ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Capra ibex Linnaeus, 1758

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Artiodactyla
Familie
Bovidae
Geslacht
Capra
Soort
Capra ibex Linnaeus, 1758

Voorkomen

Steenbok.

Slechts één keer is de steenbok, Capra ibex, in Nederlandse bodem aangetroffen. Het betreft een schedelfragment met bijbehorende linker hoornpit, gevonden in een zand- en grindgroeve in Azewijn (Mol & Hooijer, 1986; Mol, 1986, 1992), waarvan al een typische Weichselien zoogdierfauna bekend was. Het eerste deel van de Azewijnse steenbok werd in de zomer van 1985 gevonden door de heer J. Lankamp. Hij had slechts een deel van het schedeldak en het achterhoofd. Pas toen de bulldozermachinist de heer J. Tangelder in de groeve een hoornpit vond, die naadloos paste aan het ongedetermineerde schedeldeel, werd duidelijk dat we te maken hadden met een steenbok. Beide fragmenten konden aan elkaar gelijmd worden. De Azewijnse steenbok wordt bewaard in het Museum für Ur- und Ortsgeschichte te Bottrop (Duitsland).


Volgens de geologische kaart zijn de resten van deze zoogdieren aangetroffen in sedimenten uit het Weichselien. Met deze vondst kon de noordelijke verbreidingsgrens van de steenbok aanzienlijk verlegd worden. Steenbokken zijn immers bewoners van het hooggebergte en worden niet snel verwacht in de laagvlakte van de Rijn, zo ver naar het noorden. Een schedelfragment van Capra ibex dat gevonden was in de omgeving van Mönchengladbach (Boscheinen, 1972) had echter al aangetoond dat tijdens glacialen de dieren ook buiten het hooggebergte leefden. Boscheinen had in het midden gelaten of zijn vondst toebehoorde aan Capra ibex of een andere uit het Pleistoceen bekende steenbok, Capra camburgensis, maar een vergelijking met de schedel van Azewijn toonde aan dat ook de Duitse vondst tot de steenbok gerekend moet worden (Mol & Hooijer, 1986).

 

Steenbokken hebben ongeveer het formaat van tamme geiten. De bok heeft naar achteren gebogen en divergerende hoorns die ruim een meter lang kunnen worden. De langst gemeten hoorn van de alpensteenbok ligt bij 113,7 cm en bij de Siberische steenbok bij 147 cm. De hoornschede bestaat uit keratine (=hoornstof) en bezit aan de voorzijde dwarsknobbels. De hoornpit bestaat uit been en is aanzienlijk korter dan de hoornschede. 

Bijzonderheden

Steenbok uit Azewijn.

Steenbokken zijn relatief kleine zoogdieren met een schofthoogte van 70 - 95 cm en een gewicht dat varieert van 50 tot 100 kg. Het huidige biotoop van de steenbok is het hooggebergte, boven de boomgrens op 2100-3200 meter hoogte. Steenbokken zijn uitstekende bergbeklimmers. Tijdens het Pleistoceen (Midden- en Laat-Pleistoceen) kwamen steenbokken aanzienlijk noordelijker voor. De Iberische steenbok is niet zo nauw verwant aan de echte steenbokken. De Alpensteenbok, Capra ibex ibex, is een dier uit een alpiene fauna waartoe ook de gems Rupicapra rupicapra Linnaeus, 1758 en de Alpenmarmot Marmota marmota Linnaeus 1758 gerekend worden. Ook de gems en de Alpenmarmot kwamen tijdens het Pleistoceen veel noordelijker voor. De gems, Rupicapra rupicapra is uit Nederlandse bodem niet bekend, een ondersoort van de Alpenmarmot, Marmota marmota primigenia (Kaup, 1839) werd door Husson & Kortenbout van der Sluijs (1954) gerapporteerd uit een spleetopvulling in een mergelgroeve ten noorden van Cadier en Keer in het zuiden van Limburg. De gems, die aanzienlijk lichter is dan de steenbok, is bekend uit het noordwesten van Duitsland (Stolzenau, ten noorden van Minden in de vallei van de Weser) en beschreven door Kruckow (1967).

 

De oudste steenboksoort uit Europa is Capra camburgensis uit het Midden-Pleistoceen. Deze soort bezat minder divergerende hoornpitten. De Capra camburgensis werd voor het eerst gevonden in de omgeving van Camburg (Duitsland) en werd aangemerkt als de voorouder van de Laat-Pleistocene en recente Capra ibex.Uit het Laat-Pleistoceen van Midden-Europa is nog een steenboksoort beschreven: Capra prisca Woldrich, 1893. Deze soort was een bewoner van de steppe. Capra prisca onderscheidt zich van Capra ibex door andere schedel- en hoornkermerken. Deze wordt beschouwd als de voorloper van de Siberische steenbok, Capra ibex siberica.


Tijdens het Eemien is Capra ibex algemeen in geheel Midden-Europa. Uit het daarop volgende Weichselien is deze steenboksoort op verschillende vindplaatsen in Italië, Frankrijk en Duitsland aangetroffen. Groiss (1990) beschreef steenbokfossielen uit grotten in de Frankische Alb (Duitsland). Naast een kenmerkende schedel uit het 'Hunnenloch' werden ook enkele postcraniale botten beschreven. Deze zijn uit ons land niet bekend, maar het is denkbaar dat ze wel gevonden, maar nog niet herkend zijn.

Referenties

  • Boscheinen, J. 1972 Ein fossiler Steinbock (Capra sp.) vom Niererrhein.- Decheniana, 125 : 137-139.
  • Groiss, J. Th. 1990 Neue Steinbockfunde aus Höhlen der Franken-Alb.- Archaeopteryx 8 : 57-76.
  • Husson, A.M. & G. Kortenbout van der Sluijs 1954 De eerste vondst van Marmota marmota primigenia (Kaup, 1839), de Alpenmarmot, in het Laat-Pleistoceen van Nederland.- Natuurhistorisch Maandblad 43 (8): 51-56; 43 (9): 60-64.
  • Kruckow, T. 1967 Die 'Weser'-Gemse. Der erste erdgeschichtliche Fundnachweiss in Nordwestdeutschland. -Die Weser 41 (5): 57-58.
  • Mol, D.J. & D.A. Hooijer 1986 Late Pleistocene Capra ibex L. from Azewijn (Bergh), province of Gelderland, The Netherlands.- Lutra 29 (2): 311-315.
  • Mol, D. 1992 Een Pleistocene steenbok in de laagvlakte van de Beneden-Rijn.- Grondboor en Hamer 46 (4/5/6): 93-98.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen