In de zomer van 1986 viste de 'Johannes' van schipper Piet van Es uit het Deep Water Channel een zwaar gefossiliseerde tweede halswervel (draaier of epistropheus) van een roofdier op. Het fossiel bevindt zich thans in de collectie Mol (nr. 1153). Het Deep Water Channel staat bekend om zijn Vroeg Pleistocene fauna. De fossilisatiegraad van het fossiel kwam goed overeen met die van andere Vroeg Pleistocene vondsten uit dit gebied, waaronder resten van de zuidelijke olifant Mammuthus meridionalis. Bosscha Erdbrink (1991b) identificeerde de draaier als een Canis en voegde eraan toe dat het beter was om in het midden te laten of het hier ging om de wolf C. lupus of de Etruskische wolf C. etruscus. Van Essen en Mol (1996) plaatsten deze vondst als ‘Canis sp. (cf. Canis etruscus)' op hun faunalijst van de Noordzeebodem.
De laatste jaren zijn er meer zwaar gefossiliseerde resten van een hondachtige opgevist uit de Noordzee. Deze fossielen komen zowel uit het Deep Water Channel als uit de locatie Het Gat, een andere vindplaats van Vroeg Pleistocene fossielen. Deze nog ongepubliceerde botten in de collecties van Mol en Kommer Tanis kunnen misschien uitsluitsel geven of het hier inderdaad gaat om resten van de Etruskische wolf, of dat we toch te maken hebben met een vroeg voorkomen van de recente wolf.
Een linker bovenkaak van een wolfachtige van de Maasvlakte (collectie Kerkhoff, RM 89) behoort mogelijk ook tot deze soort. Kerkhoff (1992) deelt op basis van de grootte het stuk in bij zijn categorie 'kleine wolfachtigen', waartoe hij op basis van literatuurgegevens ook Canis etruscus en een reeks -mogelijke- synoniemen rekent. Het fossiel vertoont de hoge graad van fossilisatie die kenmerkend wordt geacht voor de laat Vroeg/ vroeg Midden Pleistocene Maasvlakte fauna I als gedefinieerd door Van Kolfschoten en Vervoort-Kerkhoff (1999). Laatstgenoemde auteurs voeren echter geen hondachtige op voor deze fauna.
De meest recente vondst betreft een linker onderkaak met twee kiezen. Het kaakje werd opgevist tijdens de Kor en Bottocht op de Oosterschelde in september 2012. Schipper Jaap Schot haalde het fossiel naar boven met zijn mosselkotter ZZ10. Het zwaar geminereraliseerde stuk werd opgevist uit de Gastenput voor de kust van Schouwen-Duiveland. Piskoulis (2013) onderzocht het kaakje en determineerde het als Canis etruscus.