Rhynchosauroides peabodyi is een hagedisachtig reptiel dat tijdens het Trias in ons land leefde. Uit de pootafdrukken die gevonden zijn in Winterswijk is direct zichtbaar dat het een dier was dat zich ‘overstapt'. Overstappen is een loopwijze waarbij de achterpoot bij de verplaatsing naar voren op nagenoeg dezelfde plek terechtkomt als de voorpoot. Deze manier van lopen is kenmerkend voor hagedissen. Het geeft aan dat de poten van Rhynchosauroides, net als bij de meeste reptielen, meer zijstandig geplaatst waren en niet onderstandig, zoals bij zoogdieren en vogels. Het rechtophouden van het lichaam met zijwaarts geplaatste poten kost meer energie en is bewegingstechnisch minder efficiënt. Toch kunnen dieren met zijstandige poten hard rennen, zoals bijvoorbeeld een krokodil op volle snelheid bewijst.
Rhynchosauroides was een middelgroot reptiel met een maximale lengte van ongeveer 120 centimeter. Vermoedelijk was de staart langer en dunner dan bij andere Rhynchosauridae. Ook de kop was langer en smaller. De achterpoten waren robuuster gebouwd dan de voorpoten en de achterpoten waren steviger dan de voorpoten. Vermoedelijk was het dier in staat om op zijn achterpoten te staan om bij hooghangende bladeren te komen. De poten hadden lange tenen met puntige nagels, die goed van pas kwamen op de soms glibberige ondergrond van kleiig kalkslib. Dit is ook af te lezen aan sommige fossiele loopsporen, waarbij duidelijke uitglijers zichtbaar zijn.
Rhynchosauroides leefde aan de rand van een ondiepe en warme binnenzee die tijdens het Trias een groot deel van ons land bedekte. Het dier had een amfibische levenswijze, maar spendeerde vermoedelijk meer tijd in het water dan op het land. Zijn langgerekte en gestroomlijnde bouw maakt hem een goede zwemmer. In het water bewoog hij zich waarschijnlijk als een krokodil voort, met s-vormige golfbewegingen van het lichaam. De poten hield hij tijdens het zwemmen tegen het lichaam gedrukt, om zo min mogelijk weerstand op te wekken. Op het land kon het dier echter ook vrij goed uit de voeten. Dat bewijzen fossiele voetsporen die de sauriers hebben achtergelaten in het natte kalkslib dat door de zee is afgezet op wadachtige overstromingsvlakten langs de kust. In de loop van de miljoenen jaren is dit slib tot kalksteen verhard. De kalksteen wordt nu ontgonnen in steengroeven bij Winterswijk ten behoeve van onder meer de cementfabricage. Bij het splijten van de kalksteenplaten zijn duizenden voetafdrukken gevonden.
Vermoedelijk was Rhynchosauroides een planteneter die zich voedde met wad- en waterplanten. Over de vegetatie zelf weten we door het gebrek aan fossielvondsten vrijwel niets, maar omdat er destijds een vrij warm klimaat heerste kunnen we aannemen dat er in de omgeving van Rhynchosauroides voldoende groeide. Ook de veelheid aan (kruisende) voetsporen wijst op een vrij grote 'bevolkingsdichtheid' van sauriërs. Om al die dieren te onderhouden moet de leefomgeving een behoorlijke draagkracht hebben gehad.
Behalve om te eten en mogelijk om te zonnen kwam Rhynchosauroides vermoedelijk ook aan land om zich voort te planten. Zoals alle sauriers legde ook deze groep eieren. Deze legden ze vermoedelijk op de stranden in kuilen, waarna ze werden verlaten, net als bij zeeschildpadden. De zon verwarmde het zand en hield de eieren op temperatuur tot ze uitkwamen.
Behalve in Winterswijk zijn ook in Duitsland en Oostenrijk voetsporen van R. peabodyi gevonden. Dit wijst erop dat de ondiepe binnenzee waar de dieren leefden zich over een groot gebied uitstrekte.
Rhynchosauroides peabodyi leefde in het Trias. Wanneer de soort is uitgestorven is niet precies bekend, maar vermoedelijk gebeurde dat aan het eind van het Trias, toen er sprake was van een geleidelijke klimaatsverandering en veranderingen in de zeespiegel.
Rhynchosauridae hebben geen levende verwanten. Aan het einde van het Trias stierf deze groep reptielen volledig uit, zonder afstammelingen na te laten. Uit het Trias van Winterswijk zijn meer dan tien verschillende soorten reptielen bekend. Daaronder ook een op R. peabodyi lijkend reptiel dat op een aantal punten afwijkt. Mogelijk betreft het een tweede soort Rhynchosauroides. Het kan ook zijn dat er binnen R. peabodyi sprake was van grote morfologische variatie. In dat geval zou het dus om een variant van R. peabodyi gaan. Het wachten is op aanvullende vondsten duidelijkheid kunnen verschaffen.
Op tientallen meters meters diepte in een kalksteengroeve in Winterswijk bevinden zich kalksteenlagen die gerekend worden tot het zogenaamde Röt en de Muschelkalk. Dit zijn sedimentlagen die in het Midden-Trias (rond 240 miljoen jaar geleden) werden afgezet. Dit gebeurde door sedimentatie van slib in een ondiepe binnenzee en op wadvlakten in de kuststreek die regelmatig door de zee werden overspoeld. Vooral in de Muschelkalklaag zijn veel overblijfselen van gewervelde dieren gevonden, met name van reptielen, maar ook van vissen en ongewervelde dieren zoals schelpen en krabben. Van R. peabodyi zijn tot op heden alleen voetsporen gevonden, geen skeletresten. Dat is ook de reden dat de klasse waartoe deze dieren worden gerekend aanduidt met de term 'Ichnofauna Reptilia.' Vrijvertaald betekent dit zoveel als 'reptielen waarvan alleen sporen en geen overblijfselen van het lichaam zijn gevonden'.
Op sommige pootafdrukken is zelfs een huidafdruk te zien. Vaker komen pootsporen met nagelindrukken voor. In tegenstelling tot sporen van sommige andere sauriërs uit Winterswijk zijn bij die van R. peabodyi geen sleepsporen van de staart zichtbaar. De dieren moeten hun staart dus tijdens het lopen van de grond gehouden hebben. De pootafdrukken zijn zo goed bewaard gebleven doordat ze gemaakt werden in natte kalkslib, die vervolgens snel in de zon is opgedroogd. Vervolgens werden ze met een nieuw sliblaagje bedekt door de opkomende vloed. Sommige sporen lopen meters door maar kunnen vanwege instortingsgevaar niet worden uitgehakt. Enkele jaren geleden legden leden van de Muschelkalkwerkgroep Winterswijk en studenten van de Universiteit van Bonn en Naturalis een zeer lang loopspoor bloot op de bodem van de groeve. Dit meterslange spoor bevat pootafdrukken van verschillende sauriërs. Het geeft niet alleen gedetailleerde informatie over de loopwijze van de dieren maar toont ook aan dat makers van de sporen tegelijkertijd leefden.
- Barbera Winkelman, Naturalis
Diedrich, C. 2001. Vertebrate track bed stratigraphy of the Röt and basal Lower Muschelkalk (Anisian) of Winterswijk (East Netherlands). - Geologie & Mijnbouw 80(2): 31-39.
Diedrich, C. 2008. Millions of reptile tracks- Early to Middle Triassic carbonate tidal flat migration bridges of Central Europe- reptile immigration into the Germanic Basin. - Paleogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology 259: 410-423.
Hunt, A. P. & S. G. Lucas 2007. A new tetrapod ichogenus from the Upper Triassic of New Mexico, with notes on the ichnotaxonomy of Rhynchosauroides. - The Global Triassic, New Mexico Museum of Natural History and Science bulletin 41: 71-77.
Oosterink, H. 2005. Sauriërs en andere prehistorische dieren uit de Muschelkalk van Oost-Nederland. - Straatgras 17(1): 8-10.
Oosterink, H., W. Berkelder, C. de Jong, J. Lankamp & H. Winkelhorst 2003. Sauriërs uit de onder-Muschelkalk van Winterswijk. - Staringia 11.