De eerste Aonyx-vondst uit ons land was een linker onderkaakshelft van de Maasvlakte (Van Kolfschoten & Vervoort-Kerkhoff, 1986; Vervoort-Kerkhoff & Van Kolfschoten, 1988). Op de Maasvlakte worden fossielen uit verschillende tijdsperioden door elkaar gevonden. Op grond van de fossilisatiegraad is de Aonyx-kaak geplaatst in het laat Vroeg Pleistoceen (Van Kolfschoten & Vervoort-Kerkhoff, 1999). Willemsen (1992), die de soort antiqua in het geslacht Cyraonyx plaatste, wees erop dat in de overige Europese vindplaatsen nergens een fossiel van die hoge ouderdom bekend is. Het stratigrafische bereik dat uit deze vindplaatsen afgeleid kan worden, reikt van het late Holsteinien tot het Eemien of zelfs het Vroeg Weichselien.
Een tweede vondst, het voorste gedeelte van een schedel, was opgezogen in de Markerwaard (Van Bree et al., 1999). Op grond van de lithostratigrafische gegevens geven de auteurs het een Eemien of vroeg Weichselien ouderdom,. Verschillen met de huidige Aonyx-soorten zouden zo gering zijn dat het niet gerechtvaardigd is de soort in een ander genus onder te brengen, zoals Willemsen (1992) had voorgesteld. Verder geven ze aan dat de correcte naam antiquus moet zijn en niet antiqua.
Een derde vondst, een linker onderkaakshelft, komt van het strand van Cadzand (Current & Stewart, 2000). Het was op het strand gekomen met opgespoten zand uit de Noordzee. Het fossiel goed gemineraliseerd. Post et al. (2001) beschreven een fauna van goed gemineraliseerde botten uit de Noordzee, die ze plaatsten in het laat Vroeg Pleistoceen. Wat dat betreft komen de fossielen uit Cadzand goed overeen met die van de Maasvlakte. In beide gevallen gaat het echter om losse vondsten. Pas als Aonyx-fossielen in stratigrafisch verband worden aangetroffen, kunnen we met zekerheid stellen dat deze soort hier al in het laat Vroeg Pleistoceen voorkwam.
Aonyx antiquus is een vrij zeldzame verschijning in het Pleistoceen van Europa. Vondsten zijn bekend uit Roter Berg bij Saalfeld, Weimar-Ehringsdorf (Duitsland), Tornewton Cave (Engeland), Carrière d'Arensan, Biache-Saint-Vaast, ?Montsaunes (Frankrijk) en ?Verona (Italië) (Willemsen, 1992). Met drie vondsten heeft Nederland dus een groot aandeel is in de totale hoeveelheid vondsten. Op zich is dat niet verwonderlijk, aangezien het hier om een kustbewonende otter gaat.
De soort is van Lutra lutra te onderscheiden door de meer robuuste kiezen, het grote talon van de laatste bovenkaakpremolaar en het brede talonid van de eerste onderkaakmolaar. Aonyx antiquus is verwant aan de huidige 'klauwloze' vingerotters uit Afrika en Zuidoost Azië. Ze hebben een tamelijk vlakke schedel, waarbij de ogen iets dorsaal zijn geplaatst. De achterste tanden zijn relatief groot met een tamelijk vlak kauwoppervlak, bezet met kleine knobbels. Dit zou er op kunnen duiden dat hun dieet bestaat uit prooien met een harde schaal, zoals krabben, rivierkreeften en mollusken. Dat neemt niet weg dat ze zo nu en dan ook wel eens een visje, amfibie, klein zoogdiertje of insecten zullen hebben gegeten. (Van Bree et al., 1999).