Uit het Pleistoceen van Nederland zijn slechts vier soorten van de orde Lagomorpha, de hazen en konijnen, bekend en allemaal van spaarzame vondsten. Dat deze orde zo'n zeldzame verschijning is, komt op het eerste gezicht vreemd voor. Gezien het overweldigende succes van het konijn Oryctolagus cuniculus (Linnaeus, 1758), die zich over grote delen van de wereld, inclusief Australië heeft weten te verspreiden, zou je verwachten dat op zijn minst deze soort talrijk fossiel aanwezig zou zijn. Het konijn is echter een recente toevoeging aan de Nederlandse fauna. Het dier leefde onder andere in het zuiden van Europa, van waaruit het door edelen en kloosters als geschenk werd verspreid. Zo kwam het pas in de 13de eeuw in ons land.
Ofschoon hazen en konijnen vaak aangezien worden voor knaagdieren, vormen zij een aparte orde. Overigens is deze orde wel nauw verwant met de Rodentia. De verschillen tussen de twee ordes zijn duidelijk te zien aan de snijtanden. Knaagdieren hebben in elke kaakhelft slechts één snijtand, terwijl de lagomorfen er twee hebben. Bovendien hebben de snijtanden van knaagdieren alleen aan de voorkant tandglazuur, terwijl die van hazen en konijnen geheel met glazuur bedekt zijn. Maar net als bij knaagdieren hebben de Lagomorpha een grote ruimte (diasteem) tussen de snijtanden en de kiezenrij. Die kiezen zijn hoogkronig en simpel gebouwd. Doordat ze zo simpel gebouwd zijn, geven de kiezen weinig aanwijzingen voor de soortdeterminatie. De premolaren, voor zover ze niet gemolariseerd zijn, geven wat dat betreft betere kenmerken.
In het Saalien van de Belvédèregroeve bij Maastricht, in de fauna Belvédère 3 is een P4 gevonden van een fluithaas (van Kolfschoten, 1985). Fluithazen, ook wel pika's genoemd, danken hun naam aan het schrille hoge geluid dat ze maken als waarschuwingsignaal. Door hun ronde oren voldoen ze op het eerste gezicht niet aan het beeld dat wij van hazen hebben. Ze vormen dan ook een aparte onderfamilie, de Ochotonidae. Fluithazen leven op de steppen van Zuidoost Europa en Azië en worden ook in Noord-Amerika gevonden. De kies van de Belvédère is gedetermineerd als de steppepika Ochotona pusilla (Pallas, 1769), de enige fluithaassoort die vandaag de dag nog in Europa voorkomt.
De haas die recent nog in Nederland voorkomt, Lepus europaeus (Pallas, 1778), is fossiel alleen uit het Holoceen bekend. Van Kolfschoten en Vervoort-Kerkhoff (1999) melden vondsten van deze soort van de Maasvlakte. Daarnaast zijn resten van de haas ook gevonden in een aantal zuiggaten langs de grote rivieren. In het Laat Pleistoceen is hier ook de sneeuwhaas, Lepus timidus Linnaeus, 1758 te verwachten. De Jong (1998) meldt een vondst van deze soort bij het Brabantse Lith.
Mol en van der Plicht (2012) melden nieuwe vondsten van Laat Pleistocene hazen van de Zandmotor, de grote met Noorzeezand opgespoten plaat tussen Ter Heijde en Monster. Hier is een kaakje gevonden met meerdere kiezen.