ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Equus hemionus Pallas, 1775

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Perissodactyla
Familie
Equidae
Geslacht
Equus
Soort
Equus hemionus Pallas, 1775

Voorkomen

Ezel.
De wilde ezel is uit ons land fossiel alleen bekend van drie middenhands- en een middenvoetsbeen. De botten zijn even lang als die van de Europese ezel Equus hydruntinus, maar zijn breder en iets robuuster. Raven (1935) vermeldde het voorkomen van Equus hemionus fossilis op basis van een metacarpale die was opgezogen bij Neeltje Jans Roggeplaat in de Oosterschelde. Van der Vlerk (1951) plaatste het fossiel in de Mammuthus primigenius fauna. Ook een metacarpale die tussen 1950 en 1954 was opgezogen uit de Westerschelde bij Ellewoutsdijk werd aan deze soort toegeschreven. Diezelfde vindplaats leverde in 1960 nog een metacarpale, die volgens Kortenbout van der Sluijs (1960) geheel overeenkomt met het fossiel dat door Raven beschreven was. Hooijer (1985) beschreef een linker metatarsale van Equus hemionus van Maren-Kessel uit de collectie Verhagen). Van Kolfschoten (1990a) meldde een metatarsale van Equus sp. uit Neede, dat opviel door zijn slanke bouw, maar volgens hem te dik was om tot E. hydruntinus gerekend te worden. De mogelijkheid dat het hier om E. hemionus gaat werd niet besproken, maar kan op basis van de maten niet worden uitgesloten.

Bijzonderheden

Midenvoetsbeen ezel.

De onager of wilde ezel komt nog steeds voor, maar geldt als een bedreigde diersoort. Het huidige areaal is beperkt tot vier gebieden, het zuiden van Mongolië, Turkmenistan, noord Iran en zuidwest India. Toch was het nog niet zo lang geleden dat deze ezel een veel wijder verspreidingsgebied had. Tot 1800 was het dier nog te vinden in de Oekraïne en Europees Rusland, en rond 1900 kwamen nog aaneengesloten populaties voor van Palestina tot aan Iran (Nowak, 1991). Groves (1986) beschreef de habitat als vlakke woestijnen, inclusief de zout- en grindvlakten. Het lijkt paradoxaal dat een woestijnbewoner hier leefde tijdens de ijstijden. Daarbij moet worden aangetekend dat het huidige areaal kennelijk bestaat uit de ongastvrije gebieden zijn waarin de soort wist te overleven. Gezien het historische voorkomen in de Oekraïne, kunnen we E. hemionus zeker niet als een typisch woestijndier classificeren. Wel is het duidelijk een soort van de open vlakten, dat zich dan ook op de droge mammoetsteppe moet hebben thuisgevoeld. Wilde ezels zijn goede trekkers, die grote afstanden kunnen afleggen op zoek naar voedsel. Ze zijn ook de snelste paardachtigen. Gedurende langere tijd kunnen ze een gang van 50 km/uur handhaven en hun topsnelheid ligt rond de 70 km/uur (Nowak, 1991).


De afstammingsgeschiedenis van deze ezel is onduidelijk, maar er zijn sterke aanwijzingen dat de oorsprong in Azië ligt. De oudste vondsten zouden de fossielen uit het Midden Pleistoceen (Holsteinien) van Choukoutien (China) zijn (Forstén, 1986b). Ook zijn vanaf het Midden Pleistoceen zeker vondsten bekend uit Rusland (Kahlke, 1994). Ofschoon de soort regelmatig genoemd wordt op faunalijsten in West-Europa, wijst Kahlke (1994) op een mogelijke verwarring met Equus hydruntinus. Inderdaad is in de enige West-Europese vindplaats van E. hemionus die hij noemt, het Franse Achenheim, door Forstén (1996) E. hydruntinus aangetroffen, terwijl E. hemionus ontbrak. De Nederlandse vondsten die als E. hemionus danwel E. hydruntinus zijn gedetermineerd, verschillen duidelijk van elkaar in bouw. We gaan er dan ook vanuit dat de wilde ezel op een gegeven moment in West-Europa geleefd heeft. Maar er zal veel materiaal gereviseerd moeten worden, voordat we een goed beeld hebben van de verbreiding van deze soort in ruimte en tijd.

Referenties

  • Forstén, A. 1986b Chinese fossil horses of the genus Equus. - Acta Zoologica Fennica 181: 1-40.
  • Forstén, A. 1996 The Pleistocene horses from Achenheim, near Strasbourg (Alsace, France), and a comparison with contemporaneous finds. - Neues Jahrbuch für Geologie und Paläontologie, Abhandlungen 201 (2): 163-177.
  • Groves, C.P. 1986 The taxonomy, distribution and adaptations of Recent equids.- Beihefte zum Tübinger Atlas des Vorderen Orients, Reihe A Naturwissenschaften 19 (1): 11-65.
  • Hooijer, D.A. 1985a A further note on the fossil Anglo-Dutch Ass from the North Sea.- Lutra 28: 26-30.
  • Kahlke, R.D. 1994 Die Entstehungs-, Entwickelungs- und Verbreitungsgeschichte des oberpleistozänen Mammuthus-Coelodonta-Faunen Komplexes in Eurasien (Großsäuger).- Abhandlungen der senckenbergischen naturforschenden Gesellschaft 546: 1-164.
  • Kolfschoten, T. van 1990a The evolution of the mammal fauna in the Netherlands and the Middle Rhine Area (Western Germany) during the Late Middle Pleistocene.- Mededelingen Rijks Geologische Dienst 43 (3): 1-69.
  • Kortenbout van der Sluijs, G. 1960b Pleistocene zoogdieren nieuw voor Nederland, gevonden in de jaren 1950 tot begin 1960.- Lutra 2 (2): 17-21.
  • Nowak, R.M. 1991 Walker's mammal species of the world. - John Hopkins University Press. Baltimore/London.
  • Raven, Th. 1935 Megaceros euryceros latifrons subsp. nov; Beiträge zur Kenntnis der Riesenhirschrassen.- Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1935: 179-206.
  • Vlerk, I.M. van der 1951 Zeeland in het IJstijdvak.- Koninklijke Nederlandse Akadademie van Wetenschappen, Akademiedagen IV: 110-124.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen