe richel. Doordat de richels sluiten in de dalen van de tegenoverliggende kies, ontstaat een knipwerking. Een dergelijk gebit vinden we ook bij tapirs, met het verschil dat daar twee, en bij Mammut borsoni meerdere richels per kies aanwezig zijn. Het laagkronige gebit duidt er op, dat deze mastodont een browser was. Van de verwante Amerikaanse soort M. americanum is het dieet goed bekend. Dat is met name het resultaat van onderzoek aan de maaginhoud van een exemplaar dat bij Burning Tree (Ohio) gevonden is. Takjes voor loofbomen zijn duidelijk afgeknipt, en daarnaast zijn onder andere zaden van klaver, zegges, fonteinkruid, waterlelie en andere waterplanten aangetroffen (Saunders, 1996). Ook worden soms tussen kiezen van deze soort afgeknipte takjes van coniferen aangetroffen. Gezien de overeenkomst in de vorm van de kiezen, zal M. borsoni een vergelijkbaar dieet gehad hebben.


In de oude literatuur komen we de Europese mastodont soms tegen onder de naam Zygolophodon borsoni. Tobien (1996) gaf echter een aantal kenmerken om Zygolophodon en Mammut te onderscheiden. Die verschillen zijn weliswaar voor de kiezen niet erg groot, maar met name de andere bouw van de onderkaak geeft aan dat we met duidelijk gescheiden geslachten te maken hebben.

 

Net als de Mastodont van Auvergne had Mammut borsoni een grote verspreiding zowel in tijd als in ruimte. De oudste vondsten stammen uit het Laat Mioceen van China, maar M. borsoni verschijnt pas in het Plioceen in Europa, waar het een vrij algemene verschijning is (Tobien, 1996). In de Boven Pliocene vindplaats Kaltensundheim (Duitsland) werd in de jaren zeventig een compleet skelet van M. borsoni gevonden, nadat twintig jaar eerder dezelfde vindplaats al een deelskelet had opgeleverd (Kahlke, 2002). De vindplaats is een oude doline, die werkte als een natuurlijke val. Slechts op enkele plaatsen wist deze mastodont tot in het Vroeg Pleistoceen te overleven (Tobien, 1996).


Opvallend aan de geografische verspreiding is dat deze mastodont nooit ten noorden van de 55ste breedtegraad is aangetroffen, en ontbreekt in Klein Azie en Zuidoost Azie. Kennelijk was de soort aangepast aan de wouden van de gematigde klimaatzone (Tobien, 1996). Dit maakte Mammut borsoni kwetsbaar toen aan het begin van de ijstijden de vegetatiezones gingen schuiven, en hier ligt dan ook waarschijnlijk de oorzaak van het uitsterven. Zijn Amerikaanse verwant M. americanum wist wel te overleven en is zelfs gevonden in samenhang met resten van paleo-indianen. De jongste datering voor deze soort is 10.395 + 100 BP (Saunders, 1996).

Referenties

  • Essen, H. van 1986 Signalement van een diminutieve M3 sup. van een wolharige mammoet.- Cranium 3 (1): 6-7.
  • Koenigswald, G.H.R von 1950 Voorlopige mededeling omtrent het voorkomen van Mastodont borsoni in Nederland.- Geologie en Mijnbouw Nieuwe Serie 12: 14-15.
  • Mol, D.J. & J.A. Van Essen 1990 Mammut borsoni from The Netherlands.- Lutra 33: 183-186.
  • Saunders, J.J. 1996 North American Mammutidae. In: J. Soshani & P. Tassy (red.). The Proboscidea. Evolution and palaeoecology of elephants and their relatives: 271-279. Oxford University Press, New York.
  • Tobien, H. 1996 Evolution of zygodons with emphasis on dentition. In: J. Soshani & P. Tassy (red.). The Proboscidea. Evolution and palaeoecology of elephants and their relatives: 76-85. Oxford University Press, New York.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen