Geologie van Nederland
is een initiatief van

Reuzenlederschildpad

Eosphargis gigas

Taxonomie

Klasse
Sauropsida
Orde
Testudines (schildpadden)
Familie
Dermochelyidae (lederschildpadden)
Geslacht
Eosphargis
Soort
Eosphargis gigas

Karakterisering

Skelet van Eosphargis gigas.

Eosphargis gigas is een fossiele vertegenwoordiger van de lederschildpadden (Dermochelyidae), een familie van zeeschildpadden waarvan tegenwoordig nog één soort, de lederschildpad (Dermochelys coriacea), bestaat. De lederschildpad is met een lengte van 2,56 meter de grootste levende schildpad. De reuzenlederschildpad was waarschijnlijk nog groter. Hij kwam voor van het Maastrichtien in het Laat-Krijt  tot aan het vroege Eoceen en leefde van ongeveer 70 miljoen tot 49 miljoen jaar geleden.

Uiterlijk

Lederschildpad Dermochelys coriacea, recente verwant van Eosphargis gigas, in Frans-Guyana.

Lederschildpadden zijn de grootste zeeschildpadden en behoren met een gewicht van 916 kilogram tot de zwaarste reptielen. De flippervormige voorste zwempoten zijn langer dan van andere zeeschildpadden en kunnen een spanwijdte hebben van 2,7 meter. Met deze flippers 'vliegen' de zeeschildpadden onder water. Het opmerkelijke lichaam van de lederschildpad, met  kammen over en onder het lichaam en grote aangepaste zwempoten, is uitermate geschikt voor lange-afstandzwemmen in de open oceaan. In het skelet van Eosphargis gigas is deze bouw van een marathonzwemmer ook terug te vinden.

 

Lederschildpadden hebben een langgerekte, druppelvormige romp en heeft daardoor goede hydrodynamische eigenschappen. Hij zorgt onder meer voor weerstandsvermindering. De romp wordt omsloten door een deels verbeend schild dat uit twee delen bestaat: rugschild en buikschild. Deze zijn aan de randen met elkaar vergroeid. Het gesloten schild van schildpadden ontstaat doordat de ribben zich aan de bovenkant verbreden en elkaar op een geven moment raken. Zo ontstaat een dicht pantser dat het lichaam beschermt. Bij de reuzenlederschildpad en andere lederschildpadden zijn de ribben echter slechts weinig verbreed en tussen de ribben bevinden zich grote open stukken.

 

Het buitenste schild van de reuzenlederschildpad bestond niet uit hoornplaten. Net als bij de huidige lederschildpadden groeide over het halfopen skeletschild een dikke, taaie huid.

 

Het skelet van lederschildpadden is niet helemaal verbeend, maar bestaat voor een groot deel uit kraakbeen. Skeletten van pasgeboren reptielen bestaan vrijwel geheel uit kraakbeen, maar tijdens de groei wordt het kraakbeen steeds meer vervangen door been. Het skelet van een lederschildpad verbeent pas op zeer hoge leeftijd. Gedurende een groot deel van hun leven behouden de dieren dus 'jeugdige' eigenschappen. Dit verschijnsel wordt neotenie genoemd en komt vaker bij dieren voor. Kraakbeen is zacht en fossiliseert alleen in uitzonderlijke omstandigheden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er van de reuzenlederschildpad vooral skeletten van zeer oude individuen zijn gevonden.

 

In tegenstelling tot andere soorten schildpadden met verborgen nek (Cryptodira) kon de reuzenlederschildpad zijn nek, staart en poten niet intrekken en onder zijn schild verbergen. Ook de moderne lederschildpadden kunnen dat niet.

Leefwijze

De meeste moderne zeeschildpadden leven in de kustzone tot een diepte van 200 meter. De lederschildpad daarentegen leeft in volle zee en begeeft zich slechts in de kustwateren tijdens het voortplantingsseizoen. Ook de reuzenlederschildpad voelde zich thuis in diep water. Tijdens het Vroeg-Eoceen waren ons land en het aangrenzende België voor een groot deel bedekt door een vrij diepe zee.

 

Waarschijnlijk bestond het dieet van de reuzenlederschildpad net als dat van de moderne lederschildpad voornamelijk uit kwallen, manteldieren (waaronder zakpijpen) en andere weke ongewervelden.

Geografische verspreiding

Bronzen reconstructie van Eosphargis gigas in Quenast.

Het is aannemelijk dat de reuzenlederschildpad als open-oceaanbewoner een grote verspreiding had en evenals de moderne lederscildpad niet strikt gebonden was aan tropische wateren. Pas recent is ontdekt dat de lederschildpad in zekere mate warmbloedig is, waardoor hij ook in kouder water kan leven. Ook in de Noordzee komen soms lederschildpadden voor, zij het bij hoge uitzondering. Ze verkeren over het algemeen in goede conditie.

 

Het enige complete skelet van een reuzenlederschildpad is in 1906 in Quenast in België gevonden. Het skelet heeft een lengte van 2,65 meter. Het fossiel bevond zich in mariene kleilagen uit het Eoceen en is nu te bezichtigen in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel. In Quenast staat tegenwoordig een standbeeld van de reconstructie.

Voorkomen in de tijd

De eerste fossielen van volledig aan zeeleven aangepaste zeeschildpadden stammen uit het eind van het vroege Krijt (112 tot 100 miljoen jaar geleden). De Chelonioidea behoren tot de weinige groepen zeereptielen die de zogenaamde Krijt-Tertiair-massa-extinctie overleefden, waarbij rond 65 miljoen jaar geleden op de grens van het Krijt en het Paleoceen in relatief korte tijd zeer veel planten- en dierensoorten op aarde uitstierven. De uitsterving was vermoedelijk het gevolg van de inslag van een gigantische meteoriet en maakte niet alleen een einde aan de dinosauriërs, maar richtte ook in zee een grote slachting aan. De meeste grote zeereptielen, zoals de mosasauriërs en grote zeeschildpadden stierven uit. De Dermochelyidae maakten een bloeperiode door in het Vroeg-Eoceen, zo'n 56-48,5 miljoen jaar geleden.

Evolutie

Naast de reuzenlederschildpad leefde in het Vroeg-Eoceen ook E. breineri, getuige een vondst in 1959 in Denemarken. Na het Eoceen verminderde de verscheidenheid van de lederschildpadden gestaag. Vandaag de dag kennen we alleen nog de 'gewone' lederschildpad.

 

Primitieve lederschildpadden hadden een schild dat qua bouw vergelijkbaar was met dat van andere zeeschildpadden, maar in de loop van de evolutie zijn de beenachtige structuren in het schild gereduceerd tot vele kleine beenachtige plaatjes van 3-4 millimeter dik die een mozaïekpatroon vormen. Dit mozaïekpatroon ontbreekt echter bij de reuzenlederschildpad. Zijn pantser was reeds sterk gereduceerd en was een tussenvorm tussen dat van een 'gewone' zeeschildpad van de familie Cheloniidae en de lederschildpad.

Vindplaatsen in Nederland

Fossielen van reuzenlederschildpadden zijn nog niet in ons land aangetroffen, hoewel we ze hier wel kunnen verwachten. In België zijn immers skeletresten aangetroffen in Eocene afzettingen die plaatselijk aan het oppervlak liggen. Op het strand van Cadzand in Zeeland worden af en toe Eocene fossielen opgeraapt. Het gaat om haaientanden, schelpen en resten van krabben die door het water worden losgewoeld uit oude lagen voor de kust. Vermoedelijk zijn deze fossielen afkomstig uit verspoelde Eocene afzettingen die oorspronkelijk in de Vlaamse Vallei in België lagen. In de Westerschelde krijgen vissers weleens fossielen in hun netten afkomstig uit kleilagen van Oligocene en mogelijk Eocene ouderdom. Die klei heeft onder meer ribben van zeekoeien opgeleverd. Ook de bodem van de Noordzee levert zeer oude fossielen. Enkele daarvan zijn zeker van Eocene ouderdom, zoals wervels van primitieve walvissen. Ze zijn met sleepnetten opgevist, als bijvangst van de visserij op platvis. Het is dus niet ondenkbaar dat skeletresten van een reuzenlederschildpad eens in ons land aan het licht komen.

 

- Remon Visser, Naturalis

Meer informatie

»

Callaway, J.M. & E.L. Nicholls 1997. Ancient Marine Reptiles. - Academic Press, San Diego.

»

Camper, P. 1786. Conjectures relative to the petrifications found in St. Peter's Mountain near Maestricht. - Philosophical Transactions of the Royal Society of London 76: 443-456.

»

Goff, G.P. & J. Lein 1988. Atlantic leatherback turtles, Dermochelys coriacea, in cold water off Newfoundland and labrador. - Canadian Field Naturalist 102: 1-5.

»

Ernst, C.H. & R.W. Barbour 1989. Turtles of the World. - Smithsonian Institution Press, Washington D.C.

»

Hirayama, R. 1997. Distribution and diversity of Cretaceous chelonioids. - In: Callaway & Nicholls 1997.

»

Lydekker, R. 1906. Guide to the gallery of Reptilia and Amphibia in the department of zoology of the British Museum (Natural History). - British Museum, London. Bekijk in Biodiversity Heritage Library

»

Moody, T.J. 1997. The paleogeography of marine and coastal turtles of the north Atlantic and trans Saharan region. - Academic Press, San Diego.

»

Perrine, D. 2003. Sea turtles of the world. - Voyageur press, Stillwater, MN.

»

Rhodin, A.G.J., J.A. Ogden & G.J. Conlogue 1981. Chondro-osseous morphology of Dermochelys coriacea, a marine reptile with mammalian skeletal features. - Nature 290: 244-246.

Auteurs

  • Rémon Visser

Meer reptielen