ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Homotherium latidens Owen, 1846

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Carnivora
Familie
Felidae
Geslacht
Homotherium
Soort
Homotherium latidens Owen, 1846

Voorkomen

Sabeltandtijger.

Het eerste Nederlandse sabeltandtijgerfossiel was een onderkaak zonder tanden en kiezen (RGM 103350) die was opgevist uit de Oosterschelde. Hooijer (1962) hield aanvankelijk een slag om de arm en classificeerde de kaak als Homotherium cf. latidens. Later rekende hij het Oosterscheldefossiel echter zonder meer tot H. latidens (Hooijer, 1984). Hooijer (1962) stelde zonder verdere argumentatie dat het fossiel niet tot de Vroeg Pleistocene fauna uit de Oosterschelde behoorde, maar uit het Midden Pleistoceen afkomstig zou zijn. Daar echter Midden Pleistocene afzettingen in de Oosterschelde ontbreken en Homotherium al uit het Vroeg Pleistoceen bekend is, is er geen enkele reden om de soort niet tot dezelfde fauna als de rest van de vondsten te rekenen.

Onderkaak uit de Oosterschelde.

Een tweede vondst, een hielbeen van deze soort werd gemeld door Van Hooijdonk (1998, 1999a, b). Dit fossiel was gevonden op een schelpenberg bij Yerseke. Omdat de schelpen waren aangevoerd van drie verschillende zuiglocaties in de Westerschelde en twee plekken in de Noordzee, is de exacte herkomst niet zonder meer aan te geven. Hierdoor kan ook niets gezegd worden over de ouderdom. Later werd op dezelfde schelpenberg nog een verweerd hielbeen gevonden, dat waarschijnlijk ook tot Homotherium latidens behoort (van Hooijdonk, 2003). Dat deze sabeltandtijger in ieder geval voorkomt in de laat Vroeg Pleistocene fauna van de Noordzee, blijkt uit een vondst uit de locatie 'Het Gat'. In januari 2001 werd hier door de kotter GO 41 het distale uiteinde van de humerus opgevist (Post et al., 2001; Mol et al., 2003). Het fossiel bevindt zich thans in de collectie Mol (nr. 2044).

Laat Pleistocene sabeltandtijger uit de Noordzee.
Homotherium latidens komt veelvuldig voor in het Vroeg en Midden Pleistoceen van Eurazië. Algemeen werd aangenomen dat Homotherium omstreeks 500.000 jaar geleden in Europa en Azië uitgestorven is (Turner & Anton, 1997). Een buitengewoon goed geconserveerde onderkaak van een sabeltandtijger van de bodem van de Noordzee toont echter aan dat Homotherium latidens nog tot in het Laat Pleistoceen voorkwam in noordwest Europa (Reumer et al., 2003). De onderkaak met p3 en p4 werd op 16 maart 2000 opgevist ten zuidoosten van de Bruine Bank door de boomkorkotter UK 33. Ouderdombepalingen die uitgevoerd waren aan het R.J. van de Graaff Laboratorium van de Universiteit Utrecht gaven uitkomsten tussen 26.700 +/- 240 (UtC 11064) en 31.300 +/- 400 yBP (UtC 10999). Het is dus duidelijk dat deze sabeltandtijger nog deel uitmaakte van de Laat Pleistocene fauna van de Euraziatische mammoetsteppe.

Bijzonderheden

Hielbeen.

Op basis van het rijke sabeltandtijgermateriaal van de Spaanse vindplaats Incarcal concluderen Galobart et al. (2003b) dat alle Euraziatische vondsten van Homotherium tot een en dezelfde soort gerekend moeten worden, H. latidens. Dat is de mening die wij hier volgen. Hemmer (2003) stelde echter dat, alhoewel er nog veel onduidelijkheid is over de taxonomie van het geslacht, het toch mogelijk leek om twee opeenvolgende soorten te onderscheiden, H. crenatidens voor het Laat Plioceen en Vroeg Pleistoceen en H. latidens voor het Midden en Laat Pleistoceen. In hoeverre de Amerikaanse Homotherium uit deze periode, H. serum, beschouwd moet worden als een synoniem van deze Euraziatische soort moet volgens Hemmer (2003) nog worden uitgezocht.

 

De vondst van een Laat Pleistocene sabeltandtijger in Nederland (Reumer et al., 2003) was zonder meer opmerkelijk. Het was echter niet de eerste keer dat Weichselienfossielen van dit dier zijn gevonden. In Robin Hood Cave en Pin Hole Cave (Engeland) waren al botten van Homotherium gevonden (Kurtén, 1968). Een Euraziatische Laat Pleistocene sabeltandtijger werd echter als een grote paradox gezien en Stuart (1982) suggereerde dat de botten wel een Midden Pleistocene ouderdom moesten hebben en waarschijnlijk door mensen de grotten in waren gedragen. Nu het Weichselien voorkomen van Homotherium door C14-dateringen onomstotelijk vast is komen te staan, kan dit onwaarschijnlijke scenario dus komen te vervallen.


Het bewijs dat Homotherium zolang heeft overleefd, heeft ook consequenties voor een andere oude vondst. In de grotten van Isturitz (Frankrijk) was een 16 cm lang stenen beeldje gevonden. Mazak (1970) herkende hierin een sabeltandtijger. De afbeelding toont de typische uitstulpingen vooraan de onderkaak en een korte staart. Toch werd de vondst in die tijd door de meesten afgedaan als een beeltenis van een grottenleeuw. Nu kan het echter gebruikt worden als hulpmiddel bij reconstructies van Homotherium (van Hooijdonk, 2003). Ook meldingen van sabeltandtijgers uit het late Midden Mioceen komen nu in een ander daglicht te staan. Zo meldde Adam (1961) Homotherium sp. uit de Holsteinien vindplaats Steinheim an der Murr (Duitsland), een identificatie die we op latere faunalijsten van de vindplaats echter niet meer tegen komen. Ook de vondsten uit de Artenac niveaus IV en IV (Beden et al., 1984; Tournepiche, 1996) zijn met een ouderdom van circa 400.000 jaar jonger dan de half miljoen jaar die Turner en Antón (1997) als datum van uitsterven aanhielden.


Veel van onze kennis over het uiterlijk van Homotherium danken we aan Ballesio (1963), die een uitvoerige beschrijving gaf van een skelet dat gevonden is in Senèze (Frankrijk). Deze vondst laat onder meer duidelijk zien dat de voorpoten langer zijn dan de achterpoten. Het postuur van deze sabeltandtijger is dan ook vergelijkbaar met dat van een hyena, zoals goed is uitgebeeld in de reconstructie van Turner en Anton (1997). In grootte is Homotherium vergelijkbaar met de recente leeuw, maar dus wel met een andere bouw. Hemmer (2001) schatte het lichaamsgewicht op 250 kg.


Een van de opvallende punten in het skelet van Homotherium is dat het hielbeen, in tegenstelling tot dat van andere katachtigen, vrij kort is. Dit, in combinatie met de korte staart, leidde tot speculaties dat het dier een zoolganger (plantigraad) was. Deze manier van voortbewegen vinden we bij beren, maar alle recente katten zijn teengangers (digitigraad). Tegenwoordig lijken paleontologen het erover eens te zijn dat Homotherium in zijn voorbeweging een tussenpositie innam tussen leeuwen en beren en ‘semi-plantigraad' was (Rawn-Schatzinger, 1992; van Hooijdonk, 2003).

 

Het korte hielbeen is in ieder geval een aanwijzing dat Homotherium een slechte springer was. De jachtmethode moet dan ook heel anders geweest zijn dan die van recente katachtigen. Katten, van huiskat tot tijger, doden hun prooi door een beet in de nek of schedelbasis, waarbij de wervels uit elkaar gedrukt worden. De lange, slanke hoektanden van sabeltandtijgers maken deze jachtmethode onmogelijk. Het risico dat ze tussen de wervels klem komen te zitten en afbreken is te groot. Deze sabeltanden, die bij Homotherium voorzien zijn van een kartelrand, zijn geschikt om grote, gapende wonden te maken in het vlees, maar dan met name in delen waar weinig botten zitten. Mogelijk stelden de krachtige achterpoten Homotherium in staat om zijn prooi omver te werpen, zodat hij in de onbeschermde buik kon bijten. Een dergelijke wond zou al snel door bloedverlies de prooi verzwakken. Volgens Hemmer (2001) zouden vooral jonge mammoeten een ideale prooi gevormd hebben. Dit blijkt met name uit Noord-Amerikaanse vindplaatsen, waar Homotherium regelmatig gevonden is samen met de botten van jonge slurfdragers. Ook neushoorns en nijlpaarden vielen mogelijk ten prooi aan deze sabeltandtijger.

Referenties

  • Adam, K. D. 1961 Die Bedeutung der pleistozänen Säugetier-Faunen Mitteleuropas für die Geschichte des Eiszeitalters. - Stuttgarter Beiträge zur Naturkunde 78:1-34.
  • Ballesio, R. 1963 Monographie d'un Machairodus du gisement villafranchien de Seneze; Homotherium crenatidens Fabrini. - Travaux du Laboratoire de Geologie de la Faculte de Sciences de Lyon 9: 1-129.
  • Beden, M., L. de Bonis, M. Brunet & J.-F. Tournepiche 1984 Première découverte d'un félin machairodonte dans le Pleistocène moyen des Charentes. - Comptes rendus de l'Académie des Sciences Paris II 298: 241-244.
  • Galobart, A., J. Pons-Moyà, M. Anton & J. Maroto 2003b Descripción del material de Homotherium latidens (Owen) de los yacimientos del Pleistocene inferior de Incarcal (Girona, NE de la Península Ibérica). - Paleontologia i Evolucío 34: 99-141.
  • Hemmer, H. 2003 Pleistozäne Katzen Europas- Eine Übersicht. - Cranium 20 (2): 6-19.
  • Hooijer, D.A. 1962 The sabre-toothed cat Homotherium found in The Netherlands.- Lutra 4, (1): 24-26.
  • Hooijdonk, K. van 1998 De vondst van de maand; De vondst van een calcaneum of hielbeen van een Pleistocene sabeltandtijger.- Cranium 15 (2): 64-66.
  • Hooijdonk, K. van 1999a De vondst van de maand. De vondst van een calcaneum of hielbeen van een Pleistocene sabeltandtijger.- Cranium 16 (2): 102-104.
    Hooijdonk, K. van 1999b De sabeltandtijger Homotherium latidens in Nederland. De vondst van een niet alledaags fossiel.- Grondboor & Hamer 53 (6): 119-123.
  • Hooijdonk, K. van 2003 Wetenswaardigheden over Homotherium, was Homotherium zoolganger of teenganger. - Cranium 20 (2): 23-30.
  • Kurtén, B. 1968 Pleistocene Mammals of Europe.- The world Naturalist: 1-317. Weidenfeld and Nicolson, London.
  • Mazak, V. 1970 On a supposed prehistoric representation of the Pleistocene scimitar cat, Homotherium Farbrini, 1890 (Mammalia; Machairodontinae). Zeitschrift fur Saugertierkunde 35, 359-362.
  • Mol, D., K. Post, J.W.F. Reumer, J. de Vos & C. Laban 2003 Het Gat: preliminary note on a Bavelian fauna from the North Sea with possibly two mammoth species. - Deinsea 9: 253-266.
  • Post, K., D. Mol, J. W.F. Reumer, J. de Vos & C. Laban 2001 Een zoogdierfauna met twee (?) mammoetsoorten uit het Bavelien van de Noordzeebodem tussen Engeland en Nederland. - Grondboor en Hamer 55 (6): 2- 22.
  • Rawn-Schatzinger, V. 1992 The Scimitar Cat Homotherium serum Cope. - Illinois State Museum Reports of Investigation 47: 1-80.
  • Reumer, J. W.F., Lorenzo Rook, Klaas van der Borg, Klaas Post, Dick Mol & John de Vos 2003 Late Pleistocene survival of the Saber-Toothed Cat Homotherium in Northwestern Europe - Journal Vertebrate Paleontology 23 (1): 260-262.
  • Stuart, A.J. 1982 Pleistocene vertebrates in the British Isles. - Longman, London: 1-212.
  • Tournepiche, J.-F. 1996 Les grands mammifères pleistocènes de Poitou-Charentes. - Paleo 8: 109-141.
  • Turner, A. & M. Antón 1997 The big cats and their fossil relatives - Columbia University Press; i-xviii: 1-234.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen