ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Elephas antiquus Falconer & Cautley, 1845

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Proboscidea
Familie
Elephantidae
Geslacht
Elephas
Soort
Elephas antiquus Falconer & Cautley, 1845

Voorkomen

Bosolifant.

Van de Nederlandse bodem en van de aangrenzende zuidelijke bocht van de Noordzee zijn een aantal vondsten van de bosolifant bekend. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om molaren en molaarfragmenten. Roding (1953) beschreef een aantal delen van kiezen van deze soort uit het Holsteinien van de Klei van Neede. Uit de stuwwallen bij Rhenen vermeldde Van Kolfschoten (1981, 1988b, 1990a) Midden Pleistocene vondsten van de bosolifant, eveneens gebaseerd op fragmentair materiaal. Ook de in situ vindplaatsen Maastricht-Belvédère 2 en 4, beiden geplaatst in het Saalien, leverden resten van de bosolifant (van Kolfschoten, 1988). De omvangrijkste collectie overblijfselen van deze soort is van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en ligt in het Zeeuws Museum in Middelburg. Hier bevinden zich een zeer grote halve onderkaak met een m3 en enkele zwaar gebouwde skeletelementen die door vissers in de monding van de Westerschelde zijn opgevist. Van hetzelfde vondstgebied bevindt zich in Naturalis in Leiden een zeer robuust opperarmbeen van een bosolifant. Naast de bosolifant is uit de Westerscheldemonding ook een schedelfragment van het Laat Pleistocene nijlpaard opgevist, net als Elephas antiquus kenmerkend voor een interglaciaal. Dit is niet de enige vindplaats waarin nijlpaard en bosolifant samen komen. Fossielen van beide soorten werden ook aangetroffen tijdens de aanleg van het recreatiegebied 'de Rhederlaag' nabij Giesbeek, in het stroomgebied van de IJssel. Stroomafwaarts zijn is uit de vindplaats Haerst, niet ver van Zwolle ook een interglaciale zoogdierfauna bekend, met zowel Elephas antiquus als het nijlpaard Hippopotamus incognitus (Van Uum, 2003).

 

Het eerste molaarfragment van de bosolifant van de Noordzeebodem werd door Hooijer (1984) beschreven onder de naam Elephas namadicus. Sindsdien zijn er heel wat molaarfragmenten en een enkele complete kies van de Noordzeebodem opgevist en aan land gebracht. De meesten hiervan bevinden zich in particulier bezit. Volgens Mol et al. (1999) hebben zij een Midden of een Laat Pleistocene ouderdom. Deze fossielen hebben niet de hoge mineralisatiegraad die kenmerkend is voor de Vroeg en vroeg Midden Pleistocene olifantskiezen uit de Noordzee. De vondsten, samen met de Eemienfossielen van bosolifanten uit Engeland (Sutcliffe, 1985), tonen aan dat er tijdens het laatste interglaciaal een verbinding was tussen het continent en de Britse eilanden. Enkele molaarresten en een complete molaar van Elephas antiquus zijn gevonden op het kunstmatige strand van de Maasvlakte voor de kust van Zuid-Holland. Van Kolfschoten en Vervoort-Kerkhoff (1999) plaatsen deze vondsten in de Weichselien Maasvlaktefauna II.


Van Kolfschoten (1990) meldde een kies van een bosolifant uit het Bavelien van de vindplaats Dorst-Surae (Noord-Brabant), maar volgens Mol et al. (1999) is dit een molaar van een zuidelijke mammoet, een soort die al van die vindplaats bekend was. Wij denken dat in het Vroeg Pleistoceen bosolifanten nog niet in Nederland aanwezig waren. De bouw van de kiezen suggereert namelijk dat de zuidelijke mammoet en bosolifant een soortgelijk dieet hadden. Dit betekent dat ze, als ze samen zouden voorkomen, elkaar weggeconcureerd zouden hebben. Opvallend is echter wel dat Hooijer (1985b) uit de zuigput van Linden zowel een bosolifant als een zuidelijke mammoetkies beschreven heeft (collectie De Wit).


Bosscha Erdbrink et al. (2001) beschrijven een deel van een m1 van een bosolifant dat is opgebaggerd in een zuigput ten noorden van Raalte (provincie Overijssel). Deze, en een fragment van een kies van de wolharige mammoet zijn afkomstig uit de Kreftenheye formatie, die bestaat uit sedimenten met een Laat Pleistocene ouderdom. Deze fossielen bevinden zich in de collectie Brewer (Raalte), genummerd HB65, respectievelijk HB66. Opmerkelijk zijn de resultaten van de radio-actieve ouderdomsbepalingen (AMS) die werden uitgevoerd aan het R.J. van de Graaff Laboratorium van de Universiteit van Utrecht, nummers UtC 9307 en UtC 9308. De uitkomst voor de bosolifant (Elephas antiquus) is 32.500 +/- 500 yBP en die van de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius) 39.000 +/- 1000 yBP. Hiermee is voor het eerst een dergelijk laat voorkomen van de bosolifant in het Laat Pleistoceen van noordwest Europa aangetoond en kan Elephas antiquus niet meer uitsluitend beschouwd worden als een vertegenwoordiger van interglacialen.

Bijzonderheden

Onderkaakskies bosolifant.

De bosolifant kwam in Europa en delen van Azië voornamelijk voor tijdens de interglacialen van het Midden en Laat Pleistoceen. Het was een grote olifant met kenmerkende, nauwelijks gebogen en naar beneden gerichte slagtanden. Deze bijna rechte slagtanden konden dienst doen als hefboom om bomen te ontwortelen en om te gooien. Op deze manier konden ze bij de bovenste takjes, twijgen en bladeren van reeds bijna kaalgevreten bomen komen. De Engelsen hebben dan ook een andere populaire naam voor deze olifant, namelijk de "Straight-tusked elephant" ofwel de olifant met de rechte slagtanden.


Vaak komt men voor deze soort de geslachtsnaam Palaeoloxodon tegen. De belangrijkste reden om de bosolifant in dat geslacht te plaatsen is wel dat de molaren veel overeenkomsten vertonen met het gebit van de Afrikaanse olifant, Loxodonta africana. Hier houden we de traditionele indeling van Maglio (1973) aan, die de bosolifant plaatst in hetzelfde geslacht als de Aziatische olifant. Oorspronkelijk ging men er vanuit dat de zuidelijke mammoet, Mammuthus meridionalis, toen nog geplaatst in het geslacht Elephas, de voorvader was van de bosolifant. Inmiddels is duidelijk dat de bosolifant niets te doen heeft met mammoeten.

Bosolifanten hebben een kenmerkend emailpatroon met een ruitvormige dwarsdoorsnede van de lamellen. Wel beschikken ze, net als de zuidelijke mammoet, over een beperkt aantal lamellen Dit zou erop wijzen dat deze slurfdrager vooral een browser (een bladeter) zou zijn geweest. Dit past goed in het door de bosolifant bewoonde biotoop. Echter, de hoogkronigheid van de molaren, zowel in de boven- als de onderkaak, tonen aan dat het dier ook harde grassen genuttigd heeft. Verder worden de molaren gekenmerkt doordat zij betrekkelijk smal zijn. Maglio (1973) meende dat Elephas recki uit het Vroeg Pleistoceen van Oost-Afrika de voorouder is van de bosolifant. Maglio hanteerde de naam Elephas namadicus voor zowel de Europese als de Aziatische bosolifant. Tegenwoordig wordt echter Elephas namadicus uitsluitend voor de Aziatische bosolifant gebruikt, terwijl de vormen uit het westen van Eurazië als E. antiquus geclassificeerd worden. Hier zien we dus dezelfde situatie als bij Mammuthus meridionalis/planifrons, waarbij niet de kenmerken, maar de geografische positie en evolutionair scenario doorslag lijken te geven bij de determinatie. Dit bevestigt eens te meer de conclusie van Todd en Roth (1996), dat er nog veel basaal taxonomisch werk te doen valt aan fossiele olifanten.


Het skelet van Elephas antiquus wordt gekenmerkt door zeer robuuste en massieve botten. Veel complete skeletten van bosolifanten zijn niet er bekend. In Engeland werd een fraai exemplaar gevonden bij Aveley in Essex. Het werd samen gevonden met een skelet van een wolharige mammoet. De ouderdom voor het bosolifant skelet wordt gesteld op Eemien. Het is echter niet duidelijk of de wolharige mammoet, waarvan het skelet direct boven op dat van de bosolifant gevonden werd, gelijktijdig met de bosolifant voorkwam. Deze twee skeletten bevinden zich in het Natural History Museum van Londen. Verder is er een skelet van een bosolifant bekend uit het Boven-Rijngebied in Duitsland (opgesteld in het Hessisches Landesmuseum te Darmstadt) en een fraai skelet van de vindplaats Riano nabij Rome in Italië (opgesteld in het Geologisch en Paleontologisch Museum van de Universiteit van Rome). Perfect bewaarde skeletten van bosolifanten zijn opgegraven door de Universiteit van Jena in de bruinkoolgroeve Neumark-Nord (Midden-Duitsland). In kleilagen die gevormd zijn in een Pleistoceen meer zijn veel skeletten van allerlei warmteminnende zoogdieren aangetroffen, waaronder bijvoorbeeld ook damherten.


Vermoedelijk is de bosolifant aan het begin van het Midden Pleistoceen Europa en Azië binnengetrokken. Mammoeten vertoonden toen al sterke aanpassingen aan het leven als grazer, zodat er een ecologische niche was voor een browsende olifant tijdens de interglacialen. De oudste vondsten zouden komen uit de vindplaats Isernia la Pineta in Zuid-Italië (Mol & Van Essen, 1992). Deze vindplaats is vooral bekend geworden vanwege de aangetroffen sporen van menselijke bewoning. Dateringen van deze vindplaats duiden op een ouderdom van 736.000 jaar. Er wordt echter steeds meer getwijfeld of deze dateringen ook gelden voor de zoogdierfauna waarin de bosolifant samen met o.a. het nijlpaard voorkomt.

Referenties

  • Bosscha Erdbrink, D.P., J.G. Brewer & D. Mol 2001 Some remarkable Weichselian elephant remains. -Deinsea 8: 21-26.
  • Hooijer, D.A. 1984b Mammuthus meridionalis (Nesti) and M. armeniacus (Falconer) from the North Sea.- Proceedings van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Series B 87 (3): 335-359.
  • Hooijer, D.A. 1985b Plio/Pleistocene elephantid, equid and rhinocerotid remains from dredging operations at Linden and Maren-Kessel (Noord-Brabant, The Netherlands).- Lutra 28: 31-37.
  • Kolfschoten, T. van 1981 On the Holsteinian? and Saalian mammal fauna from the ice-pushed ridge near Rhenen ( The Netherlands).- Mededelingen Rijks Geologische Dienst 35: 223-251.
  • Kolfschoten, T. van 1988b The evolution of the mammal fauna in The Netherlands and the Middle Rhine Area (Western Germany) during the late Middle Pleistocene. Disserstatie, Rijksuniversiteit Utrecht: 1-157.
  • Kolfschoten, T. van 1990a The evolution of the mammal fauna in the Netherlands and the Middle Rhine Area (Western Germany) during the Late Middle Pleistocene.- Mededelingen Rijks Geologische Dienst 43 (3): 1-69.
  • Kolfschoten, T. van & Y. Vervoort-Kerkhoff 1999 The Pleistocene and Holocene mammalian assemblages from the Maasvlakte near Rotterdam (the Netherlands), with special reference to the Ovibovini Soergelia minor and Praeovibos cf. priscus. - in: Reumer, J.W.F. & J. de Vos (eds.) Elephants have a snorkel! Papers in honour of Paul Y. Sondaar. Deinsea 7: 369-382.
  • Maglio, V.J. 1973 Origin and evolution of the Elephantidae.- Transactions of the American Philosophical Society 63: 1-149.
  • Mol, D. en J.A. van Essen 1992 De mammoet; sporen uit de ijstijd.-BZZTOH, Den Haag: 1-139.
  • Mol, D, G.D. van den Bergh & J. de Vos 1999 Fossil proboscideans from the Netherland, the North Sea and the Oosterschelde Estuary. in: G. Haynes, J. Klimowicz & J.W.F. Reumer (red.). Mammoths and the Mammoth Fauna: Studies of an Extinct Ecosystem. Proceedings of the First International Mammoth Conference St. Petersburg Russia October 16-21, 1995. - Deinsea 6: 119-146.
  • Roding, G.M. 1953 Elephas antiquus uit Neede. - Publicaties der Nederlandse Geologische Vereniging 8 (15) (1950-1954): 293-294.
  • Rutten, L.M.R. 1914 Elephas antiquus Falc. From the river Waal near Nijmegen. - Proceedings van den Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 16: 769-770.
  • Sutcliffe, A.J. 1985 On the tracks of ice age mammals. - British Museum (Natural History), London: 1-224.
  • Todd, N.E. & V.L. Roth 1996 Origin and radiation of the Elephantidae. In: J. Soshani & P. Tassy (red.). The Proboscidea. Evolution and palaeoecology of elephants and their relatives: 193-202. Oxford University Press, New York.
  • Uum, R. van 2003 Zandwinning ‘Haerst' bij Zwolle, een vreemde eend in het rivierengebied. - Grondboor en Hamer 57 (6): 101-112.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen