ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Lynx lynx (Linnaeus, 1758)

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Carnivora
Familie
Felidae
Geslacht
Lynx
Soort
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)

Voorkomen

Lynx.

Een onderkaaksscheurkies van een katachtige van de Maasvlakte werd door Vervoort-Kerkhoff en Van Kolfschoten (1988) toegeschreven aan Lynx lynx. In zijn overzicht over de roofdierresten van de Maasvlakte noemde Kerkhoff (1990) ook deze m1, die zich bevindt in de omvangrijke collectie Meuldijk te Zonnemaire. Vervoort-Kerkhoff en Van Kolfschoten (1988) rekenen de lynx tot hun Fauna I van de Maasvlakte van het laat Vroeg Pleistoceen of vroeg Midden Pleistoceen. De overblijfselen uit deze fauna worden gekenmerkt door een donker bruine kleur en een hoge graad van mineralisatie. Of de scheurkies ook zwaar gefossiliseerd is, wordt niet duidelijk uit de beschrijving. Vervoort-Kerkhoff en Van Kolfschoten merken op dat de mate van fossilisatie niet overeenkomt met de Holocene elementen van de Maasvlakte en stellen dat aangezien er geen Laat Pleistocene vondsten van de lynx bekend zijn, de kies dus in de oudste fauna geplaatst moet worden. Toch zijn er aanwijzingen dat de lynx hier in het Laat Pleistoceen voorkwam. Uit een zandwinning in de uiterwaarden van de Maas bij Lith, ten noorden van 's-Hertogenbosch, is een opperarmbeen van Lynx lynx opgebaggerd. Dit bot bevindt zich in de collectie Stolzenbach te Sint Michielsgestel. De fossilisatiegraad en kleur komt geheel overeen met de Weichselien zoogdieren uit dezelfde vindplaats, zoals wolharige mammoet, wolharige neushoorn, steppewisent, reuzenhert en hyena.


Een ander opgebaggerd lynxfossiel is waarschijnlijk van Holocene ouderdom. Het betreft een zeer fraaie schedel die is opgebaggerd uit de uiterwaarden van de IJssel bij Bingerden, ten noorden van Arnhem (collectie De Wit). De lynx is uit veel Holocene fauna's van Europa bekend (Clason, 1977). Dat het dier hier nog in de Romeinse tijd voorkwam, blijkt uit een schedel met onderkaak, gevonden bij een Romeinse nederzetting bij Valkenburg (van Bree & Clason, 1971).

Bijzonderheden

De lynx is een middelgrote katachtige, gekenmerkt door een zeer korte staart, hoge poten met grote voeten en lange spitse oorschelpen met tot 4 cm lange haarpluimen. Vandaag de dag leven er nog vier soorten, de Noord-Amerikaanse Lynx canadensis en L. rufus, de bijna uitgestorven Spaanse L. pardinus en de lynx uit de noordelijke wouden en berggebieden van Eurazië, L. lynx. Sommige zoölogen zien L. pardinus als een ondersoort van L. lynx en onderscheiden dus maar drie soorten. Als stamvader van de lynxen geldt Lynx issiodorensis, die in het Laat Plioceen van Afrika naar Eurazië trok en onder andere bekend is uit vindplaatsen als Layna (Spanje), Perrier en Etouaires (Frankrijk, Kurtén, 1978), en de Val d'Arno (Italië, Werdelin, 1981). Werdelin (1981) denkt dat uit deze soort in Europa L. pardinus is ontstaan, terwijl hij in Azië tot L. lynx evolueerde. Binnen L. issiodorensis onderscheidde Werdelin meerdere ondersoorten, waaronder de grottenlynx L. issiodorensis spelaeus uit het Cromerien en Holsteinien van Duitsland, volgens Hemmer (2003) een verwijzing naar de vindplaatsen Mauer en Mosbach. Werdelin (1981) stelde dat L. lynx in het Laat Pleistoceen in Europa verscheen. De oudste vondsten van deze soort komen uit het Eemien van Weimar (Duitsland, Hemmer, 1984). Hemmer (2003) ziet in de grottenlynx een aparte soort, alhoewel hij het eens is met de conclusie van Ficcarelli en Torre (1977), dat deze niet van de lynx uit de Alpen, een kleine vorm van L. lynx, te onderscheiden is. Volgens deze interpretatie zouden we dus strikt genomen moeten stellen dat L. lynx al vanaf het begin van het Midden Pleistoceen aanwezig was, want L. spelaea zou dan een synoniem van L. lynx moeten zijn.


De naamgeving van fossiele lynxen is dus nog erg onduidelijk, vooral waar het gaat om de laat Vroeg Pleistocene en Midden Pleistocene vormen. Als de Maasvlaktekies inderdaad uit Fauna I afkomstig is, kan hij, afhankelijk van welke auteur men volgt, Lynx issiodorensis, L. spelaea of L. lynx genoemd worden. Alhoewel de lynx zeker geen bewoner van de open vlakte is, mag niet worden uitgesloten dat hij toch onderdeel uit maakte van de mammoetsteppefauna en dus in Fauna II geplaatst moet worden. De humerus van Lith geeft al aan dat deze katachtige hier mogelijk tijdens de laatste ijstijd voorkwam. In zijn bespreking van een Weichselienvondst uit Kostenki 21 (Rusland) stelde Sablin (2001) dat de lynx waarschijnlijk leefde in kleine bossages van pijnbomen en kleinbladige loofbomen. In ons land zouden met name de oeverbegroeiingen langs grote rivieren de lynx een goede habitat geboden kunnen hebben.

Referenties

  • Bree, P.J.H. van & A.T. Clason 1971 On the skull of a lynx, Lynx lynx (Linnaeus, 1758), found in the Roman Castellum at Valkenburg, Province of Zuid-Holland, The Netherlands.- Bijdragen tot de Dierkunde 41 (2): 130 - 135.
  • Clason, A.T. 1977 Jacht en veeteelt van prehistorie tot middeleeuwen.- Haarlem, Fibula, Van Dishoek: 1-231.
  • Ficcarelli, G. & D. Torre 1977 Phyletic relationships between Lynx group issiodorensis and Lynx pardina. - Bollettino della Società Paleontologica Italiana 16 (2): 197-202.
  • Hemmer, H. 2003 Pleistozäne Katzen Europas- Eine Übersicht. - Cranium 20 (2): 6-19.
  • Kerkhoff, N. 1990 Roofdierresten van de Maasvlakte. - Cranium 7 (1): 47-49.
  • Kurtén, B. 1978 The Lynx from Etouaires, Lynx issiodorensis (Croiset & Jobert), Late Pliocene. - Annales Zoologici Fennici 15 (4): 314-322.
  • Sablin, M. 2001 Late Pleistocene lynx from Kostenki 21 (Voronezh Region, Russia). - Deinsea 8: 27-32.
  • Vervoort-Kerkhoff, Y. & T. van Kolfschoten 1988 Pleistocene and Holocene Mammalian Faunas from the Maasvlakte near Rotterdam (The Netherlands).- Medededelingen van de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie 25 (1): 87-98.
  • Werdelin, L. 1981 The evolution of lynxes. - Annales Zoologici Fennici 18 (1): 37-71.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen