ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Carnivora
Familie
Canidae
Geslacht
Alopex, Vulpes
Soort 1
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758)
Soort 2
Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)

Voorkomen

Poolvos.

De eerste vondst van een poolvos in ons land die werd beschreven is een onderkaak uit de Rhederlaag, een zandwinningsgebied in de uiterwaarden van de IJssel. In de kaak met zijn de p2, p3, p4 en m1 bewaard, alsmede de alveolen van de overige elementen, met uitzondering van de snijtanden. Het fossiel, dat zich bevindt in de collectie van Essen te Dieren (R 858) is beschreven door Bosscha Erdbrink (1993a). Een tweede fossiel van een poolvos werd opgevist van de bodem van de Noordzee in de omgeving van het Deep Water Channel. Het betreft een linker dijbeen (nummer 581 in de collectie K. Tanis, Stellendam). De postcraniale resten van vossen en poolvossen zijn van elkaar te onderscheiden doordat de beenderen van poolvossen slanker gebouwd zijn. Of dat verschil altijd opgaat is de vraag. We moeten ernstig rekening houden met een overlap van afmetingen. Maar in het geval van het dijbeen uit de Noordzee bleek uit vergelijking met recente skeletten in Naturalis dat het bot veel slanker was dan het dijbeen van Vulpes vulpes en er geen noemenswaardige verschillen bestonden met de recente Alopex lagopus.

 

Meijer (2001) noemt de poolvos in haar faunalijst van de zandwinning Holt en Haar. Deze melding is gebaseerd op een onderkaaksfragment met een p2 en deel van de p3 uit de collectie van de Steeg (Losser). Die collectie bevat ook wat fragmentair postcraniaal materiaal dat waarschijnlijk aan Alopex lagopus toebehoord.

 

Met slechts enkele fossielen van de poolvos steekt Nederland schraal af bij de omringende landen, waar deze soort veel vaker is gevonden. In het geval van de Europese vos is dat nog sterker. Fossielen zijn door heel Europa bekend, maar tot dusver nog niet beschreven uit Nederland. Van Uum (2003) vermeldde wel vos op zijn faunalijst van de zandwinning ‘Haerst', een put die onder meer bekend staat vanwege zijn Eemien vondsten. Ahrens (1995) suggereerde dat het kleine aantal vondsten wel eens het gevolg zouden kunnen zijn van de verzamelmethoden. De botten van de vossen zijn klein in vergelijking met die van andere Pleistocene zoogdieren en vallen dus minder snel op in de afvalhopen van de zandzuigerijen, het werkterrein van veel amateur-paleontologen. Veel van de vondsten in omliggende landen zijn gedaan in grotafzettingen en spleetopvullingen, sedimenttypen die hier niet voorhanden zijn. Voor Noordzeefossielen geldt hetzelfde. Als de botjes al in het net blijven hangen, dan is de kans groot dat ze bij de verwerking van de vangst over het hoofd worden gezien. Over het algemeen zien we dat door het aanstekelijk enthousiasme van amateurverzamelaars, de Noordzeevissers pas de laatste decennia ook kleinere vondsten opmerken, zoals het hierboven genoemde dijbeen. Ook suggereerde Ahrens (1995) dat mogelijk sommige vondsten van vossen als hond gedetermineerd zijn. Aangezien de meeste zuiggaten gemengde fauna's met Pleistocene en Holocene elementen opleveren, is dat niet ondenkbaar.

Bijzonderheden

Vos.

Zowel de vos als de poolvos zijn nog levende soorten. Beide hebben een Holarctische verspreiding, waarbij de poolvos ten noorden van de 60ste breedtegraad leeft en de vos zich in meer gematigde streken ophoudt. In noordelijke gebieden, zoals bijvoorbeeld Scandinavië, overlapt het areaal van beide soorten. De poolvos heeft relatief kleine oren, ‘s winters een dichte witte vacht, een gedrongen staart en korte poten. Deze typische aanpassingen tegen de koude stellen hem in staat om temperaturen tot -70 C te overleven. Het dier is dan ook een echte bewoner van de koude toendra's en zijn fossielen gelden als een duidelijke indicator van een koud klimaat. Poolvossen zijn één van de weinige dieren die echt op het ijs leven. Het belangrijkste prooidier is waarschijnlijk de toendralemming, Lemmus lemmus, maar de poolvos heeft een uitstekend aanpassingsvermogen en eet ook aas. Gezien zijn verspreidingsgebied is het veel meer een vleeseter dan de Europese vos. Dit komt ook tot uitdrukking in het gebit. Poolvossen hebben opmerkelijk lange hoektand, een kenmerk voor actieve jagers. Bij de Europese vos (Vulpes vulpes), die veel meer een alleseter is, zijn de hoektanden korter, kiezen breder en de kronen minder spits.

 

Voor zowel de poolvos als de Europese vos zou de Vroeg Pleistocene Vulpes alopecoides een mogelijke voorouder zijn. In de literatuur wordt ook wel V. praeglacialis genoemd, een soort die al dan niet een synoniem is van V. alopecoides. DNA-analyses suggereren echter dat Alopex lagopus eerder verwant is met de kitvos Vulpes velox, een bewoner van de woestijnen en parklandschappen van Noord-Amerika. Volgens deze analyses zou Alopex zich 250.000 jaar geleden van de kitvos hebben afgesplitst (MacDonald, 1992). Fossielen van de poolvos zijn vooral bekend uit het Weichselien. Van Vulpes vulpes zijn veel oudere fossielen bekend. Deze soort is teruggevonden in Holsteinien vindplaatsen als Montoussé, Lunel-Viel (Frankrijk) en Heppenloch (Duitsland) (Wandeler & Lüps, 1993).

Referenties

  • Ahrens, H.J. 1995 Portret van Pleistocene zoogdieren: De poolvos Alopex lagopus (Linnaeus, 1758).- Cranium 12 (1): 25-28.
  • Bosscha Erdbrink, D.P. 1993a Carnivora and a Whale: fossils from the Loowaard and the Rhederlaag.- Proceedings of the Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 96 (2): 117-142.
  • MacDonald, D. 1992 The velvet claw: a natural history of the carnivores. 256 pp. BBC Books, London.
  • Meijer, H.J.M. 2001 Mammoeten moeten ook drinken; een nieuwe visie op een laat-pleistoceen ecosysteem. - Cranium 18 (2): 17- 26.
  • Uum, R. van 2003 Zandwinning ‘Haerst' bij Zwolle, een vreemde eend in het rivierengebied. - Grondboor en Hamer 57 (6): 101-112.
  • Wandeler, A.I. & P. Lüps 1993 Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758) - Rotfuchs. In: M. Stubbe & F. Krapp (eds.). Handbuch der Säugetiere Europas. Band 5. Raubsäuger - Carnivora (Fissipedia) Teil I: Canidae, Ursidae, Procyonidae, Mustelidae 1: 139-193. AULA-Verlag, Wiesbaden.

Meer zoogdier register

Alces alces (Linnaeus, 1758)
Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen