De wolf kan zowel in warme als koude klimaten voorkomen, zodat hij in staat is te leven op de toendra, in het bos en op de steppe. Na de mens, is het de wolf het zoogdier met de grootste verspreiding. De soort wordt gevonden over het hele Noordelijk Halfrond en ontbreekt alleen in tropische regenwouden en in droge woestijnen. In dichtbevolkte gebieden is hij echter verdreven door de mens. Dit is mede te danken aan zijn slechte reputatie, alhoewel er slechts weinig gevallen bekend zijn van wolven die mensen doodden. Wel kunnen ze uiteraard van tijd tot tijd vee doden. In Nederland kwam de wolf tot 1845 voor. Verwacht wordt dat het dier zich in de naaste toekomst weer ons land zal vestigen.
Canis lupus is de grootste van de wilde hondachtigen. Wolven kunnen tot 160 cm lang worden en wel 80 kg wegen, alhoewel het gemiddelde gewicht rond de 40 kg ligt. In het zuidelijke deel van het verspreidingsgebied zijn de dieren veel kleiner dan in de arctische gebieden. Wolven jagen over het algemeen op prooien die groter zijn dan zijzelf, alhoewel kleiner wild als knaagdieren niet versmaad wordt. Om grote hoefdieren te kunnen vellen, leven wolven in groepen. De grootte van de groep lijkt daarbij afhankelijk te zijn van het prooidier dat het meest voor handen is. Waar voornamelijk op herten gejaagd wordt, bestaat een groep uit niet meer dan zeven individuen. Op Isle Royale, waar wolven zich met elanden voeden, bestaan groepen uit vijftien tot twintig dieren (Peterson, 1977).
Over het eerste voorkomen van de wolf lijkt, als men de literatuur doorleest, weinig overeenstemming te bestaan. Dat is echter vooral het gevolg van de taxonomische problematiek (zie de bespreking van Canis etruscus). Ziet men C. mosbachensis als ondersoort van C. lupus, dan verschijnt de wolf al in het Cromerien. Maar als C. mosbachensis als ondersoort van C. etruscus of als aparte soort wordt gedefinieerd, dan verschijnt de wolf pas aan het eind van het Midden Pleistoceen.