Van de Nederlandse bodem en van de aangrenzende zuidelijke bocht van de Noordzee zijn een aantal vondsten van de bosolifant bekend. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om molaren en molaarfragmenten. Roding (1953) beschreef een aantal delen van kiezen van deze soort uit het Holsteinien van de Klei van Neede. Uit de stuwwallen bij Rhenen vermeldde Van Kolfschoten (1981, 1988b, 1990a) Midden Pleistocene vondsten van de bosolifant, eveneens gebaseerd op fragmentair materiaal. Ook de in situ vindplaatsen Maastricht-Belvédère 2 en 4, beiden geplaatst in het Saalien, leverden resten van de bosolifant (van Kolfschoten, 1988). De omvangrijkste collectie overblijfselen van deze soort is van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en ligt in het Zeeuws Museum in Middelburg. Hier bevinden zich een zeer grote halve onderkaak met een m3 en enkele zwaar gebouwde skeletelementen die door vissers in de monding van de Westerschelde zijn opgevist. Van hetzelfde vondstgebied bevindt zich in Naturalis in Leiden een zeer robuust opperarmbeen van een bosolifant. Naast de bosolifant is uit de Westerscheldemonding ook een schedelfragment van het Laat Pleistocene nijlpaard opgevist, net als Elephas antiquus kenmerkend voor een interglaciaal. Dit is niet de enige vindplaats waarin nijlpaard en bosolifant samen komen. Fossielen van beide soorten werden ook aangetroffen tijdens de aanleg van het recreatiegebied 'de Rhederlaag' nabij Giesbeek, in het stroomgebied van de IJssel. Stroomafwaarts zijn is uit de vindplaats Haerst, niet ver van Zwolle ook een interglaciale zoogdierfauna bekend, met zowel Elephas antiquus als het nijlpaard Hippopotamus incognitus (Van Uum, 2003).
Het eerste molaarfragment van de bosolifant van de Noordzeebodem werd door Hooijer (1984) beschreven onder de naam Elephas namadicus. Sindsdien zijn er heel wat molaarfragmenten en een enkele complete kies van de Noordzeebodem opgevist en aan land gebracht. De meesten hiervan bevinden zich in particulier bezit. Volgens Mol et al. (1999) hebben zij een Midden of een Laat Pleistocene ouderdom. Deze fossielen hebben niet de hoge mineralisatiegraad die kenmerkend is voor de Vroeg en vroeg Midden Pleistocene olifantskiezen uit de Noordzee. De vondsten, samen met de Eemienfossielen van bosolifanten uit Engeland (Sutcliffe, 1985), tonen aan dat er tijdens het laatste interglaciaal een verbinding was tussen het continent en de Britse eilanden. Enkele molaarresten en een complete molaar van Elephas antiquus zijn gevonden op het kunstmatige strand van de Maasvlakte voor de kust van Zuid-Holland. Van Kolfschoten en Vervoort-Kerkhoff (1999) plaatsen deze vondsten in de Weichselien Maasvlaktefauna II.
Van Kolfschoten (1990) meldde een kies van een bosolifant uit het Bavelien van de vindplaats Dorst-Surae (Noord-Brabant), maar volgens Mol et al. (1999) is dit een molaar van een zuidelijke mammoet, een soort die al van die vindplaats bekend was. Wij denken dat in het Vroeg Pleistoceen bosolifanten nog niet in Nederland aanwezig waren. De bouw van de kiezen suggereert namelijk dat de zuidelijke mammoet en bosolifant een soortgelijk dieet hadden. Dit betekent dat ze, als ze samen zouden voorkomen, elkaar weggeconcureerd zouden hebben. Opvallend is echter wel dat Hooijer (1985b) uit de zuigput van Linden zowel een bosolifant als een zuidelijke mammoetkies beschreven heeft (collectie De Wit).
Bosscha Erdbrink et al. (2001) beschrijven een deel van een m1 van een bosolifant dat is opgebaggerd in een zuigput ten noorden van Raalte (provincie Overijssel). Deze, en een fragment van een kies van de wolharige mammoet zijn afkomstig uit de Kreftenheye formatie, die bestaat uit sedimenten met een Laat Pleistocene ouderdom. Deze fossielen bevinden zich in de collectie Brewer (Raalte), genummerd HB65, respectievelijk HB66. Opmerkelijk zijn de resultaten van de radio-actieve ouderdomsbepalingen (AMS) die werden uitgevoerd aan het R.J. van de Graaff Laboratorium van de Universiteit van Utrecht, nummers UtC 9307 en UtC 9308. De uitkomst voor de bosolifant (Elephas antiquus) is 32.500 +/- 500 yBP en die van de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius) 39.000 +/- 1000 yBP. Hiermee is voor het eerst een dergelijk laat voorkomen van de bosolifant in het Laat Pleistoceen van noordwest Europa aangetoond en kan Elephas antiquus niet meer uitsluitend beschouwd worden als een vertegenwoordiger van interglacialen.
De bosolifant kwam in Europa en delen van Azië voornamelijk voor tijdens de interglacialen van het Midden en Laat Pleistoceen. Het was een grote olifant met kenmerkende, nauwelijks gebogen en naar beneden gerichte slagtanden. Deze bijna rechte slagtanden konden dienst doen als hefboom om bomen te ontwortelen en om te gooien. Op deze manier konden ze bij de bovenste takjes, twijgen en bladeren van reeds bijna kaalgevreten bomen komen. De Engelsen hebben dan ook een andere populaire naam voor deze olifant, namelijk de "Straight-tusked elephant" ofwel de olifant met de rechte slagtanden.
Vaak komt men voor deze soort de geslachtsnaam Palaeoloxodon tegen. De belangrijkste reden om de bosolifant in dat geslacht te plaatsen is wel dat de molaren veel overeenkomsten vertonen met het gebit van de Afrikaanse olifant, Loxodonta africana. Hier houden we de traditionele indeling van Maglio (1973) aan, die de bosolifant plaatst in hetzelfde geslacht als de Aziatische olifant. Oorspronkelijk ging men er vanuit dat de zuidelijke mammoet, Mammuthus meridionalis, toen nog geplaatst in het geslacht Elephas, de voorvader was van de bosolifant. Inmiddels is duidelijk dat de bosolifant niets te doen heeft met mammoeten.
Het skelet van Elephas antiquus wordt gekenmerkt door zeer robuuste en massieve botten. Veel complete skeletten van bosolifanten zijn niet er bekend. In Engeland werd een fraai exemplaar gevonden bij Aveley in Essex. Het werd samen gevonden met een skelet van een wolharige mammoet. De ouderdom voor het bosolifant skelet wordt gesteld op Eemien. Het is echter niet duidelijk of de wolharige mammoet, waarvan het skelet direct boven op dat van de bosolifant gevonden werd, gelijktijdig met de bosolifant voorkwam. Deze twee skeletten bevinden zich in het Natural History Museum van Londen. Verder is er een skelet van een bosolifant bekend uit het Boven-Rijngebied in Duitsland (opgesteld in het Hessisches Landesmuseum te Darmstadt) en een fraai skelet van de vindplaats Riano nabij Rome in Italië (opgesteld in het Geologisch en Paleontologisch Museum van de Universiteit van Rome). Perfect bewaarde skeletten van bosolifanten zijn opgegraven door de Universiteit van Jena in de bruinkoolgroeve Neumark-Nord (Midden-Duitsland). In kleilagen die gevormd zijn in een Pleistoceen meer zijn veel skeletten van allerlei warmteminnende zoogdieren aangetroffen, waaronder bijvoorbeeld ook damherten.
Vermoedelijk is de bosolifant aan het begin van het Midden Pleistoceen Europa en Azië binnengetrokken. Mammoeten vertoonden toen al sterke aanpassingen aan het leven als grazer, zodat er een ecologische niche was voor een browsende olifant tijdens de interglacialen. De oudste vondsten zouden komen uit de vindplaats Isernia la Pineta in Zuid-Italië (Mol & Van Essen, 1992). Deze vindplaats is vooral bekend geworden vanwege de aangetroffen sporen van menselijke bewoning. Dateringen van deze vindplaats duiden op een ouderdom van 736.000 jaar. Er wordt echter steeds meer getwijfeld of deze dateringen ook gelden voor de zoogdierfauna waarin de bosolifant samen met o.a. het nijlpaard voorkomt.