ZOEKEN

MEER ZOOGDIER REGISTER

Bekijk alle zoogdier register in het overzichtNaar overzicht»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Alces alces (Linnaeus, 1758)

Taxonomie

Klasse
Mammalia
Orde
Artiodactyla
Familie
Cervidae
Geslacht
Alces
Soort
Alces alces (Linnaeus, 1758)

Voorkomen

Eland.

De eland valt met name op door zijn karakteristieke, schoffelvormig gewei. Het is dan ook niet toevallig dat de eerste fossielen die van dit grote hert uit ons land beschreven zijn een geweifragment en een schedel met gewei waren (de Man, 1878). De schedel was gevonden bij Lisse (collectie Naturalis, RGM 12288) en het gewei werd opgevist voor de kust bij Breskens. Al snel werden meer vondsten gedaan. Rutten (1909) kende al vier andere fossielen van dit hert. In een uitgebreid overzicht zette Walch (2000) alle Holocene vondsten op een rij. Daaruit blijkt dat de eland gedurende het hele Holoceen in ons land voorkwam. Er zijn tal van fossielen gevonden, waaronder een compleet skelet dat is opgegraven in het Overijsselse Punthorst. Verder is er een geweivondst uit een leemput bij Hattem beschreven door Erdbrink (1955).

Van deze grote hertensoort zijn geweitakken zeer karakteristiek. Elanden hebben een schoffelvormig gewei met de punten naar voren. Over de geologische ouderdom is veel te doen. Het is aan de hand van het gevonden materiaal niet zomaar vast te stellen of zij in het Laat-Pleistoceen dan wel in het Holoceen geplaatst moeten worden. De meeste hebben een Holocene ouderdom (Walch, 2000). Een bijna compleet skelet van een vrouwelijk exemplaar van Alces alces met een ouderdom van 9400 jaar voor Christus werd in 1967 gevonden tijdens bouwwerkzaamheden in Borne. Een analyse van deze vondst door Van Geel & van Wijngaarden-Bakker (2002) leverde een interessante reconstructie van de vindplaats op. Een analyse van de stuifmeelkorrels wijst er op dat deze eland gestorven in een biotoop met voedselrijk en ondiep water. De leefomgeving van de eland van Borne aan het begin van het Holoceen komt goed overeen met die van elanden die tegenwoordig in Scandinavië en Finland leven. Het skelet van de eland van Borne staat opgesteld in het Museum Natura Docet in Denekamp. Volgens een Drentse jachtvergunning zou de eland nog tot 1025 in Nederland hebben rondgelopen (Walch, 2000). Nu vindt men hem nog op hoge noordelijke breedte van alle woudachtige en merenrijke landen van Eurazië en Noord Amerika.

Bijzonderheden

Gewei eland.

Men kan de eland indelen in twee groepen, de Europese eland (Europa en West-Siberië) en de Amerikaanse eland (Noord-Amerika, Oost-Siberië en het Verre Oosten). Vertegenwoordigers van deze twee groepen verschillen in chromosoomaantal (bij de Europese 2n=68, bij de Amerikaanse 2n= 70). (Boeskorov, 1997). Op grond hiervan beschouwen sommigen hem als twee soorten, Alces alces L. (de Europese) en Alces americanus Clinton (de Amerikaanse) (Boeskorov, 1999). Het chromosoom patroon van de Amerikaanse bestaat uit 68 acrocentrische chromosomen + de XY na. Als van die 68 acrocentrische chromosomen twee paar acrocentrische chromosomen fuseren tot twee metacentrische, dan houd je 64 acrocentrische + 2 metacentrische chromosomen over. Dit zou erop kunnen duiden dat de eland in Amerika is ontstaan.

Kiezen eland.
Volgens Lister (1993) komt deze eland voor vanaf zo'n 100.000 jaar geleden tot heden. De eland is de grootst nu nog levende hertensoort. Het heeft min of meer dezelfde grootte als het reuzenhert. De botten zijn echter goed te onderscheiden van het reuzenhert. Een uitgebreide vergelijking tussen het skelet van de eland en die van het reuzenhert werd gemaakt door Walch (2000). Ook in het gebit zijn verschillen te vinden. Zo is de achterste lob van de onderkaaks laatste premolaar een eilandje, dat niet gevormd is bij het reuzenhert. De eland evolueerde uit Alces latifrons. Zowel de lichaamsgrootte als de lengte van de stang nam af waardoor een schoffelvormig gewei met de punten naar voren overbleef. Eenzame, wilde bossen, rijk aan broeklanden en ontoegankelijke moerassen, dichte wouden van wilgen, berken, espen en andere loofbomen vormen zijn leefgebied.

Referenties

  • Boeskorov, G.G. 1997 Chromosomal differences in Moose (Alces alces L., Artiodactyla, mammalia). - Russian Journal of Genetics 33 (7): 825-828.
  • Boeskorov, G. 1999 New data on Moose (Alces, Artiodactyla) Systematics. - Säugetierkundliche Mitteilungen 44 (1): 3-13.
  • Erdbrink, D.P. 1955 On one of the oldest known remains of the common Elk, Alces alces L., found recently in the Netherlands.- Geologie en Mijnbouw, (n.s.) 16 : 301 - 309.
  • Geel, B. van & L.H. van Wijngaarden-Bakker 2002 De Eland van Borne en het gebruik van stuifmeel voor milieu-reconstructie en datering.- Grondboor & Hamer 54 (5): 137-141.
  • Lister, A.M. 1993 Evolution of Mammoth and moose: the Holarctic perspective.- in: Morphological change in Quaternary mammals of North America (eds. Martin, R.A. en A.D. Barnosky): 178-204.
  • Man, J.C. de 1878 Een elandshoren opgevischt in de Schelde. Mededeeling over eenige beenderen in of nabij Zeeland gevonden.- Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen III (3): 1-22.
  • Walch, K. 2000 De eland in het Holoceen van Nederland, 1: Algemeen.- Cranium 17 (1): 30-46; 2 Vondsten en Vindplaatsen.- Cranium 17 (2): 90-111.

Meer zoogdier register

Alces gallicus (Azzaroli, 1952)/Alces latifrons (Johnson, 1874)
Alopex lagopus (Linnaeus, 1758) en Vulpes vulpes (Linnaeus, 1758)
Anancus arvernensis (Croizet & Jobert, 1828)
Aonyx antiquus (De Blainville, 1841)
Arvicola
Bison menneri Sher, 1997
Bison priscus Bojanus, 1827
Bos primigenius Bojanus, 1827
Bubalus murrensis (Berckhemer, 1927)
Canis etruscus Forsyth Major, 1877
Canis lupus Linnaeus, 1758
Capra ibex Linnaeus, 1758
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
Castor fiber Linnaeus, 1758
Cervus elaphus Linnaeus, 1758
Cervus rhenanus Dubois, 1904
Chalicotherium sp.
Coelodonta antiquitatis (Blumenbach, 1799)
Crocuta crocuta spelaea (Goldfuss, 1810)
Dama dama (Linnaeus, 1758)
Desmaninae uit het Pleistoceen
Eekhoorns uit het Pleistoceen
Elephas antiquus
Enhydrictis ardea (Bravard, 1828)
Equus caballus Linnaeus, 1758
Equus hemionus Pallas, 1775
Equus hydruntinus Regalia, 1907
Equus major Boule, 1927
Erinaceidae uit het Pleistoceen
Eucladoceros ctenoides (Nesti, 1841)
Gazella deperdita (Gervais, 1847)
Gewone mol uit het Pleistoceen
Gulo schlosseri Kormos, 1914
Hamsters en springmuizen uit het Pleistoceen
Hipparion sp.
Hippopotamus amphibius Linnaeus, 1758
Homo sapiens Linnaeus, 1758
Homotherium latidens Owen, 1846
Hyaena brevirostris Aymard, 1846
Hyaena perrieri Croizet & Jobert, 1828
Hystrix refossa Gervais, 1852
Lagomorpha uit het Pleistoceen
Lemmingen uit het Pleistoceen
Leptobos elatus (Pomel, 1853 ex Croizet)
Lutra lutra (Linnaeus, 1758)
Lynx lynx (Linnaeus, 1758)
Macaca sylvanus florentina (Cocchi, 1872)
Mammut borsoni (Hays, 1834)
Mammuthus meridionalis (Nesti, 1825)
Mammuthus primigenius
Mammuthus trogontherii
Megaloceros dawkinsi (Newton, 1882) en Megaloceros savini (Dawkins, 1887)
Megaloceros giganteus (Blumenbach, 1808)
Meles meles (Linnaeus, 1758)
Microtus
Mimomys
Muizen uit het Pleistoceen
Oerhermelijn, wezel en bunzing
Ovibos moschatus (Zimmermann, 1780)
Panthera gombaszoegensis Kretzoi, 1938
Panthera pardus (Linnaeus, 1758)
Panthera spelaea (Goldfuss, 1810)
Praeovibos priscus Staudinger, 1908
Rangifer tarandus (Linnaeus, 1758)
Rosse woelmuis uit het Pleistoceen
Slaapmuizen
Soergelia minor Moyà-Solà, 1987
Spitsmuizen uit het Pleistoceen
Stephanorhinus etruscus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus hemitoechus (Falconer, 1868)
Stephanorhinus kirchbergensis (Jäger, 1839)
Sus scrofa Linnaeus, 1758
Sus strozzii Meneghini; Forsyth Major, 1881
Tapirus arvernensis Croizet & Jobert, 1828
Trogontherium cuvieri Fischer von Waldheim, 1809
Ungaromys
Ursus arctos Linnaeus, 1758 & U. deningeri Von Reichenau, 1904
Ursus etruscus Cuvier, 1823
Ursus spelaeus Rosenmüller & Heinroth, 1794
Woelmuizen uit het Pleistoceen