Overblijfselen van de wolharige neushoorn, Coelodonta antiquitatis, worden in ons land zeer veel gevonden. Deze neushoornsoort komt hier voor vanaf het Saalien (laat Midden Pleistoceen). Vooral uit de Noordzee en de verschillende zuiggaten langs de grote rivieren is heel wat materiaal naar boven gekomen. Inmiddels heeft de Noordzee zelfs de grootste verzameling Coelodonta-fossielen ter wereld opgeleverd. Een C14datering aan een bekken uit de zuidelijke bocht van de Noordzee gaf een ouderdom van 39910 (+1070/-950) BP (GrN-27411).Verder zijn er echter ook vondsten bekend uit Maastricht-Belvédère, de groeven bij Rhenen, Ooster- en Westerschelde, Maasvlakte (Van Kolfschoten, 1989a, b, 1990a) en de Maasmonding (Gerth, 1923). Badoux (1964) vermeldde een onderkaak uit de Wieringermeer. Waren het vroeger vooral de grote delen van het postcraniale skelet, tegenwoordig worden met name ook de kleinere skeletdelen zoals de middenhandsbeentjes en teenkoten gevonden. Dat komt doordat er tegenwoordig door verzamelaars die gericht zoeken bij de verschillende zuiggaten op alle fossiele beenderen gelet wordt.
Complete skeletten van neushoorns zijn in Nederland nooit gevonden. Een gedeeltelijk skelet van een wolharige neushoorn kwam boven water met een zandzuiger in 1951, toen op het industrieterrein Dollengoor bij Almelo een aantal beenderen werd gevonden, die stellig aan één dier toebehoord hadden (Roding, 1953, 1954a,b). Deze beenderen werden gebruikt voor een reconstructie van de wolharige neushoorn in het Natuurmuseum Enschede waarbij de ene zijde van het dier 'in huid' en de andere zijde het halve geraamte zichtbaar is. Ontbrekende delen werden in gips afgegoten en in de halve skeletmontage gebruikt. Deze opstelling is nu nog steeds te bewonderen in Enschede.
De wolharige neushoorn had tijdens het Laat Pleistoceen een zeer grote verspreiding, van de Britse Eilanden in het westen tot en met het uiterste noordoosten van Azië. Terwijl in noordoost Siberië wel overblijfselen zijn gevonden van deze neushoorn, heeft hij nooit de oversteek naar Alaska gemaakt. Men gaat er van uit dat grote delen van het uiterste noordoosten van Siberië tijdens het Laat Pleistoceen bedekt zijn geweest met harde lagen bevroren sneeuw die een uitbreiding van de wolharige neushoorn naar Noord-Amerika heeft verhinderd (o.a. Ermolova, 1978, Boeskorov, 2001).
Net als bij de mammoet weten we door rotstekeningen en Siberische permafrostvondsten heel goed hoe de wolharige neushoorn eruit gezien heeft. Grotschilderingen van dit dier zijn onder andere gevonden bij Rouffignac (Frankrijk). De belangrijkste permafrostvondst dateert van 1972. Toen werd een kadaver gevonden bij graafwerkzaamheden voor een kelder te Churapachi, een klein dorp aan de Lena-Omg rivier (Lazarev, 1977). Waarschijnlijk was het de mummie van een vrouwtje, gezien de morfologie van het bekken en de relatief kleine hoorns. Het fossiel is zo belangrijk, omdat het een van de weinige vondsten is waarbij de hoorns en de kop aanwezig zijn. Tot die tijd betwijfelde men, of wolharige neushoorns wel zijdelings afgeplatte hoorns hadden, zoals gesuggereerd werd door losse vondsten. Omdat geen enkele van de recente neushoorns dergelijke hoorns heeft, werd wel aangenomen dat de afplatting slechts een gevolg was het fossilisatieproces. De permafrostneushoorn van Churapachi gaf uitsluitsel. De nasale hoorn is bijna 130 cm lang en zijdelings sterk afgeplat. De korte frontale hoorn is aan de basis ovaalrond en conisch van vorm. Naast de hoorns zijn delen van de vacht, spieren en de nagels bewaard gebleven. Deze zijn te zien in het museum van de Russische Akademie van Wetenschappen in Yakutsk (Yakutia, Rusland).
Van de wolharige neushoorn hebben we ook twee natuurlijke mummies. Deze zeer spectaculaire vondsten werden gedaan in 1907 en 1929 in Starunia in het westen van de Oekraïne. In een mijn werd daar ozoceriet, een minerale was, gewonnen. Deze was werd gewonnen uit aderen in Miocene zanden die waren verzadigd met ruwe olie en zout. Olie en zout waren doorgesijpeld naar Pleistocene afzettingen. De karkassen van twee neushoorns waren als het ware gepekeld en omgeven door ozoceriet, waardoor ze zeer goed bewaard waren gebleven (Kowalski et al., 1997).