Gedurende een groot deel van het Tertiair waren hamsterachtigen de dominante groep onder de knaagdieren. Aan het eind van het Mioceen wordt deze rol echter overgenomen, eerst door de echte muizen en later, althans in de gematigde streken, door de woelmuizen. In het Pleistoceen spelen hamsters nog een zeer beperkte rol. In Nederland zijn dan ook slechts twee kiezen van hamsters gevonden.
Net als muizen, hebben hamsters knobbelkiezen. In tegenstelling tot bij muizen staan deze knobbels bij hamsters in twee in plaats van drie rijen. Het werkwoord hamsteren is afgeleid van de gewoonte van deze diertjes om enorme hoeveelheden zaden en ander voedsel op te slaan. Overigens eten hamsters naast plantaardig voedsel ook insecten of zelfs kleine vertebraten. Het natuurlijk leefgebied van de gewone hamster of korenwolf Cricetus cricetus (Linnaeus, 1758) is de steppe. Het diertje voelt zich ook thuis in droge landbouwgebieden. Hun ‘hamsterwoede' -in één nest is ooit 45 kg aan zaden aangetroffen- maakte het dier voor de graantelers in Centraal Europa aan het begin van de 19de eeuw een grote plaag. In ons land wordt de korenwolf vandaag de dag beschermd.
Beide Nederlandse hamsterfossielen komen uit de Belvédèregroeve. Uit Belvédère 5, dat in het Weichselien geplaatst wordt, komt een kies van de trekhamster Cricetulus migratorius (Pallas, 1773). Deze kleine hamster leeft vandaag de dag nog in zuidoost Europa. De andere hamsterkies komt uit Belvédère 3, en wordt toegeschreven aan Cricetus cricetus praeglacialis Schaub, 1930 (van Kolfschoten, 1985). Dit is een grote fossiele ondersoort van de korenwolf. Het voorkomen in deze Saalien fauna is op zich opvallend, omdat de soort verder alleen bekend is uit vindplaatsen uit het Vroeg Pleistoceen.
Springmuizen hebben ook knobbelkiezen die enige gelijkenis tonen met de kiezen van hamsters. De verschillende knobbels zijn bij deze diertjes door vrij sterke richels verbonden. Van Kolfschoten (1990a) noemt in zijn faunalijst van Belvédère 3 de driekleurige muis, Sicista subtilis (Pallas, 1773). De vondst ontbreekt nog in de monografie over de fauna's van de Belvédère (van Kolfschoten, 1985). De driekleurige muis leeft vandaag de dag op de steppen van Oost Europa en Azië. Dat de soort in het Pleistoceen ook westelijker voorkwam, blijkt onder andere uit het voorkomen in de Duitse vindplaats Plaidter-Hummerich I (van Kolfschoten, 1990a). Net als Belvédère 3 wordt deze fauna in het Saalien geplaatst, zij het in een iets jongere periode.