Keerkringvogels zijn rankgebouwde vogels die leven boven tropische en subtropische zeeën. Het grootste deel van de tijd brengen ze vliegend boven de golven door, op jacht naar vis. Ze komen alleen aan land om te broeden. Er leven nog drie soorten keerkringvogels: roodsnavelkeerkringvogel (Phaethon aethereus), witstaartkeerkringvogel (Phaethon lepturus) en roodstaartkeerkringvogel (Phaethon rubricauda). Miljoenen jaren geleden leefde er nog een vierde soort: Heliadornis ashbyi. Dat hij tijdens het Mioceen in Nederland voorkwam, weten we dankzij fossiele resten die van deze vogel zijn gevonden.
In de zandwinning De Kuilen bij Langenboom in Noord-Brabant zijn enkele botjes van de keerkringvogel opgebaggerd. Natuurlijk kun je met een paar botjes niet met zekerheid zeggen hoe een uitgestorven diersoort eruit heeft gezien. Wel kunnen we die gevonden fossielen vergelijken met botten van nu nog levende verwanten. Deze verwanten kunnen ons een idee geven van het uiterlijk en de leefwijze van de uitgestorven soort.
Aan de hand van de in Langenboom gevonden botten van Heliadornis, kunnen we afleiden dat hij ongeveer even groot was als de moderne roodsnavelkeerkringvogel Phaethon aetherereus. Deze heeft een lengte van ongeveer 95-106 cm, een vleugelspanwijdte van 111-119 cm en een gewicht van ongeveer 800 gram. Heliadornis had waarschijnlijk vergelijkbare maten. Het dier had lange vleugels. Deze duiden op een uitstekend vliegvermogen en stelden Heliadornis in staat om urenlang boven de golven te zweven. Dit stemt overeen met het normale gedrag van keerkringvogels. Deze zeevogels brengen namelijk een groot deel van hun leven in de lucht door, op zoek naar voedsel. De snavel van een keerkringvogel is een handig instrument om vis te grijpen: sterk en spits, met een gekarteld snijvlak. De kartelrand voorkomt dat een glibberige vis wegglipt.
Over de vorm en kleur van het verenkleed kunnen we moeilijk iets zeggen. Er zijn van Heliadornis namelijk geen fossiele veren gevonden. Mogelijk was Heliadornis ashbyi net als de roodsnavelkeerkringvogel getooid met een wit verenkleed, met hier en daar zwarte vlekken op de kop en de rug. Het dier had waarschijnlijk ook de voor keerkringvogels kenmerkende sierlijke lange staartveren.
Keerkringvogels hebben zeer korte pootjes die ver naar achteren staan. Omdat ze in de loop van de evolutie aangepast zijn geraakt om vrijwel permanent vliegend in de lucht te leven zijn de pootjes sterk gereduceerd. Daardoor zijn keerkringvogels niet in staat om goed te lopen. Hun pootjes zijn simpelweg te zwak om het lichaam te dragen. Op het land komen de dieren dan ook meer kruipend dan lopend vooruit. Ze glijden onhandig op hun borst over de grond en het enige dat ze met de pootjes kunnen doen is zich afzetten, als een kind dat liggend op een slee vaart probeert te maken. De plaatsing van de poten ver naar achteren is een typerend kenmerk van watervogels. Eenden, zwanen en aalscholvers hebben dat bijvoorbeeld ook. Pootjes achteraan het lichaam vergemakkelijken het peddelen. Het wegduwen van een lichaam in water kost aanmerkelijk minder energie dan het vooruit te ‘trekken'. Keerkringvogels kunnen dan ook uitstekend zwemmen, daarbij handig geholpen door de zwemvliezen die tussen alle tenen zitten.
Door te kijken naar thans levende keerkringvogels van het geslacht Phaethon kunnen we een redelijke indruk krijgen van de leefwijze van Heliadornis. Phaethon brengt het grootste deel van zijn leven boven zee door en komt alleen aan land tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen vliegen ze boven zee rond, op zoek naar vissen en inktvissen die vlak onder het oppervlak zwemmen. Door middel van gerichte stootduiken proberen ze hun prooi te vangen.
Tijdens zijn lange vluchten boven zee is Phaethon alleen of in gezelschap van een andere keerkringvogel. Alleen tijdens het broedseizoen vormen ze kleine kolonies. Hun nesten maken ze op eilanden of op kliffen die ontoegankelijk zijn voor roofdieren.
Omdat Phaethon met zijn korte pootjes niet echt kan lopen, vind de balts - de paringsdans - vooral in de lucht plaats. Groepen mannetjes vliegen boven de nestplaatsen in verticale cirkels, waarbij ze hun staartveren heen en weer zwaaien in een poging om een vrouwtje te versieren. De koppels die zich vormen zoeken een nestplaats om te paren en eieren te leggen. Er word 1 ei gelegd, dat voornamelijk door het vrouwtje word uitgebroed. Het mannetje gaat terug naar zee om voedsel te zoeken. Na 40 tot 46 dagen komt het ei uit. Het jong word door beide ouders verzorgd. Het jong blijft alleen achter in het nest, terwijl beide ouders op zoek gaan naar voedsel. Na 12 tot 13 weken is het jong oud genoeg om het nest te verlaten. In eerste instantie is het dan nog niet in staat om te vliegen. Jongen drijven eerst een paar dagen op zee om gewicht te verliezen. Pas dan zijn ze in staat om zich in het luchtruim te verheffen.
In de periode waarin Heliadornis leefde, het Mioceen, was de zeespiegel hoger dan nu. Een groot deel van Nederland lag onder water. De kustlijn bevond zich ter hoogte van Roermond. Het klimaat op de gematigde breedte waar Nederland zich reeds bevond was warmer dan tegenwoordig. Nederland bestond dus grotendeels uit een vrij warme zee. Voor een moderne keerkringvogel zou die zee nog te koud zijn, maar Heliadornis was waarschijnlijk beter bestand tegen wat lagere temperaturen.
Van Heliadornis zijn behalve in ons land ook fossielen gevonden in Maryland, in het oosten van Noord-Amerika. De soort had dus een trans-Atlantische verspreiding (in tegenstelling tot moderne keerkringvogels) en kwam tot op hogere breedtegraden voor. Moderne keerkringvogels zijn beperkt tot zuidelijker gebieden. De roodsnavelkeerkingvogel is de noordelijkst voorkomende soort en is te vinden vanaf de Canarische Eilanden, ter hoogte van West-Afrika.
Heliadornis leefde gedurende het Midden- en Laat-Mioceen, ongeveer 5 tot 15 miljoen jaar geleden. In het Plioceen, het tijdperk dat op het Mioceen volgde, zo'n 1,8 tot 5 miljoen jaar geleden, vonden er veel heftige klimaatsveranderingen plaats. Zeestromen gingen anders lopen, de zeespiegel kwam lager te liggen en de temperatuur op aarde daalde geleidelijk. Diersoorten die zich niet staande konden houden in de koudere omstandigheden stierven uit. Heliadornis was ook dit lot beschoren. Vermoedelijk stierf de soort in het Vroeg-Plioceen uit.
De voorouder van de keerkringvogels (Phaethontidae) stamt uit het Eoceen, zo'n 34 tot 56 miljoen jaar geleden. Prophaethon shrubsolei is de vroegste soort die is gevonden Deze soort splitste zich in de loop van de tijd in de drie nog levende soorten keerkringvogels (Phaethon aethereus - roodsnavelkeerkringvogel, Phaethon lepturus - witstaartkeerkringvogel en Phaethon rubricauda - roodstaartkeerkringvogel) en de fossiele verwant Heliadornis ashbyi.
Keerkringvogels en hun voorouders werden lange tijd ingedeeld binnen de orde Pelecaniformes, de orde van de roeipotigen, waartoe ook pelikanen, aalscholvers en jan van genten behoren. Deze taxonomische indeling was gebaseerd op hun karakteristieke poten. Roeipotigen hebben zwemvliezen tussen alle tenen, wat ook bij keerkringvogels het geval is. Dit in tegenstelling tot andere watervogels, waarbij de zwemvliezen alleen tussen de drie voorste tenen zitten. Onlangs liet uitgebreid DNA-onderzoek echter zien dat keerkringvogels, ondanks die karakteristieke poten, toch niet in het rijtje van de roeipotigen thuis horen. Ze blijken meer verwant te zijn aan futen en flamingo's. Een mogelijke verkaring is dat de voor roeipotigen typerende zwemvoet in de loop van de evolutie meerdere keren binnen niet-verwante groepen vogels is ontstaan in plaats van, zoals eerder gedacht werd, slechts éénmaal binnen een enkele groep.
Het is nog maar een paar jaar geleden dat er in Nederland voor het eerst fossiele resten van Heliadornis gevonden zijn. Dit was in een natuurgebied in Noord-Brabant tussen de plaatsen Mill en Langenboom, ook wel de Kuilen genoemd. In een deel van dit gebied vindt zandwinning plaats en rond de spuitmond waar het zand uit de baggerbuis stroomt wordt vaak naar fossielen gezocht. De fossielen die er gevonden worden komen allemaal uit mariene (=zee)afzettingen en er zijn dan ook vooral veel schelpen en haaientanden te vinden. Regelmatig duiken er ook fossiele resten op van zeevogels, waaronder dus ook de resten van onze keerkringvogel. De afzettingen bij Mill stammen uit het Tortonien, een periode uit het Mioceen, wat betekent dat ze ongeveer 7 tot 11 miljoen jaar oud zijn.
- Esther Langen, Naturalis
Cramp et al. 1977. Handbook of the Birds of Europe, the Middle East and North Africa - Vol I. - Oxford University Press.
Hackett et al. 2008. A Phylogenomic Study Of Birds Reveals Their Evolutionary History. - Science 320: 1763-1768.
Marchant et al. 1990. Handbook of Australian, New Zealand and Antarctic Birds - Vol I, Part B. - Oxford University Press.
Nelson, J.B. 2005. Pelicans, Cormorants and Their Relatives. - Oxford University Press.
Olson, S.L. & C.A. Walker 1997. A Trans-Atlantic Record of the Fossil Tropicbird Heliadornis Ashbyi (Aves: Phaethontidae) From The Miocene Of Belgium. - Proceedings of the Biological Society of Washington 110(4): 624-628.
Olson, S.L. 1985. A New Genus of Tropicbird (Pelecaniformes: Phaethontidae) From the Middle Miocene Formation of Maryland. - Proceedings of the Biological Society of Washington 98(4): 851-855.
Wijnker E.T.G. Miocene and Pliocene Marine Birds From Mill, The Netherlands.
Website Bird Families of the World
Website Mango Verde
Website Vroege Vogels
Website Wikipedia (Engels / Nederlands)
Website ZipcodeZoo